Thema 3.5 Flashcards
Wernicke-Lichtheim schema
Dit schema ligt ten grondslag aan de hiervoor beschreven taxonomie van afasiesyndromen. Hierin is a de akoestische baan, A het centrum voor de klanken, B het centrum voor begrip, M het centrum voor spraakbeweging en m de motorische baan. De cijfers geven laesies en de bijbehorende syndromen aan. Lokale schade aan elk van de componenten in dit model of aan de verbindingen ertussen resulteert in een specifiek syndroom
Sensorische afasie
Patiënt kan vloeiende zinnen spreken maar de zinnen hebben geen betekenis.
Sensitief voor toon en gevoel
Afasiepatiënt heeft moeite met woordbegrip maar toon en gevoel in het woord kunnen ze zeer goed naar luisteren en begrijpen.
Taaltesten
Het merendeel van de taaltesten zal testen op semantiek (betekenis van woorden en zinnen), fonologie (klanksysteem van taal) en syntaxis (zinsopbouw), maar wellicht ook morfologie (woordvorming). Er zijn ook testen die de pragmatiek (het gebruik van taal) testen.
Aandacht
Het proces dat relevante informatie scheidt van niet-relevante informatie. Op theoretisch niveau kunnen aan aandacht de aspecten intensiteit en selectiviteit onderscheiden worden.
executieve controle
Hogere-ordesturing van de aspecten intensiteit en selectiviteit. Controle is de essentie van executief functioneren
executieve functies
Die hersenfuncties die nodig zijn voor het kunnen plannen, initiëren en reguleren van doelgericht taakgedrag in complexe, ongestructureerde situaties.
Intentioneel en adaptief gedrag is het domein van de executieve functies. Het betreft in feite situaties met weinig of geen structuur, waarin het gaat om zelfgestuurd gedrag dat voortkomt uit eigen intenties en motivatie van een individu. De prefrontale hersengebieden zijn belangrijk voor deze functies.
stadia van informatieverwerking
Coderen, vergelijken, beslissen, responsselectie en responsuitvoering. Omdat de capaciteit beperkt is, moet relevante informatie geselecteerd worden. Daardoor is aandacht ook nauw verbonden met snelheid van informatieverwerking.
bottom up v.s. topdown controle
Bottom up controle: het passief getrokken worden van de aandacht door een stimulus
Topdown controle: het actief, selectief en intentioneel richten van de aandacht
pigeonholding
Een term van Broadbent die uitleg geeft over in welk stadium van informatieverwerking bepaalde info voorrang krijgt en andere onderdrukt wordt. Hij veronderstelde het bestaan van een filter dat relevante informatie selecteert op basis van fysieke kenmerken, en van een tweede, later selectiemechanisme dat selecteert op basis van een combinatie van verschillende stimuluskenmerken
twee aspecten van selectiviteit
- Gerichte aandacht (zoals een schijnwerper) Dit wordt getest door gebruikt te maken van situaties met afleidende stimuli.
- Verdeelde aandacht. Er is overtuigend bewijs dat multitasking niet bestaat en dat in verdeelde-aandachtscondities de aandacht zeer snel verlegd wordt van de ene taak naar de andere.
gecontroleerde v.s. automatische informatieverwerking
Dankzij automatische informatieverwerking kunnen meerdere taken parallel worden uitgevoerd zonder dat er interferentie optreedt. Automatisering ontstaat na veel herhaling en training.
Gecontroleerde informatieverwerking verloopt traag, vergt inspanning en is beperkt in capaciteit. De processen verlopen daarom serieel. Gecontroleerd doet sterk beroep op executieve functies
alertheid
De ontvankelijkheid van het centrale zenuwstelsel voor stimulatie en fluctuaties hierin.
* Fasische fluctuaties in de alertheid zijn kortetermijnveranderingen die grotendeels door de situatie of door de taakeisen bepaald worden.
* Tonische fluctuaties vinden plaats over langere periodes en zijn meer vanuit het organisme bepaald. Deze fluctuaties kunnen interfereren met de taakuitvoering. Vb afterlunch dip
Vigilantietaken
Hierbij gaat het om onderzoek naar de alertheid tijdens langdurige, monotone taken met laagfrequent optreden van relevante prikkels. Je moet alert blijven om op die prikkels te kunnen reageren.
aandachtsmodel van Posner en Petersen
Posner en Petersen onderscheiden drie functionele aandachtsnetwerken, waarin zowel corticale als subcorticale gebieden participeren.
* Het vigilantienetwerk (met als functie alertheid).
* Het posterieure aandachtsnetwerk (met als functie het richten van de visueel ruimtelijke aandacht).
* Het anterieure aandachtsnetwerk (met als functie het actief en selectief detecteren van informatie, het executief functioneren).