klinisch beeld schizofrenie Flashcards

1
Q
  • Wat valt te zeggen over psychotische verschijnselen?
A

Deze komen vaak voor bij mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • Bij hoeveel mensen komt er een hoog risico voor psychotische verschijnselen?
A

Een kwart van de mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Hoe ontwikkelen psychotische klachten zich?
A

Via verschillende stadia groeit het

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • Wat is het stadieringmodel?
A

Dit beschrijft de verschillende stadia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Waarom is er aandacht voor vroege detectie van psychose?
A

Dan is de behandeling effectiever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • binnen welk continuum ontwikkeld een psyhose?
A

Van psychoseachtige ervaringen, naar milde enkele symptomen, naar complexe psychotische beelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • wat zijn intrusieve beelden?
A

Dat iemand je ineens voor de trein wilt dieuwen, beelden ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • wat zijn perceptuele aberraties of anomalieen?
A

Vreemde waarnemingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • wat zijn voorbeelden van anomlieen?
A

Denken dat je mobiel afgaat of je gedachten horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • wat zijn paranoide ideen?
A

Het idee dat een collega expres kritiek geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • wanneer verschuift een mild psychose symptoom naar een serieuse psychose ervaring?
A

Als er betekenisgeving en gedrag aan gekoppeld wordt, als de persoon er onder gaat leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • wat valt onder positieve symptomen bij psychose?
A

Wanen, hallizunaties en desorganisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • wat zijn negatieve symptomen van psychose?
A

Weinig motivatie en minder expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • wat is het onderscheid tussen positieve en negatieve symptomen bij psychose?
A

Bij positief verschijnen er symptomen, bij negatief verdwijnt er gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • welke affectieve (emotioneel) problemen komen vaak voor bij psychose?
A

manie, depressie, angst,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • welke cognitieve problemen komen vaak voor bij psychose?
A

geheugen, denken, aandacht, planning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  • waarom is psychose een transdiagnostische verschijnsel?
A

Het komt meer bij meerder diagnostische groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  • bij welke stoornissen komt psychose nog meer voor?
A

Bordeline, dwangstoornis, depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  • hoe is wanen gedefinieerd in de DSM-TR?
A

Als vaststaande overtuigingen die niet veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  • hoe is het onderscheid tussen een waan en een sterke overtuiging?
A

Dit is moeilijk te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  • wat is een voobeeld van vermijding en veiligheidsgedrag bij wanen?
A

Een helm opzetten voor gedachten die ontsnappen, een zonnebril dragen niet herkend te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  • wat zijn niet bizarre wanen?
A

Dit zijn gebeurtenissen die mogelijk zouden kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
  • wat zijn bizarre wanen?
A

Dit is iets onmogelijk, 1000 jaar oud zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
  • wat is achtervolgingswaan?
A

Achtervolgd of afgeluisterd te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q
  • wat is betrekkingswaan?
A

Dat ergens een geheime betekenis voor hun inzit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q
  • wat is grootsheidswaan?
A

Een uitzonderlijke missie hebben of kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q
  • wat is somatische waan?
A

Het geloof van een bizar lichamelijk kenmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q
  • wat is schuld en zondewaan?
A

De persoon moet gestraft worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q
  • wat is identiteitswaan?
A

Dat iemand van identiteit is veranderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q
  • wat is syndroom van capgras?
A

Dat mensen zijn vervangen door dubbelgangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q
  • wat is het sydnroom van fregoli?
A

Dat meerdere personen dezelfde zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q
  • wat is religieuze waan?
A

Dat iemand een profeet is bijvoorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q
  • wat is ontouw, jaloeziewaan, of syndroom van othello?
A

Overtuigd dat de partner ontrouw is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q
  • wat is de nihilistische waan of syndroom van cotard?
A

Dat je deels niet bestaad of een lijk bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q
  • wat is de erotomane waan?
A

Een liefdesband met iemand, en de ander erkent het niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q
  • wat is controle of beinvloedingswaan?
A

Dat iets of iemand de gedachten of gedrag van hem aanstuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q
  • wat is parassietenwaan of syndroom van ekbom?
A

Dat de persoon te maken heeft met ongedierte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q
  • waar wordt het syndroom van ekboom onder gezet?
A

