Topic 11: Persoonlijkheid, identiteit en het zelf Flashcards

1
Q

Temperament

A

Aangeboren typische gedragsneigingen van hoe een
individu met de wereld omgaat
(de basis van persoonlijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten temperament

A
  • Gemakkelijk: vaak blij, gemakkelijk getroost, regelmatig eet- en slaappatroon (40%)
  • Traag opwarmend: heeft tijd nodig om “op te warmen” en zich aan nieuwe situaties aan te passen (15%)
  • Moeilijk: reageert vaak geagiteerd, heeft moeite zich aan nieuwe situaties en mensen aan te passen (10%)
  • Overig: wisselend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontwikkeling van temperament in de kindertijd

A

Continuïteit, temperament van een baby voorspelt het temperament van de kindertijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ontwikkeling van temperament in de volwassenheid

A

Niet continu, temperament van een baby is niet gelijk aan het temperament van een volwassene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Temperament volgens Rothbart

A

Temperament is reactiviteit op ervaringen + capaciteit voor zelf-regulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rothbart: dimensies van temperament

A
  • Surgency/extraversie: actief, zelfverzekerd, energiek, benadert nieuwe situaties emotioneel positief
  • Negatieve affectiviteit: verdrietig, angstig, makkelijk gefrustreerd, snel geirriteerd, moeilijk troostbaar
  • Effortful control (eigen aandacht en gedrag op een vrijwillige manier reguleren): aandacht richten en verplaatsen, gedrag inhiberen (stoppen) indien nodig.
    –> 3e ontwikkelt wat later
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Temperament meten

A
  • Creëer situaties die angst, woede en vreugde uitlokken. - Observeer hoe peuters zich gedragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verlegen temperament

A
  • 1 op de 5 mensen
  • Angstig, geremd in nieuwe situaties en bij het ontmoeten van nieuwe mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Exuberant (uitbundig) temperament

A

Blij, ongeremd, onbevreesd in nieuwe situaties en met nieuwe mensen
–> mogelijk problemen met zelfbewustzijn en agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Goodness of fit/persoon-omgeving fit

A

Opvoedingsstijl/omgeving is aangepast aan het temperament van het kind
–> erg belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Autonomie versus schaamte

A

Met zelfregulatie en zelfbewustzijn leren kinderen wanneer ze zich op welke manier moeten gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zelfregulatie

A

Zelfcontrole, hoort bij de derde dimensie van temperament
–> verschilt per individu, dit is genetisch en verschillend per omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ontwikkeling van zelfregulatie

A
  • Verbetering van leeftijd 2 tot 4
  • Angstig geinhibeerde kinderen meer gehoorzaam
  • Meisjes luisterden beter
  • Stabiliteit doorheen tijd (1-4 jaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Samenhang tussen temperament en persoonlijkheid

A

Sommige temperamentsdimensies houden verband met Big Five persoonlijkheidskenmerken,
maar persoonlijkheid verandert ook gedurende het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Persoonlijkheid in de volwassenheid

A

Als mensen ouder worden:
- emotioneel stabieler
- meer coöperatief en gemakkelijk om mee om te gaan - meer gedisciplineerd en verantwoordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Persoonlijk in de hele levensloop

A

Emotionele stabiliteit en hoge C –> goede lichamelijke en geestelijke gezondheid
Emotionele stabiliteit en hoge A –> betere omgang met gebeurtenissen
Persoonlijkheid voorspelt levensduur

17
Q

Zelfbeeld in de kinderjaren, ontwikkeling

A
  • Baby: geen zelfbesef
  • 2-3 maanden: onderscheid maken tussen jezelf en de wereld
  • 6-12 maanden: jezelf en je vriendjes als afzonderlijke mensen gaan zien
  • 18 maanden: jezelf herkennen als visueel uniek
  • 18-24 maanden: bewustzijn van wie ze zijn
    (ook in hun taalgebruik)
18
Q

Rouge test (spiegeltest)

A

markering op het gezicht > plaats voor de spiegel > raakt het kind zijn/haar eigen gezicht aan

19
Q

Zelfherkenning

A
  • Testen met de Rouge test
  • 18 maanden: zelfherkenning ontwikkeld
20
Q

Zelfbeeld later in de kindertijd, ontwikkeling

A
  • Kleuter: concreet en fysiek
  • 8 Jaar: psychologische kenmerken + innerlijke kwaliteiten in globale termen
21
Q

