Topic 4: Cognitieve ontwikkeling 1 Piaget Flashcards
Piaget
Pionier op het gebied van cognitieve ontwikkeling van kinderen (Zwitser)
Schema
Bouwstenen/kleine stukjes kennis
Assimilatie
Als we geconfronteerd worden met nieuwe situaties gebruiken we bestaande kennis om dit te laten passen in oude schema’s die we al kennen
Accommodatie
Wanneer het bestaande schema niet werkt, moet het worden gewijzigd om met een nieuwe situatie om te kunnen gaan
Equilibrium
Evenwicht tussen assimilatie en accommodatie
De sensomotorische fase (1)
- 0-2 jaar
- Kinderen kunnen nog niet praten en leren over de wereld via zintuigelijke en motorische informatie.
- Kinderen kunnen zich de emoties, intenties en verwachtingen niet voorstellen
- Circulaire reacties
Circulaire reacties
Hierdoor leren kinderen, ontwikkelen door repetitieve gedragspatronen
De fases van circulaire reacties (namen)
- Reflexen (geboorte - 1m)
- Primaire circulaire reacties (1-4m)
- Secundaire circulaire reacties (4-8m)
- Coördineren van secundaire circulaire reacties (8-12m)
- Tertiaire circulaire reacties (12-18m)
- Mentale representaties (18m-2jaar)
Confounds objectpermanentie A-not-B task
Geheugen, inhibitie, planning en positieve bekrachtiging
Kritiek op Piaget
- Onderschatte capaciteiten van baby’s
- Baby’s begrijpen de basisprincipes van de fysieke realiteit ruim voor de leeftijd van 1
- Begrip van de fysieke realiteit ontwikkelt zich geleidelijk en niet via fasen
- Informatieverwerkingsbenadering
Baby’s weten meer dan dat Piaget dacht
Ze hebben basisinzicht in de natuurwetten, emoties en intenties van anderen.
Ook beginnen ze al veel eerder met imiteren dan Piaget dacht
Pre-operationele fase (2)
- 2-7 jaar
- Kinderen leren symbolen en taal te gebruiken
- Kinderen kunnen intuïtief redeneren
- Kinderen hebben niet dezelfde logica als volwassenen (door gebrek aan conservatie)
- Kinderen bekijken de wereld vanuit een egocentrisch perspectief
Symbolische representaties
- Gebruik van woorden om te verwijzen naar dingen, mensen en gebeurtenissen die niet fysiek aanwezig zijn
- Mogelijkheid om te verwijzen naar verleden en toekomst
- Doen alsof of fantasiespel
Intuïtief redeneren
Verwerven van kennis
–> Hierbij hebben ze een eigen logica en een eigen antwoord op allerlei vragen
Causaal begrip van kleuters: Gevoelens van participatie
Kind neemt dynamisch deel aan de natuur
Causaal begrip van kleuters: Animisme
Dingen zijn bewust en levend
Causaal begrip van kleuters: Artificialisme
Alles is opzettelijk en georganiseerd voor het welzijn van de mens
Causaal begrip van kleuters: Finalisme
Alles heeft een verklaring
Causaal begrip van kleuters: Transductief redeneren
Het combineren van ongerelateerde stukjes informatie/feiten leidt tot het trekken van foutieve oorzaak-gevolgconclusies, simpelweg omdat twee gebeurtenissen dicht bij elkaar in tijd of ruimte plaatsvinden.
Gevolg van animisme
Negatief: Nachtmerries
Positief: Het idee dat alles leeft, denkbeeldige vrienden
Conservatie
Begrijpen dat bepaalde eigenschappen (volume/aantal/gewicht) identiek blijven ondanks veranderingen in hun uiterlijk
Waarom begrijpen kinderen in deze fase conservatie niet?