Somatische wanen

39
Q
  • wat is de quelerantenwaan?
A

Het bestrijden van aangedaan onrecht

40
Q
  • wat zijn ideaties?
A

Waanachtige ideen

41
Q
  • hoe worden ideaties omschreven?
A

Het voorstadium waarin de persoon nog twijfelt aan de wanen

42
Q
  • Wat zijn overwaardige ideen?
A

Met grote overtuiging aanhangende ideen

43
Q
  • Wat zijn obsessies?
A

Onvrijwillige gedachten die grote angst oproepen

44
Q
  • Wat zijn compulsies?
A

Dwangmatige handelingen om de angst tegen te gaan

45
Q
  • Wat is van belang bij complot denkers en wanen?
A

In welke mate een waan tegen zichzelf is of tegen een grote groep

46
Q
  • Welke overtuiging is het kenmerk van een paranoide-psycotische patient in achterdocht?
A

Dat het speciaal om hem gericht is

47
Q
  • Wat is het verschil tussen complot denken en paranoide wanen?
A

Bij complot denken heeft het een positieve identiteit

48
Q
  • Wat is belangrijk of een idee een waan genoemd kan worden?
A

De mate dat iemand er last van heeft en hulp wilt

49
Q
  • Wat zijn hallucinaties?
A

Zintuigelijke waarnemingen zonder externe bron

50
Q
  • Wat zijn tactille hallucinaties?
A

Het waarnemen van iets onder de huid

51
Q
  • Wat zijn extracampiene hallucinaties?
A

Het waarnemen van iets in de nabijheid

52
Q
  • Welke hallucinaties komen het meeste voor?
A

Het horen van stemmen

53
Q
  • Hoe komen hallucinaties voor?
A

Meerdere typen door elkaar heen

54
Q
  • Wat zijn mentale voorstellingen, en hoe is dit geen hallucinatie?
A

bijten in een citroen, een cognitieve representatie

55
Q
  • Wat zijn psuedo hallucinaties?
A

Hallucinaties bij mensen die weten dat het nep is

56
Q
  • Wat is het charles bonnet syndroom?
A

Het zien van voorwerpen of dieren

57
Q
  • Wat is desorganisatie?
A

Dat het denken de logica en samenhang verliest

58
Q
  • Wat is echolalie?
A

Het napraten van iemand

59
Q
  • Wat is neologisme?
A

Nieuwe woorden gebruiken

60
Q
  • Wat is muteisme?
A

Het stoppen met praten

61
Q
  • Hoe is desorganisatie merkbaar?
A

Verkeerd woordgebruik of verkeerde zinnen

62
Q
  • Wat is katatoni?
A

Een syndroom van verstoorde spraak

63
Q
  • Welke motorische symptomen kent katatoni?
A

Hypokatoni (terugtrekken), hyperkatoni (opwinding), bizarre herhalingen

64
Q
  • Hoe wordt katatomi in de DSM besproken?
A

Als een los syndroom, maar kan ook in samenhang voorkomen

65
Q
  • Wat is een concreet voorbeeld van katatoni?
A

Vreemde houding, niet meer praten

66
Q
  • Hoe verhoogd desorganisatie de lijdensdruk?
A

Het krijgen van contact wordt lastiger of zelf onmogelijk

67
Q
  • Waarom hebben negatieve symptomen minder aandacht?
A

Aangezien het gaat om de afwezigheid van iets

68
Q
  • Wat is avolitie?
A

Een gebrek aan motivatie of drijfveer

69
Q
  • Wat is gevoelsarmoede?
A

Een vermindering van gevoel

70
Q
  • Wat is vlakheid?
A

Een vermindering van emotionele expressie

71
Q
  • Wat is anhedonie?
A

Een vermindering van plezier

72
Q
  • Wat is een gevoel van inertrie?
A

Een traagheid, dat zorgt voor een zombiegevoel

73
Q
  • Hoeveel patienten leidt onder negatieve symptomen?
A

60% van de patienten

74
Q
  • Wat is demorelisatie?
A

Gevoel van hopeloosheid, moedeloosheid, hulpeloosheid

75
Q

wat is een gevolg van demorelisatie?

A

de persoon trekt zich terug en stopt met proberen

76
Q
  • Wat is dementia preacox?
A

Geestelijke aftakeling

77
Q
  • Wat is een ander woordt voor manische depressieve psychosen?
A

Depressieve of bipolaire stemmingsstoonissen

78
Q
  • Door wie werd de term schizofrenie bedacht en wat betekend het?
A

Gespleten geest, door bleuler

79
Q
  • Welk onderscheid in psychosen wordt er doorgaans gemaakt?
A

Schizofrenie psychosen vs depressieve of manische psychosen

80
Q
  • Hoeveel vormen van schizofrenie zijn er?
A

13 verschillende vormen

81
Q
  • Hoe wordt schizorenie aangeduid in de DSM TR?
A

Schiezofreniespectrum en ander psychotische stoornissen

82
Q
  • Waarom zijn de verschillende classificaties van schizofrenie niet valide?
A

Het bestaan is niet aangetoond, mensen varieren sterk tussen de ziektebeelden

83
Q
  • Waarom wordt in kritiek gesteld dat er gesproken moet worden over psychosegevoeligheid?
A

Het woord schizofrenie klopt inhoudelijk niet

84
Q
  • Wanneer wordt gesproken van schizofrenie?
A

Als twee of meer van de kenmerken , een maand aanwezig zijn.
waaronder tenminste, wanen, halucinaties of gedesorganiseerd spreken

85
Q
  • Welke kenmerken kent schizofrenie?
A

Wanen, hallucinaties, gedesorganiseerd spreken, ernstig gedesorganiseerd gedrag, negatieve symptomen

86
Q
  • Wat is het tweede voorwaarde voor schizofrenie?
A

Het functioneren op een of meer levensgebieden is erg verslechterd

87
Q
  • Wat is een 3e voorwaarde voor schizofrenie?
A

psychotische symptomen zijn 6 maanden onderbroken aanwezig zijn

88
Q
  • Wanneer wordt gesproken over een schizofrenie forme stoornis?
A

Zelfde als schizofrenie, maar een episode duurt niet langer dan 6 maanden

89
Q
  • Wat is het eerste kenmerkt van schizoaffectieve stoornis?
A

Schizofrenie kenmerken met depressieve of manische symptomen

90
Q
  • Wat is het tweede kenmerkt van schizoaffectieve stoornis?
A

Twee weken wanen of halicunaites zonder depressie of manie

91
Q
  • Wat is het derde kenmerkt van schizoaffectieve stoornis?
A

De symptomen voor stemmingsperiode zijn in de actieve en restfase aanwezig

92
Q
  • Wat zijn de kenmerken van waanstoornis?
A

Een of meer wanen, voldoet niet aan schizofrenie

93
Q
  • Wat zijn de kenmerken van kortdurende psychotische stoornis?
A

episode van een dag tot een maand met herstel

94
Q
  • Wat is premorbide niveau?
A

Het oude niveau van functioneren