Zelfbeeld in de adolescentie

A
  • Minder fysiek en meer psychologisch
  • Minder concreet en meer abstract
  • Meer gedifferentieerd (verschillende “ikken” in verschillende sociale contexten)
  • Meer geïntegreerd en coherent (afwijkende zelfpercepties opmerken en
    integreren)
  • Meer over gereflecteerd
22
Q

Marcia: identiteitsvorming

A

Identiteit zegt iets over wie je bent, waar je naartoe gaat en wat jouw plaats is in de samenleving
2 dimensies:
- Wel of geen identiteitscrisis meegemaakt
- Wel of geen verbintenissen gemaakt
–> mensen categoriseren in 4 identiteitsstatussen
- Identiteitsspreiding (geen crisis, geen besluit)
- Moratorium status (wel crisis, (nog) geen besluit)
- Identiteitsverwerving status (beide wel)
- Vroegtijdige afsluiting ((nog) geen crisis, wel besluit)

23
Q

Factoren die van invloed zijn op identiteitsvorming

A
  • Cognitieve ontwikkeling
  • Persoonlijkheid
  • Kwaliteit van relatie met ouders
  • Mogelijkheden voor ontdekking
  • Culturele en historische context
24
Q

Identiteit in de middenvolwassenheid

A

In deze periode is er vaak verhoogde stress

25
Midlife crisis, definitie
Evaluatie van wat wel en wat niet is bereikt - op basis van hoeveel tijd er nog over is. --> hierdoor ontstaat er druk
26
Midlife crisis: sterke conceptualisatie
- Normatief (hoort bij de leeftijd) - Verbonden met de middelbare leeftijd - Andere soort transitie dan andere transities
27
Midlife crisis: Gematigde conceptualisatie
- Overgangsfase - Normaal voor de middelbare leeftijd - Verschilt niet van andere psychologische transities
28
Midlife crisis: Uiteindelijke conceptualisatie
De sterke en gematigde kloppen niet --> Mensen die moeite hebben met transities kunnen hier moeilijke mee omgaan, maar een midlife crisis is eigenlijk een mythe
29
Identiteit op oudere leeftijd, trucjes om het zelfbeeld hoog te houden ondanks 'losses'
- Ideale zelf bijstellen, zodat het dichterbij de echte zelf is - Doelen en standaarden voor zelf-evaluatie aanpassen, realistisch hierin zijn - Sociale vergelijkingen met andere oude mensen, dit gebeurt strategisch (downward) - Negatieve zelf-stereotypen vermijden
30
De algemene aspecten van eigenwaarde voor de schoolgaande leeftijd
- Competentie (fysiek en cognitief) - Persoonlijke en sociale toereikendheid/adequaatheid (bijv., hun sociale acceptatie)
31
Harter: Eigenwaarde van kind gebaseerd op 5 criteria
- Schoolprestaties - Gedrag - Sportprestaties - Uiterlijk - Peer populariteit --> Falen op deze domeinen, zelfbeeld omlaag
32
Eigenwaarde en internaliserende problemen
- Laag gevoel van eigenwaarde, overal mislukking in zien - Aangeleerde hulpeloosheid: machteloos voelen om hun lot te beïnvloeden - Falen omdat ze het niet proberen (omdat ze denken dat ze zullen falen)
33
Eigenwaarde en externaliserend problemen
- Onrealistisch hoog gevoel van eigenwaarde (bij falen verwijten ze dit aan een ander) - Falen door gebrek aan zelfinzicht/ negeren van echte problemen
34
De rol van ouders in eigenwaarde
Weinig aanmoediging en complimenten -> laag gevoel van eigenwaarde Te veel of 'loze' complimenten > onrealistisch hoog gevoel van eigenwaarde Complimenteren van hard werken, of succes na hard werken > realistisch gevoel van eigenwaarde, hogere zelfredzaamheid
35
Ontwikkeling van eigenwaarde naarmate kinderen ouder worden
- Nauwkeurigheid van zelfevaluaties neemt toe in de loop van de basisschooljaren (realistisch rond 8jr) - Meisjes en jongens starten school met ongeveer hetzelfde niveau van eigenwaarde - Genderverschillen in eigenwaarde ontstaan in de vroege adolescentie
36
Ook nog belangrijk bij eigenwaarde
Culturele verschillen