theoretische kader angst stoornissen Flashcards

1
Q

Welke consensus bestaat er over de oorzaak van angstoornissen?

A

Dat er geen eenduidige oorzaak is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de oude kijk op angsstoornissen?

A

Kijken naar nature of nurture

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het huidige biopsychosociale model voor angststoornissen?

A

genetische, cognitieve, gedrags en omgevings invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar gaan biologische theorien vanuit bij angsstoornissen?

A

Dat neurotransmitters een rol spelen bij angststoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet norepinefrine bij angst?

A

Noradrenaline en komt vrij in stressvolle situaties en zorgt voor fight of flight, verhoogde aandacht, en bloedrukverhogig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke rol heeft serotonine bij angststoornissen?

A

Dit zorgt voor de ontregeling van andere neurotransmittersystemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke rol heeft gamma GABA bij angstreacties?

A

ekort aan GABA zorgt voor dat hersen gebieden niet geremd worden, zoals gebieden voor angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat blijkt uit beeldonderzoek bij angst?

A

Dat de amygdala een belangrijke rol speelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de amygdale?

A

De amandelkern van het limbische systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke functie heeft de amygdala?

A

motieregulatie, reguleren van stress , beloningsleren,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke rol speelt de amygdala bij inkomende informatie?

A

Het zet het fight or flight response aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke andere hersengebieden zijn betrokken bij ontwikkelen en instandhouden van angsstoornissen?

A

De AAC (anterieure cingulate cortex), en de insula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar is de insula bij betrokken in relatie met angst?

A

Verwerken van emoties en subjectieve gevoelens (introspectie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is de AAC bij betrokken in relatie tot angst?

A

oenadering/vermijdingsgedrag en aanleren van vreesreacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een naam voor de amygdala, insula en AAC samen bij angst?

A

Het angstnetwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kwam uit beeldvormend onderzoek naar het angstnetwerk?

A

Dat er een verhoogde activiteit aanwezig is

17
Q

Wat is er bekend over een genetische component bij angststoornissen?

A

Eerstegraads familie leden hebben een groter risico voor het ontwikkelen van een angststoornis

18
Q

Wat is de rol van omgevingsfactoren bij angst?

A

80% geeft aan een ingrijpende gebeurtenis te hebben meegemaakt voor een paniekstoornis kwam

19
Q

Waardoor hebben kinderen van ouders een grotere kans op angststoornis?

A

Zij nemen het angstgedrag van kinderen over (niet bewezen)

20
Q

Wat is een voorbeeld van een omgevings risico factor voor het ontwikkelen van angststoornissen?

A

Een controlerende en weinig affectieve opvoeding

21
Q

Wat is de rol van jeugdtrauma’s op een angstoornis?

A

Met name sociale angst en een chronischer beloop van angststoornissen

22
Q

Bij welke mensen komt een angstoornis vaker voor?

A

Bij mensen met een lage SES

23
Q

Waar richten psychologische theorien zich vooral op bij angststoornissen?

A

Gedragsmatig en cognitieve processen

24
Q

Hoe is angststoornissen vertaald naar klassieke conditionering?

A

Een neutrale situatie zoals een supermarkt, kan later een angstreactie oproepen

25
Q

Hoe vertaald operante conditionering angststoornissen?

A

Doordat mensen gedrag gaan vertonen wat de angst doet afnemen

26
Q

Hoe verschillen de rol van klassieke en operante conditionering bij ansgstoornissen?

A

Klassiek richt meer op ontstaan en operant meer op voortbestaan

27
Q

Welke operanten zijn van belang bij angststoornissen?

A

Vlucht, vermijding en veiligheidsgedrag

28
Q

Wat is de rol van het vlucht, vermijding en veiligheidsgedrag bij angsstoornissen?

A

De angst blijft in stand, doordat iemand niet leert dat het eigenlijk een gewoon iets is

29
Q

Waar gaan cognitieve theorien van uit bij angststoornissen?

A

angst is het gevolg van ontregeling in de manier van informatie waarnemen

30
Q

Wat is de rol van bias bij angst?

A

Informatie wordt selectief verwerkt en eerder als bedreigend gezien

31
Q

Wat is interpretatie bias?

A

De aandacht gaat naar specifieke aspecten van een situatie, met een eigen interpretatie ervan.

32
Q

Wat is geheugen bias?

A

Situatie die die lijken op de angstige situatie worden makkelijker herinnerd als andere situaties

33
Q

Hoe wordt de informatie verwerking beinvloed door angst?

A

Door eerder opgedane kennis

34
Q

Wat zijn schema’s?

A

Geheugen structuren waarin kennis is opgeslagen

35
Q

Wat wordt gezien als fundamentele kennis?

A

Dit zijn kernopvattingen, zoals honden zijn gevaarlijk

36
Q

Wat is een instumentele opvatting?

A

Gedrag dat leidt uit de kernopvatting, zoals het gaan vermijden van honden

37
Q

Wat zijn conditionele opvattingen?

A

Dit zijn acties die gebeuren en proberen mensen te vermijden,

38
Q

Hoe worden de schema’s geactiveerd?

A

Door relevante stimuli