Topic 12: Familie, straf en mishandeling, veerkracht Flashcards

1
Q

Wat is er nodig voor goed ouderschap?

A
  • Tijd en moeite
  • Kwaliteit van het ouderschap (emotionele steun, gevoeligheid, en steun voor ontwikkeling van autonomie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschillende opvoedingsstijlen

A
  • Autoritatief (hoge warmte en hoge controle)
    –> beste
  • Permissief (hoge warmte en lage controle)
  • Autoritair (lage warmte en hoge controle)
  • Verwaarlozend (lage warmte en lage controle)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kritiek op opvoedingsstijlen

A
  • De opvoedingsstijlen kunnen variëren per situatie
  • De ouders hebben niet dezelfde stijl
  • Het gedrag van kinderen heeft invloed op de opvoedingsstijl (en andersom)
  • Er zijn culturele verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opvoedingsstijlen in individualistische culturen

A

Benadrukken autonomie, zelfredzaamheid/eigenbelang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opvoedingsstijlen in collectivistische culturen

A

Benadrukken onderlinge afhankelijkheid en behoeften van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Factoren die opvoedingsstijlen beïnvloeden

A
  • Genen
  • Opvoeding van ouders
  • Sociaaleconomische omstandigheden en onderwijs
  • Omgeving
  • Cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Helikopterouders

A

Een mate van controle en ondersteuning die qua ontwikkeling ongepast is voor adolescenten en jongvolwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De komst van een nieuw broertje of zusje

A

Moeders besteden doorgaans minder aandacht aan eerstgeborenen na de komst van de nieuwe baby dan vóór de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rivaliteit tussen broers/zussen

A

Vriendelijker en minder conflictueuze relaties tussen broers en zussen als vaders en moeders goed met elkaar kunnen opschieten en warm en gevoelig reageren op alle kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Broers en zussen: Emotionele steun

A

Broers en zussen nemen elkaar in vertrouwen, vaak meer dan hun ouders, beschermen en troosten elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Broers en zussen: Verzorging

A

Broers en zussen babysitten en zorgen voor jonge kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Broers en zussen: Leren

A

Broers en zussen voelen een speciale verantwoordelijkheid om de ander te begeleiden en dingen te leren, en jongere broers en zussen zoeken actief hun begeleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Broers en zussen: Sociale ontwikkeling

A

In interacties met broers en zussen, vooral tijdens ruzies, leren kinderen belangrijke sociale vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Effecten van homoseksuele gezinnen op de ontwikkeling van het kind

A
  • Lesbische moeders slaan hun kinderen minder, houden zich meer bezig met fantasierijk en huiselijk spel. Verder vergelijkbaar met heteroseksuele moeders
  • Kinderen hebben betere ontwikkeling dan kinderen die bij een alleenstaande moeder wonen
  • Flexibeler in het denken over seksuele identiteitskwesties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het effect van scheiden op kinderen

A

Grote individuele verschillen, meerderheid heeft geen problemen, maar de kinderen hebben meer kans op:
- Academische problemen
- Externaliserende problemen, drugs gebruiken
- Internaliserende problemen, laag zelfbeeld
- Minder sociaal verantwoordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Moeten ouders bij elkaar blijven omwille van de kinderen?

A

Verschilt per situatie,
Als er veel conflicten zijn heeft het veel negatieve effecten op het kind

17
Q

Voorkomen van negatieve effecten van echtscheiding

A
  • Financiële steun
  • Goed ouderschap
  • Weinig conflicten tussen ouders
  • Sociale steun
  • Minimale veranderingen op andere vlakken
  • Persoonlijke middelen
18
Q

Samengestelde gezinnen

A

Met de tijd passen kinderen zich goed aan in een eenvoudig stiefgezin

19
Q

Lange-termijn effecten van fysieke straffen

A
  • Meer agressie later in de kindertijd en adolescentie
  • Geestelijke gezondheidsproblemen zoals angst, depressie, drugsgebruik
  • Slechter intellectueel en moreel functioneren
  • Fysieke bestraffing kan leiden tot kindermishandeling
  • Het geeft de kinderen een slecht voorbeeld
20
Q

Alternatieve vormen van disciplinering

A
  • Positief ouderschap, positieve bekrachtiging
  • Met het kind te praten over het gedrag
  • Psychologische controle
  • Time-out
21
Q

Soorten kindermishandeling

A
  • Fysieke mishandeling
  • Verwaarlozing (fysiek of emotioneel) (meest)
  • Seksueel misbruik
  • Emotioneel misbruik (vaak aanwezig bij andere vormen)
22
Q

Statistieken kindermishandeling

A

Ongeveer 119.000 kinderen per jaar in Nederland, ongeveer 1 kind per klas
Verschilt per cultuur hoeveel het voorkomt

23
Q

Risicofactoren kindermishandeling

A
  • Ouders met psychopathologie
  • Stress
  • Persoonlijke ervaring met kindermishandeling
  • Kwetsbaarheid van kinderen
    –> het is vaak een combinatie van
24
Q

Gevolgen van kindermishandeling

A

Hersenvolume in de prefrontale cortex vermindert

25
Q

Veerkracht

A

Dynamisch ontwikkelingsproces waarbij een positieve aanpassing plaatsvindt, ondanks traumatische gebeurtenissen of ernstige tegenslagen

26
Q

Kenmerken van veerkrachtige kinderen

A
  • Talent of creativiteit als uitlaatklep
  • Goede sociale en intellectuele vaardigheden, zelfregulatie
  • Goede relatie met een volwassene
  • Optimistisch wereldbeeld, interne locus van controle, self-efficacy
  • Geloof/gevoel van betekenis in het leven
  • Genen
27
Q

Kenmerken van veerkrachtige omgevingen

A
  • Een gezin(sleven) met structuur en steun is voordelig
  • Leeftijdsgenoten