Topic 2: Theorieën over ontwikkeling Flashcards

1
Q

Nature-nurture ontwikkeling (+ wat vonden wie?)

A

Komt ontwikkeling door aangeboren of aangeleerde aspecten?
Darwin was voorstander van nature
Watson was voorstander van nurture

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Argumenten ondersteunend van nature

A

Emotionele gezichtsuitdrukkingen zijn kort na de geboorte al aanwezig, de basis emoties.

Ook vertonen blinde mensen dezelfde gezichtsuitdrukkingen als mensen die wel zien, terwijl die dit nooit hebben kunnen zien en dus leren.

Tweelingonderzoek

Erfelijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Argumenten ondersteunend van nurture

A

Little Albert (Watson), gedrag kan geconditioneerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uitkomst nature-nurture debat

A

De samenwerking van nature en nurture beïnvloed je ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kritische periode

A

Een periode waarin het zenuwstelsel vooral gevoelig is voor bepaalde stimuli in de omgeving. Als een organisme niet de juiste stimulus krijgt in de nodige periode, dan is het onmogelijk om later in het leven bepaalde vaardigheden/functies te ontwikkelen.
–> vooral bij dieren, erg specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sensitieve periodes

A

Een periode waarin specifieke ervaringen een maximaal positief of negatief effect hebben: perioden van verhoogde plasticiteit onder invloed van specifieke factoren.
–> de kritische periode bij mensen, wat minder specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nature-nurture interacties

A
  1. Gen-omgeving interacties (nature en nurture versterken elkaars invloed)
  2. Gen-omgeving correlaties (nature beinvloedt nurture)
  3. Epigenetica (nurture beinvloedt nature)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gen-omgeving interacties

A

Mensen met verschillende genen worden op verschillende manieren beïnvloed door omgevingsfactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gen-omgeving correlaties

A

Onze aanleg (nature) vormt onze omgeving (nurture)
- Passief genotype-omgevingsfit
- Evocatieve genotype-omgevingsfit
- Actief genotype-omgevingsfit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Passief genotype-omgevingsfit

A

Aangeboren eigenschappen van ouders creëren bepaalde omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Evocatieve genotype-omgevingsfit

A

Aangeboren eigenschappen van kind lokken reacties uit in omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Actief genotype-omgevingsfit

A

Door aangeboren eigenschappen ‘kiezen’ we een andere omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Epigenetica

A

Omgevingsgevoelige genen: Genexpressie kan doorheen de levensloop veranderd worden door omgevingsinvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Theorieën over de hele levensloop

A
  • Erikson’s psychosociale ontwikkelingstheorie
  • Leertheorieën (Watson, Skinner, Bandura)
  • Bronfenbrenner: ecologisch model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Erikson’s Psychosociale Ontwikkelingstheorie

A
  • Persoonlijkheid ontwikkelt doorheen de levensloop
  • De ontwikkeling wordt beïnvloed door cultuur, samenleving en geschiedenis
  • De ontwikkeling gebeurt in 8 fases
  • Elke fase heeft een conflict dat opgelost moet worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Erikson’s Psychosociale Ontwikkelingstheorie: de fases

A

De crisis is vaak om een gezonde balans tussen de tegenpolen te vinden, met een positieve focus.

Fase 1: Trust vs mistrust (0 - 1,5)
Fase 2: Autonomy vs shame (1,5 - 3)
Fase 3: Initiatie vs guilt (3 - 5)
Fase 4: Industry vs inferiority (5 - 12)
Fase 5: Ego identity vs role confusion (12 - 18)
Fase 6: Intimacy vs isolation (18 - 40)
Fase 7: Generativity vs stagnation (40 - 65)
Fase 8: Ego integrity vs despair (65+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leertheorieën

A
  • Watson: klassieke conditionering (associaties)
  • Skinner: operante conditionering (bekrachtigen en bestraffen)
  • Bandura: sociaal-cognitieve leertheorie (modelleren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sociaal-cognitieve leertheorie

A

Cognitie: leren en anticiperen van de consequenties van
bepaald gedrag
Mensen leren door observatie, modelleren (kijken naar en imiteren wat anderen doen)
–> rol van nurture is belangrijk

19
Q

Bronfenbrenner: ecologisch model

A

Hierbij heb je het individu en 5 systemen rondom het individu die effect hebben op de ontwikkeling van de persoon

20
Q

Bronfenbrenner ecologisch model: de systemen

A
  • Individu (e.g., leeftijd, geslacht, gezondheid, disposities)
  • Microsysteem (e.g., familie)
  • Mesosysteem (relaties tussen microsystemen, bijvoorbeeld thuis en school)
  • Exosysteem (bredere context, bijvoorbeeld problemen op werk van ouders)
  • Macrosysteem (cultuur, samenleving)
  • Chronosysteem (socio-historisch, maar ook
    levensgebeurtenissen)
21
Q

Bronfenbrenner ecologisch model: beoordeling

A

Dit systeem is erg breed en probeert de complexiteit van het echte leven in model te brengen.
–> mist biologische en cognitieve factoren
–> in een later model wel toegevoegd

22
Q

Theorieën over specifieke periodes van de levensloop: kindertijd

A
  • Piaget: Cognitieve ontwikkeling
  • Vygotsky: Socioculturele theorie
23
Q

Piaget: Cognitieve ontwikkeling

A

Een vaste volgorde van fases die kwalitatief van elkaar verschillen, je kan pas naar de volgende fase als je de fase ervoor hebt afgerond.