- Centreren
- Onomkeerbaarheid
- Statische gedachte
- Geen begrip van identiteitsconsistentie
Centreren
Aandacht gaat naar visueel meest opvallende aspecten, dus gericht op 1 ding
Onomkeerbaarheid
Niet in staat om verandering mentaal om te
keren
Statische gedachte
Het denken is gefixeerd op eindtoestanden in plaats van de veranderingen die de ene toestand in de andere transformeren
Identiteitsconsistentie
Mensen blijven hun essentiële zelf ondanks veranderingen in uiterlijk
Egocentrisch perspectief
Het onvermogen om te begrijpen dat andere mensen verschillende standpunten hebben
–> Kinderen hebben dit tot 7 jaar
Concreet-operationele fase (3)
- 7-12 jaar
- Realistisch begrip van de wereld
- Logisch redeneren in concrete situaties
- Begrip van conservatie, classificatie, seriatie, transitiviteit
Classificatie
Het begrip dat er verschillende groepen en subgroepen zijn en dat mensen (of andere dingen) onderdeel van verschillende groepen kunnen zijn
Seriatie
Het kunnen ordenen van items op basis van een kwalitatieve dimensie, zoals lengte
Transitiviteit
Vermogen om relaties logisch te combineren om tot bepaalde conclusies te komen
Overgang van de pre-operationele naar de concreet-operationele fase
- 2-5 jaar: preoperationeel op alle vlakken
- 5-7 jaar: overgang
- 8 jaar: het kind heeft een hogere, concrete operationele toestand bereikt
Vroege kindertijd
- 3-6 jaar
- De wereld van het spel (doen alsof)
- Taalontwikkeling
- Gebonden aan hun onmiddellijke percepties
- Nieuwsgierigheid, proberen de wereld te begrijpen
Middelbare jeugd
- 7-12 jaar
- Inductief redeneren→Logica lijkt meer op die van volwassenen
- Minder egocentrische kijk op de wereld
- Door vooruitgang in inductief redeneren: ontwikkelingen in strategiegebruik, resulterend in een beter geheugen
Formeel-operationele fase (4)
Vanaf 12 jaar
Hierin gaan kinderen van concrete operaties naar formele operaties, waarbij ze hypothetisch en abstract gaan denken
Third eye taak
‘Als je een derde oog zou hebben, waar zou je deze dan plaatsen’
Concrete operaties: Tussen je twee ogen
Formele operaties: Interessante antwoorden
Formele operaties
- Abstract denken
- Logisch denken
- Hypothetisch-deductief redeneren
- Adolescent egocentrisme: verhoogd zelfbewustzijn (denkbeeldig publiek en personal fabel (je bent uniek en niemand kan je begrijpen)
Vroege en late formele operaties
- 11-13 jaar: beginnen met formeel-operationele fase
- 16-17 jaar: slechts 50-60% van de taken die wetenschappelijk redeneren testen worden correct opgelost
- Transitie ondersteund door schoolcurricula
Formele operaties, relevantie voor het echte leven
- Gedragen als volwassenen
- Middelbare schoolcurricula aangepast aan nieuwe vaardigheden
- Nadenken over identiteit en de toekomst –> beter begrip voor andere mensen
- Alles in twijfel trekken –> verwarring, rebellie, idealistisch werken
Formele operaties op volwassen leeftijd
Formele operaties worden niet altijd bereikt in de volwassenheid, kan komen door:
cultuur, intelligentie, formeel onderwijs, verschillen op gebieden van expertise
Post-formeel denken (fase 5)
Complexere manier van denken dan in de formele operationele fase:
1. Begrijpen dat kennis relatief is, niet absoluut
2. Accepteren dat de wereld vol tegenstrijdigheden zit: inconsistente informatie kan naast elkaar bestaan
3. Tegenstellingen proberen te integreren in een groter begrip.
Post-formeel denken uit zich als
- Relativistisch denken
- Dialectisch denken
Relativistisch denken
Conclusies zijn afhankelijk van context en perspectief, meerdere oplossingen
Dialectisch denken
Paradoxen en inconsistenties tussen ideeën detecteren en proberen samen te brengen
Kan post-formeel denken doorgaan als vijfde fase van Piaget?
Volwassenen denken wel anders, maar of Piaget er echt een vijfde fase van zou maken is een vraag
Ouder worden en de testen van Piaget
Oudere volwassenen hebben vaak moeite met het oplossen van de formeel-operationele testen van Piaget
–> gaan ze achteruit in de fasen?
–> moeilijk te zeggen