Thema 4.3 Flashcards
Behandeling van Alzheimer
Cholinesteraseremmers hebben een positief effect op het cognitief en het dagelijks functioneren bij milde tot matige alzheimer. Cholinesteraseremmers zorgen ervoor dat acetylcholine minder snel wordt afgebroken en langer beschikbaar blijft in de presynaptische spleet.
Frontotemporale dementie (FTD)
Een progressieve neurodegeneratieve aandoening. FTD is na de ziekte van Alzheimer de meest voorkomende vorm van dementie die ontstaat voor het 65e levensjaar. De
aandoening stond ook wel bekend als de ziekte van Pick. Drie suptypes zijn FTD-GV,
MND en SD. Bij alle drie geldt: sluipend begin, progressief verloop. Ziekte duurt gemiddeld acht jaar, (kan ook 2-20) De prevalentie van FTD is gemiddeld 15 tot 22 per 100.000 inwoners in de leeftijdsgroep van 45 tot 65 jaar. Geen afwijkingen in cognitieve domeinen in beginfase van ziekte.
FTD-gedragsvariant (FTD-GV)
Veranderingen in persoonlijkheid en sociaal gedrag, specifieke cognitieve stoornissen en veranderingen in taal. Drie subtypen.
* Profiel met disinhibitie, verhoogde afleidbaarheid en overactiviteit,
* Profiel met apathie, initiatiefloosheid en teruggetrokkenheid,
* Profiel met stereotypie en clichématig en dwangmatig gedrag.
Motor neuron disease MND
Een aandoening waarbij selectief de motorische neuronen worden aangetast. Dit gebeurt bij ongeveer 5 tot 15% van de FTD patiënten. Er treedt dysartrie op, spieratrofie en fasciculatie (spiertrekkingen) gevolgd door krachtverlies in armen en benen. FTD-BV patiënten kunnen MND ontwikkelen maar het kan ook andersom. Patiënten met ALS (Vorm van MND) kunnen FTD patiënt worden.
Progressieve niet- vloeiende afasie (PNFA):
Een initieel geïsoleerd optredende, geleidelijke progressieve achteruitgang in de taalproductie. Het taalbegrip is relatief ongestoord (dit betreft de eerste fase van de ziekte, waarin dus geen opmerkelijke gedragsveranderingen zijn).
Semantische dementie
Progressieve aandoening die wordt gekenmerkt door een multimodale afbraak van semantiek. Spontane taal is vloeiend maar begrip en betekenis is fors beperkt. Gesproken taal wordt steeds ‘leger’. Ook hierbij kunnen gedragsveranderingen te zien zijn maar zijn minder op de voorgrond. Gedrag wordt dwangmatiger.
Diagnose FTD
De diagnose kan gesteld worden op basis van de informatie uit de (hetero)anamnese over het gedrag, het klinisch beeld en het neuropsychologisch onderzoek. Bij FTD-bv moet sprake zijn van een achteruitgang in het sociale gedrag met emotionele vervlakking en een verlies van inzicht vroeg in het beloop.
Genetica van FTD
Bij ongeveer 40% van de patiënten met FTD komt een vorm van dementie voor in de familie. In NL zijn er drie genen bekend die samenhangen met het ontstaan van FTD:
* Micotubule-associated protein tau (MAPT)-gen.
* Programuline (GRN)-gen.
* C90RF72-gen.
Mensen met een mutatie in MAPT of GRN of met een verlenging in het C90RF72-gen zullen vrijwel altijd FTD ontwikkelen.
Ontstaan van FTD
Er zijn op dit moment drie eiwitten bekend die betrokken zijn bij het ontstaan van FTD:
* Tau.
* TDP-43.
* FUS.
De eiwitten slaan vooral neer in de frontale en temporale cortex, de hippocampus en basale kernen. Bij sommige is ook de pariëtale cortex betrokken.
Behandeling van FTD
Er bestaat op dit moment geen curatieve behandeling voor FTD. In een kleine studie werd aangetoond dat het middel Trazodon een gunstig effect heeft op gedragsstoornissen bij FTD, in het bijzonder op prikkelbaarheid, agitatie, depressie en eetstoornissen.
Economy of speech
Economisch spraakgebruik. Patiënten nemen minder initiatief tot conversatie en
beantwoorden alleen vragen, in later stadium alleen met ja of nee of helemaal niet.
Parkinsonisme
Het parkinsonspectrum betreft een groep progressieve neurodegeneratieve aandoeningen waarbij sprake is van een aantal motorische verschijnselen die samen Parkinsonisme worden genoemd. Dementie met Lewy-lichaampjes is een voorbeeld van parkinsonisme die niet vaak voorkomt.
Sencundair parkinsonisme
Parkinsonistische verschijnselen als gevolg van vasculaire schade of afwijkingen
atypisch parkinsonisme
De groep atypische Parkinsonismen heeft een aantal klinische overeenkomsten met de ziekte van Parkinson, maar ook een aantal verschillen: een snellere progressie, beperkte reactie op medicatie, een kortere overlevingsduur en prominent cognitief verval in een vroeg stadium.
Vier kenmerken van hypokinetisch-
rigide syndroom
- Bewegingsarmoede/traagheid: akinesie (beweging wordt niet direct begonnen), hypokinesie (verminderd bewegen) en bradykinesie (langzame uitvoering van
beweging). - Rigiditeit: strakheid en spierpijn. In combinatie met traagheid treden ook micrografie, hypotonie en schuifelende pasjes bij het lopen op.
- Rusttremor: tremor in hand, been of hoofd die in tegenstelling tot actietremor alleen aanwezig is als het lichaamsdeel niet beweegt. (schokkende bewegingen)
- Houdingsinstabiliteit: vaak een opvallend gebogen houding, die kan samenvallen met de vertraging van uitvoerende bewegingen.