Lecture zuur-base evenwicht en bloedgas Flashcards

1
Q

zuur

A

een stof die een H+ kan afstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

base

A

een stof die een H+ kn opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

CO2 zuur of base

A

CO2 is een zuur. Chemisch gezien is dit een zeer dubieuze uitspraak. CO2 gas is niet ‘zuur’ en in de structuurformule is geen H+ ion dat in water kan dissociëren. Tegelijkertijd heet CO2 in de ‘volksmond’ (onterecht) ‘koolzuur’. De correcte benaming voor CO2 is koolstofdioxide. Maar,
CO2 opgelost in water gedraagt zich wel als een zuur. CO2 vormt, opgelost in water, koolzuur (H2CO3). Koolzuur is een zwak zuur. Benadrukken dat CO2 een zuur is heeft te maken met de manier waarop CO2 bij de interpretatie van bloedgassen wordt geïnterpreteerd als zuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een hoge H+ conc staat gelijk aan

A

een lage pH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pH=

A
  • log[H+]
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aantal vrije mmol zuren en watervolume mmol vrije h+

A

Het metabolisme produceert veel meer zuur dan de concentratie H+ ionen in het extracellulaire vocht. Dagelijks wordt er 15000 mmol ‘zuur’ (CO2) geproduceerd bij de normale verbranding.
Daarnaast produceert het lichaam per dag nog 40 – 80 mmol andere zuren. Let wel, dat is exclusief de bekende zuren lactaat en ketonen. De netto productie van lactaat en ketonen is -0- mmol/l omdat productie en consumptie in de steady state situatie volledig in evenwicht zijn. (De
netto productie van lactaat en ketonen is overigens wel verhoogd bij belangrijke ziekte beelden zoals hypovolemische shock en diabetische ketoacidose.).
De reden om deze dia te tonen is het enorme verschil tussen de hoeveelheid vrij H+ bij een pH van 7,4 en het aantal milimolen zuur dat dagelijks moet worden uitgescheiden. Het systeem moet een
enorme efficiëntie bezitten.

watervolume = 42L, dus totaal 1,7 mmol vrij H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

regulatie van zuur base balans

A

Er zijn verschillende manieren waarop het lichaam het zuur-base evenwicht in stand houdt.
Verdunning: Zuur verdeelt zich over het intracellulaire en extracellulaire vocht (ongeveer 48 liter).
Dat is een zeer inefficiënt systeem voor de regulatie.
Buffering: Zuur wordt zowel intra- als extracellulair gebufferd.
De ademhaling is de belangrijkste manier om de enorme hoeveelheid CO2 die dagelijks wordt geproduceerd kwijt te raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Buffering

A

intracellulair; hemoglobine en fosfaat
extracellulair; eiwitten, fosfaat en bicarbonaat

Buffering van H+ in erytrocyten is in dit verhaal verder niet uitgewerkt, maar vormt een belangrijke fysiologische voorwaarde voor zuurstof en CO2 transport van en naar de
weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

belangrijke buffer in het bloed is

A

koolzuur - bicarbonaat systeem

H2CO3 <–> HCO3- + H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Koolzuur - bicarbonaat systeem

A

Op zichzelf is het koolzuur (H2CO3) / bicarbonaat (HCO3
-) systeem geen ideale buffer. Ideale buffers zijn buffers waarbij het evenwicht ‘in het midden’ ligt. Er is evenveel zuur als base. Het ‘evenwicht’ van het koolzuur / bicarbonaat system ligt ver naar rechts: de hoeveelheid koolzuur in het extracellulaire vocht bedraagt ongeveer 1 mmol/l, de hoeveelheid bicarbonaat in het
extracellulaire vocht bedraagt 20 – 24 mmol/l. Maar, het system is zo krachtig omdat het een open einde system is.

Het koolzuur / bicarbonaat buffersysteem is zo krachtig omdat het een open einde system is. Door de snelheid en de diepte van de ademhaling (het ademminuutvolume) aan te passen, kunnen de longen de concentratie CO2 in het lichaam reguleren. De nieren regelen de excretie of terugresorptie van HCO3-. Beide systemen samen zorgen ervoor dat de de [H+] constant wordt gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Compensatie in tijd H+ belasting

A

De verschillende systemen kennen een eigen regulatie in de tijd. Verdunning treedt relatief het snelste op, gevolgd door buffering aan eiwitten en fosfaat in de intra- en extracellulaire vloeistof.
Respiratoire aanpassing van het zuur-base evenwicht kan ook relatief snel, de renale compensatie voor verstoringen in het zuur-base evenwicht duurt dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

CO2 in EC vocht voornamelijk aanwezig als

A

gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

partiele gasdruk (pCO2)

A

wordt uitgedrukt in kilo Pascal (kPa). Bij een constante temperatuur is de gasdruk gelijk
aan de concentratie van het gas in de oplossing. Slechts een klein deel van het CO2 gas lost op in water en vormt H2CO3. Het evenwicht in de formule ligt daarom vrijwel geheel links.

