Thema 2.2 Flashcards
Actiepotentiaal
Cellen communiceren met elkaar via chemische stoffen (bv hormonen) en via elektrische signalen via de zenuwen. Potentiaal(verschil) is een term dat wordt gebruikt wanneer positieve en negatieve ladingen gescheiden worden gehouden waarbij er een potentiële elektrische stroom opgewekt kan worden. Omdat in een cel de potentialen worden gescheiden door een celmembraan wordt dat ook wel membraampotentiaal genoemd. Actiepotentiaal is wanneer Natrium de cel binnenstroomt en Kalium de cel uitstroomt. Een actiepotentiaal is altijd hetzelfde en duurt gemiddeld 2 milliseconden.
Synaps
In de hersenen zitten veel zenuwcellen: neuronen. Deze neuronen communiceren met elkaar via synapsen. Het ene neuron kan aan de andere berichtjes versturen en prikkels doorgeven. De synaps bestaat uit het presynaptisch uiteinde, de spleet van ongeveer twee duizendste millimeter breed, en een postsynaptisch element, bijvoorbeeld een stuk dendriet met daarin
receptorcomplexen. Bij de postsynaps bindt de neurotransmitter zich aan de receptoren. Voordat de neurotransmitter kan binden aan de receptor, moeten er nog wat barrières worden genomen, met name wat betreft de beschikbaarheid van de neurotransmitter binnen en buiten de cel.
neurotransmitters
Belangrijke berichtstofjes die ervoor zorgen dat de hersenen hun werk kunnen doen.
* Dopamine, noradrenaline. Zij kunnen zowel remmen als stimuleren.
* Serotonine, histamine (dit zijn andere aminen, serotonine werkt stimulerend)
* Acetylcholine
* GABA, glutamaat (dit zijn aminozuren. Gaba is remmend, glutomaat stimulerend)
* Endorfines (neuropeptiden: proteïne ofwel ketens van aminozuren).
Neurotransmitters komen niet door de bloed-hersenbarriere heen. De neurotransmitters moeten dus worden aangemaakt door de cel zelf, daarvoor moeten er wel grondstoffen zijn (precursors)
precursors
Precursors zijn vaak essentiële aminozuren die van buitenaf (voeding) het lichaam binnenkomen. Als zo een precursor eenmaal in de cel is, dan zijn er enzymen nodig om de precursor om te zetten in een neurotransmitter.
het ontstaan en functie van noradrenaline
Het essentiële aminozuur fenylalanine kan (via voeding) in de cel komen en daar worden omgezet in tyrosine. Gegeven de aanwezigheid van een ander enzym, kan tyrosine worden omgezet in L-dopa. L-dopa, mits er een tweede enzym beschikbaar is, kan weer worden omgezet in dopamine (de neurotransmitter). Op zijn beurt kan dopamine weer worden omgezet in noradrenaline.
Dus: fenylalaninen wordt omgezet in tyrosine (+enzym 1) →L-dopa (+enzym 2) → dopamine (+enzym 3) → noradrenaline.
Noradrenaline helpt bij concentratie, geheugen en fight or flight.
catecholaminen
Verzamelnaam voor dopamine en noradrenaline
MAO-A
monoamine-oxydase-A. Een voorbeeld waarbij binnen de cel enzymen zijn die prille neurotransmitters onmiddellijk weer afbreken, het dus omzetten in een ander molecuul die niet fungeert als neurotransmitter. Bij MAO-A worden
catecholaminen en serotine afgebroken. De eerste antidepressiva waren gericht op remming van MAO waardoor er meer catecholaminen en serotine bleef bestaan. Andere bijwerking was extreem hoge bloeddruk. Ook kan een geremd MAO systeem in combi met mishandeling tijdens de kindertijd leiden tot meer agressie en antisociaal gedrag.
Regel 2
- Buiten de cel, in de synaps.
- In de presynaptische, door het membraam heen stekende eiwitcomplexen: de heropnametransporters en de autoreceptoren
autoreceptoren
Autoreceptoren bevinden zich buiten de synaps. Autoreceptoren werken in principe hetzelfde als de gewone postsynaptische receptor, voor zover de neurotransmitter zich buiten de synaps bevindt en daar bindt aan de autoreceptor. De gevolgen zijn echter anders. Binding aan een autoreceptor zet binnen de presynaptische cel een sequentie van chemische reacties in gang die uiteindelijk ertoe leidt dat er minder neurotransmitter wordt afgegeven, het is dus een negatief feedbackmechanisme. Daarnaast kan de autoreceptor een ander subtype receptor zijn dan de postsynaptische receptor. Hierdoor binden bepaalde psychofarmaca wel aan de
autoreceptor maar niet aan de postsynaptische receptor, of omgekeerd.
iontrope transmissie
De bekendste vorm van neurotransmissie. De binding zal tot gevolg hebben dat het ionkanaalgedeelte van het receptorcomplex zich opent. Hierdoor ionen kunnen naar binnen. Bekende voorbeelden van ionotrope transmissie zijn:
* De neurotransmitter acetylcholine bindt aan de nicotine-acetylcholine-receptor, daardoor worden Na+-ionkanalen geopend en stroomt Na+ maar binnen (actiepotentiaal)
* De neurotransmitter GABA bindt aan de GABAA-receptor, daardoor worden CI-ionkanalen geopend en stroomt CL- naar
binnen. (kans op actiepotentiaal kleiner)
* De neurotransmitter glutamaat bindt aan de AMPA-glutamaatreceptor, daardoor worden Na+-ionkanalen geopend en stroomt Na+ naar binnen.(actiepotentiaal)
Postsynaptisch potentiaal
De verandering van membraampotentiaal vanuit de rustwaarde.
* Depolarisatie (het positief laden van de cel door toestroom van natrium) = excitatoire postsynaptische potentiaal. Een excitatoir potentiaal heeft een stimulerend effect in de richting van de actiepotentiaaldrempel.
* Hyperpolarisatie (het doorschieten van negatieve lading van de cel doordat kalium de cel verlaat). = inhibitoire postsynaptische potentiaal. Inhibitoir potentiaal heeft een remmend effect wat de kans op actiepotentiaal verkleind.
repolariseren
Herstel van de cel naar rustwaarde.
alfa, beta, theta ritme
Een EEG breng elektrische lading in beeld.
- Bij ontspanning en sluiten van de
ogen zijn hoge pieken en diepe dalen te zien die elkaar snel opvolgen. (Alfa-ritme)
- Als de cortex relatief actief is, bijvoorbeeld als gevolg van een stimulerende drug, wordt het EEG gedomineerd door lagere pieken en minder diepe dalen, die elkaar relatief snel opvolgen (beta-ritme).
- Als de cortex relatief rustig is, zie je via de sensor een signaal met hoge pieken en diepe dalen, die elkaar relatief traag opvolgen (theta-ritme).
Affiniteit
Verwijst naar hoe goed een stof aan een receptor kan binden.
Receptor doelmatigheid
Verwijst naar de mate waarin binding van de neurotransmitter aan de receptor leidt tot een postsynaptisch effect, met name het opengaan van kanalen.