24
Q

little scientist

A

Kind draagt actief bij aan eigen kennisontwikkeling

25
Q

Piaget, cognitieve ontwikkeling: fases

A
  1. Sensomotorisch: Sensorische en motorische
    vaardigheden (0-2)
  2. Pre-operationeel: Taal en mentale representaties, egocentrisme (2-7)
  3. Concreet operationeel: Logisch redeneren en categoriseren, Conservatie van getallen en massa (7-12)
  4. Formeel operationeel: Wetenschappelijk redeneren en hypothesen toetsen (vanaf 12)
26
Q

Nalatenschap van Piaget

A

Overeenkomend met ons onderwijssysteem
–> kritiek:
- Beperkte onderzoeksmethoden
- Bestudeerde zijn eigen kinderen
- Onderschatte de vaardigheden van kinderen
- Taal als product van cognitieve ontwikkeling (niet oorzaak)
- Onderschatte de invloed van de omgeving

27
Q

Socioculturele theorie van Vygotsky

A

Centrale gedachte: De interactie tussen het kind en de omgeving.

28
Q

Vygotsky: Zone van proximale ontwikkeling

A

Kloof tussen het vermogen van een kind om een probleem op te lossen, en de potentiële ontwikkeling die het kan doormaken met behulp van een ander

29
Q

Vygotsky: Scaffolding

A

De mate van ondersteuning aangepast aan de mogelijkheden van het kind. De hoeveelheid ondersteuning wordt gradueel verminderd.

30
Q

Vygotsky’s blik op taal

A

Taalgebruik van ouders stimuleert cognitieve ontwikkeling
Kinderen leren door ‘inner speech’, het migreren van woorden naar binnen, zo leren ze in woorden na te denken, wat natuurlijk veel positieve effecten heeft op de ontwikkeling.

31
Q

Theorieën over specifieke periodes van de levensloop: Volwassenheid

A
  • Theorie van ontwikkelingstaken van Havighurst
  • Sociale klokmodel
32
Q

Theorie van ontwikkelingstaken - Havighurst

A

Vaardigheden en vermogens die mensen gedurende hun leven ontwikkelen, de ontwikkelingstaken.
Deze zijn de ‘sturende motor’ naar wat mensen doen rond deze levensfase (normaal in leeftijdsgroep)

33
Q

Theorie van ontwikkelingstaken Havighurst: de ontwikkelingstaken

A
  1. Bereiken van burgerlijke en sociale verantwoordelijkheid
  2. Economische levensstandaard behalen en behouden
  3. Je (tiener) kinderen helpen om verantwoordelijke en gelukkige volwassenen te worden
  4. Volwassen vrijetijdsactiviteiten ontwikkelen
  5. Relating oneself to one’s spouse as a person
    Robert Havighurst (1900-1991)
  6. Accepteren en aanpassen aan de fysiologische veranderingen in midden- volwassenheid
  7. Aanpassen aan ouder wordende ouders
34
Q

Sociale klok-model

A

Een normatief tijdschema voor de levensloop,
van gedeelde maatschappelijke verwachtingen over welke taken er op welke leeftijd vervuld moeten worden

35
Q

Schenden van het normatieve tijdschema

A

sociale afkeuring

36
Q

Fit met normatieve tijdschema

A

social support

37
Q

Theorieën over specifieke periodes van de levensloop: Oudere leeftijd

A
  • MacArthur Model Successful Aging
  • Selection-Optimization-Compensation-Model
38
Q

MacArthur Model Successful Aging: Usual (gewone) ageing

A

Normaal leeftijdsgerelateerde afname in fysiek, sociaal en cognitief functioneren

39
Q

MacArthur Model Successful Aging: Successful aging

A

Functioneel verlies is geminimaliseerd – afwezigheid van ziekte of risicofactoren voor ziekte, behoud van fysiek en cognitief functioneren, actieve verbintenis met het leven

40
Q

MacArthur Model Successful Aging: kritiek

A

Wat mensen zelf belangrijk vinden ontbreekt, het model zet mogelijk negatieve druk op ouderen

41
Q

Selection-Optimization-Compensation-Model

A

Adaptatie staat centraal, omgaan met het verlies wat bij ouder worden hoort
Succesful aging bereiken door: maximaliseren van groei (gains), minimaliseren van verlies, groei/behoud van functie, reguleren van verlies

42
Q

Selection-Optimization-Compensation-Model: het verloop van adaptatie

A
  • Selecteren (focus wordt smaller, kijken naar de belangrijkste dingen en de dingen die je wél nog kan)
  • Optimalisatie (optimaliseren van wat moeilijk gaat, wat belangrijk is)
  • Compensatie (compenseren van verlies, door bijvoorbeeld een rollator te gebruiken als lopen niet meer goed gaat)
43
Q

Selection-Optimization-Compensation-Model: beoordeling

A

Veel voordelen, echter niet duidelijk welke specifieke aspecten belangrijk zijn bij succesvol aging.