Onder invloed van koolzuuranhydrase verschuift het evenwicht naar rechts. (minder opgelost en vrij CO2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Koolzuuranhydrase en de nieren

A

De tubuluscellen zetten koolstofdioxide en water om in koolzuur. Normaal verloopt deze reactie traag, maar de aanwezigheid van koolzuuranhydrase in de cellen catalyseert de reactie waardoor
de productiesnelheid enorm toeneemt. Het koolzuur dissocieert snel in bicarbonaat en H+. Het bicarbonaat diffundeert passief aan de basolaterale zijde naar het interstitiële vocht. De H+ wordt
actief uitgescheiden aan de luminale zijde in ruil voor een natrium ion.
In het lumen van de tubulus vormt H+ samen met bicarbonaat koolzuur. Het meeste koolzuur dissocieert in koolstofdioxide en water. Het koolstofdioxide kan de wand van de tubulus wel passeren en is dus weer beschikbaar om bicarbonaat te vormen.
Netto wordt alle bicarbonaat teruggewonnen uit het ultrafiltraat en daarmee wordt voorkomen dat het lichaam bicarbonaat verliest, maar de excretie van overtollige H+ ionen is met dit systeem
alleen nog niet geregeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Belangrijkste buffers voor excretie overtollig H+

A

fosfaat en ammonia

Fosfaat is voor het grootste deel als tweewaardig ion in het ultrafiltraat aanwezig en kan H+
binden. Het H2PO4- verlaat het lichaam met de urine.

Ammonia (NH3) wordt geproduceerd door deaminering van glutamine (een aminozuur) in de tubuluscellen. Ammonia kan vrij over de membraan diffunderen. In het ultrafiltraat kan het ammonia H+ binden. Het gevormde ammoniumion (NH4+) kan niet terugdiffunderen naar de
tubuluscellen en wordt uitgescheiden in de urine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom niet H2CO3 gebruiken in redenaties over effecten van longen en nieren op pH?

A

Een (klein) deel van het CO2 gas lost op in water en vormt H2CO3. Daarom is het feitelijk juist is om de gasdruk (pCO2) te gebruiken als maat voor de totale concentratie CO2 in het bloed te gebruiken

17
Q

zuur-base stoornissen

A

<7,35 = acidose
Kan door respiratoire acidose (hoge pCO2)
of metabolute acidose (lage HCO3-)

> 7,45 = alkalose
kan door respiratoire alkalose (lage pCO2)
of metabole alkalose (hoge HCO3-)

18
Q

Respiratoire acidose

A

Pneumonie; de gasuitwisseling van O2 komt eerder in de knel dan de uitwisseling van CO2. Het mechanisme is dat de alveolaire wand verdikt raakt of zelfs dat de architectuur van delen van de long volledig verstoord raakt, bijvoorbeeld als het longweefsel vervloeit in een longabces. Als de CO2 uitwisseling in het geding komt is er zeker sprake van een ernstige pneumonie en is de
acidose moeilijk te bestrijden. Vaak is beademing, waarbij je kunstmatig ventilatie van de longen laat toenemen, de enige uitweg naast het geven van de juiste antibiotica.

Spierzwakte; komen relatief weinig voor. Het mechanisme voor de respiratoire acidose bij ernstige spierziekten is vermindering van het ademminuutvolume.

Opiaten onderdrukken de ademhalingsreflex en kunnen om die reden aanleiding zijn voor een respiratoire acidose als gevolg van hypoventilatie

19
Q

Respiratoire alkalose

A

hypoxie, o.a. ernstige anemie
hyperventilatie
hersenschade

Mensen die hyperventileren ademen vaker en met een groter teugvolume. Daarmee neemt het ademminuutvolume toe en kan er meer CO2 worden afgeblazen. Mensen met een extreme anemie hebben een groter hartminuutvolume nodig om zuurstof naar de weefsels te transporteren en kunnen hyperventileren om de zuurstofopname te optimaliseren. De consequentie is dan een (lichte) respiratoire alkalose. Sommige vormen van hersenschade leiden tot hyperventilatie (en andere tot hypoventilatie).

20
Q

Metabole acidose

A

nieraandoeningen, ontregeling diabetes, ernstige diarree

Het lichaam heeft dagelijks overproductie van zuur. Het terugwinnen van bicarbonaat en de nettoH+ uitscheiding zijn functies van de nier. Bij ernstig nierfalen kan de nier deze functies niet meer uitoefenen.
Een diabetische ketoacidose ontstaat bij een absoluut insuline tekort. Door het intracellulaire glucosetekort (glucose kan de cel niet in), schakelt de cel over op vetverbranding, waarbij
ketozuren vrijkomen die een metabole acidose veroorzaken.
Bij diarree verliest het lichaam grote hoeveelheden bicarbonaat. Als daar niet voor kan worden gecompenseerd door de nier, ontstaat een metabole acidose.

