thema 2.3 en 3.1 Flashcards
Farmacodynamiek
Beschrijft de therapeutische effecten van geneesmiddelen (farmaca) en hun bijwerkingen. De farmacodynamiek beschrijft echter ook waar (ook bekend als het aangrijpingspunt) en hoe (ook bekend als het mechanisme) een geneesmiddel op het lichaam inwerkt. Dus met andere woorden: wat doet het geneesmiddel met het lichaam. Het effect dat een geneesmiddel heeft kan worden beïnvloed door vele factoren, zoals leeftijd, geslacht en iemands genetische kenmerken
farmacokinetiek
Betreft het lot van een stof die op de een of andere manier in het lichaam is gekomen. Hoe (snel) wordt de stof opgenomen in verschillende weefsels? Hoe verspreid de stof zich (met name via de bloedbanen) door het lichaam? Waar en in welke mate wordt de stof afgebroken? En hoe verdwijnt de stof weer uit het lichaam?
Verschil farmacodynamiek en famacokinetiek
Dynamiek is wat het geneesmiddel met het lichaam doet
Kinetiek is wat het lichaam met het geneesmiddel doet
biochemisch vs fysiologisch effect
- Biochemisch effect: de primaire interactie met de receptor, die dan verbonden kan zijn aan een ionkanaal, of aan een transporteur, of die op een andere manier iets kan veranderen in de zenuwcel. Hierbij is affiniteit van belang; hoe goed een stof aan een receptor kan binden.
- Fysiologisch effect: datgene wat er verandert in de postsynaptische cel als gevolg van binding met de receptor van de stof of de neurotransmitter. Hierbij is doelmatigheid van de receptor van belang;de mate waarin binding aan de receptor leidt tot een postsynaptisch effect.
theorie van compenserende processen
Effect van medicatie wordt per keer minder. B.v. bij het slikken van amfetamine. De eerste keer leidt dit tot acute verhoging van hartslag, de volgende keer minder. Volgens de theorie van de compenserende processen komt dit doordat de hartslag op de een of andere manier wordt verlaagd voordat of op het moment dat de amfetamine wordt ingenomen. Dit lijkt het werk van een compenserend mechanisme in het lichaam of het brein dat wordt geactiveerd in anticipatie op het effect van amfetamine. Het compenserende proces is afhankelijk van contextuele cues (omgeving). Als de context plots veranderd, kunnen compenserende processen uitblijven. Dit is de reden dat er meer overdosissen plaatsvinden in vreemde omgevingen waar men niet eerder het middel heeft ingenomen.
desensitisatie
Het ongevoeliger worden van receptoren na herhaalde stimulatie. (Dus het minder gevoelig worden voor een bepaalde prikkel) Meer specifiek treedt desensitisatie op als de receptor meer dan normaal wordt gestimuleerd. Het ongevoeliger worden van de receptoren komt door een vermindering van het aantal receptoren en/of door een daadwerkelijke verlaagde affiniteit van de receptoren voor de stof
sensitisatie
Gevoeliger worden van receptoren (door associatief leren)
acuut vs chronisch effect
Accuut effect treedt enkel op bij een eerste toediening van een stof, dus nog nooit eerder gebruikt. Chronisich effect is het gewenste effect na een x aantal keer gebruik.
afhankelijkheid
De toestand waarin een organisme of persoon de stof moet innemen om een eerder ervaren en nu weer gewenste mentale toestand te realiseren.
Verslaving
Het geheel van gedragingen dat voortkomt uit de afhankelijkheid
stofmisbruik
Verwijst naar het blijvend gebruik van een stof terwijl de nadelen duidelijk zijn en groter dan de voordelen, zowel in relatie tot de effecten van de stof als tot datgene wat gedaan moet worden om de stof te kunnen innemen.
afhankelijkheid en verslaving v.s. acuut/chronisch effect
Afhankelijkheid en verslaving hebben nadrukkelijk te maken met het verschil tussen acute en chronische effecten van een stof. Daar waar acute effecten als plezierig en belonend worden ervaren, zullen deze bij chronisch gebruik en gelijkblijvende dosering nauwelijks meer merkbaar zijn. Stoppen is ook geen optie, want de normale niveaus van receptorgevoeligheid zijn door het chronische gebruik verlaagd. Daardoor voldoet de reguliere dosis natuurlijke neurotransmitter niet langer.
afhankelijkheid en tolerantie
Afhankelijkheid wordt gevoed door tolerantie. Tolerantie op haar beurt berust op desensitisatie, en mogelijk op contextafhankelijke compenserende processen. Afhankelijkheid wordt ook direct gevoed door desensitisatie. Herhaald gebruik van de stof heeft de receptoren dan zodanig gedesensitiseerd dat deze nog maar minimaal reageren op de reguliere neurotransmissie. Alleen het innemen van de stof kan de fysiologische effecten van de
receptorstimulatie weer op het gewenste peil brengen.
waarderen vs willen
In relatie tot afhankelijkheid zijn er twee verschillende systemen in de hersenen.
* Desensitisatie bij herhaalde toediening. Het is alsof de drug ‘gaat vervelen’, de gebruiker gaat hem minder waarderen. Dit systeem noemen we liking (gewaardeerd).
* Tegenover liking staat wanting (gewild): het willen bemachtigen en innemen van de drug, zelfs wanneer liking in hoge mate is verminderd. Het idee is dat wanting een autonoom proces is dat tot stand komt door overmatige sensitisatie van hersencircuits die verschillen van die waarop liking berust.
wanting en terugval
Wanting speelt een belangrijke rol in de terugval naar het stofmisbruik. Een probaat middel daarvoor is het feit dat bepaalde contextuele cues ‘belonende opvallendheid’ hebben verkregen. Dat betekent dat tijdens het ontstaan van de verslaving niet alleen een verhoogde gevoeligheid voor de verslavende stof is ontstaan, maar ook voor de context waarin gewoonlijk het middel werd gebruikt. Via het hypersensitisatiemechanisme van wanting kan dezelfde context dus ook de hunkering aanwakkeren ook na allang gestopt te zijn.