21
Q

metabolealkalose maagzuur

A

De maaginhoud is zuur. Verlies van maagzuur (HCl) kan daarom een metabole alkalose geven. In het
ziekenhuis is dat vaak het gevolg van maagdrainage. Maagdrainage kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn bij
een ileus. Doordat de maaginhoud bij een ileus niet naar de (stilstaande) darm kan, dreigt het gevaar van
aspiratie (maagsap dat bij braken in de long komt). Daarom is preventieve drainage vaak nodig. Metabole
alkalose als gevolg van braken komt voor. Daarvoor moet je wel fors braken en het lukt je bijvoorbeeld niet als je een protonpomp remmer gebruikt. Er zijn twee mechanismen die een rol spelen bij het ontstaan van een metabole alkalose op basis van braken. (1) het verlies van HCl, (2) het fenomeen van de contractie alkalose. Met de term ‘contractie alkalose’ wordt de combinatie van twee effecten bedoeld die optreden bij een hypovolemie. In eerste instantie veroorzaakt hypovolemie bij braken een alkalose omdat dezelfde
hoeveelheid HCO3- wordt verdeeld over een kleiner (een gecontraheerd) extracellulair volume. Het tweede effect is de alkalose die ontstaat als gevolg van de activatie van het RAAS systeem. Het aldosteron stimuleert de renale terugresorptie van natrium om te compenseren voor de ontstane hypovolemie. Deze compensatie gaat gepaard met een verhoogde renale K+ excretie, maar uiteindelijk ook met een verhoogde H+ excretie en verhoogde HCO3- terugresorptie.

22
Q

Metabole alkalose braken

A

Braken bij een pylorusstenose (stenose van de afsluitende kringspier van de maag bij de overgang naar het duodenum) geeft een metabole alkalose. Dit kan op latere leeftijd optreden bij verlittekening van een
maagzweer, maar dat is zeldzaam. Pylorusstenose bij kinderen van enkele dagen oud komt frequenter voor.
Zonder chirurgisch ingrijpen is het ziektebeeld dodelijk binnen een paar dagen. Een bijzonder voorbeeld uit de praktijk van de interne geneeskunde is de volgende casus van een gecombineerde metabole acidose en metabole alkalose. Een patiënt werd opgenomen met een keto-acidose en braken. Ze had een sterk verhoogde aniongap (a.g.v. van de aanwezigheid van ketonen) en tegelijkertijd was de pH bijna normaal (7.34) als gevolg van het braken.

23
Q

Metabole alkalose diuretica

A

Lis diuretica geven een verminderde terugresorptie van Na+ en Cl- in de lis van Henle. Het aanbod van Na+
en Cl- aan het distale nefron neemt hierdoor toe. Dit leidt tot toegenomen diurese, maar ook tot een verhoogde terugresorptie van Na+ in het distale nefron. De terugresorptie van Na+ gaat ten koste van de
uitscheiding van K+ en H+. De toegenomen diurese leidt tot een verlaging van het circulerend volume en
daarmee tot een activatie van het RAAS systeem. Aldosteron verhoogt de K+ uitscheiding, maar uiteindelijk zal er bij een hypokaliëmie ook H+ worden uitgescheiden zodat een metabole alkalose onstaat. Het ontstaan van de metabole alkalose wordt versterkt door het toegenomen verlies van Cl-. De nier zal meer HCO3-
moeten terugresorberen om de elektroneutraliteit van het extracellulaire vocht te handhaven.

24
Q

Compensatie zuur-base stoornissen

A

Primair respiratoire stoornis wordt metabool gecompenseerd
Primair metabole stoornis wordt respiratoir gecompenseerd

25
Q

Metabole ketoacidose compensatie

A

Patiënten met een ernstige ketoacidose gaan snel en diep ademen (hyperventileren, de zognaamde Kussmaulse
ademhaling). Ze proberen daarmee de acidose te compenseren met een respiratoire alkalose.

(Hyperventilatie is daarom lang niet altijd een symptoon psychogeen symptoom. Waar psychogene hyperventilatie vaak kan worden bestreden door uitademen in een zakje (de CO2 in de opnieuw uit het zakje ingeademde lucht gaat daarmee omhoog en de klachten verdwijnen), is het laten ademen in een zakje van een patient die hyperventileert als compensatie voor een metabole acidose erg gevaarlijk.).

26
Q

pH waarden

A

7,35 - 7,45

27
Q

pCO2 waarden

A

4,5 - 6,0 kPa

28
Q

pO2 waarden

A

9,5 - 12,0 kPa

29
Q

Saturatie

A

96-99%

30
Q

HCO3- waarden

A

21 -25 mmol/L