Thema 3.4 Flashcards
Plek van episodisch geheugen in het brein
Zo ongeveer het hele brein. Een aantal gebieden, waaronder de frontale cortex, delen van de pariëtale kwab en van het cerebellum, is actief als een persoon zoekt in zijn geheugen. Andere, zoals de sensorische cortices, worden actief bij een herinnering met een specifieke sensorische inhoud
Opslag van nieuwe herinneringen in het brein
Het opslaan van nieuwe herinneringen activeert meestal gebieden in de mediaal- temporale cortex, waarbij de precieze taak bepaalt welk deelgebied het meest geactiveerd wordt. Gebieden die eruit springen zijn de hippocampus en de parahippocampale gyrus.
Plek procedureel geheugen in het brein
Procedureel geheugen en conditioneren worden meestal gelinkt aan de basale ganglia en het cerebellum.
Priming in het brein
Priming geeft een bijzonder patroon: over het algemeen deactiveert priming het gebied dat verantwoordelijk is voor de onderliggende processen. Waar priming plaatsvindt hangt af van het soort priming dat onderzocht wordt: in het algemeen daar waar verwerking plaatsvindt.
Definitie van geheugen
Het opslaan (encoderen), bewaren (retentie) en opdiepen van informatie (reproduceren of herkennen)
synesthesie
Synesthesie vindt plaats wanneer informatie die binnenkomt via een modaliteit, ook een sensatie teweegbrengt in een andere modaliteit. Bv. ‘groen’ onthouden, dan komt er een groene bloempot in de gedachte van S (die slimme meneer). Dit was ook ingewikkeld want lezen was lastig – elk woord kreeg een beeld.
retroactieve interferentie
Wanneer tijdens het retentie-interval andere informatie geleerd wordt en die het opdiepen van eerdere informatie verstoort.
definitie van taal volgens Crystal
Het systematisch en conventioneel gebruik van klanken, tekens, of geschreven symbolen voor communicatie en zelfexpressie in een samenleving.
Taal als cognitief systeem
Taal is een systeem dat betekenissen verbindt met vormen. Het produceren van taal begint met een preverbale boodschap en eindigt met akoestische of grafische vormen. Begrijpen begint met de waarneming van een vorm en eindigt bij een mentale representatie. Het mentale lexicon vervult bij taalgebruik een centrale rol.
Mentale lexicon
Het deel van het semantische LTG waarin de woorden die we (her)kennen en gebruiken zijn opgeslagen. Dat betreft de woordenschat van de moedertaal, maar ook later geleerde talen. Men herkent en begrijpt algauw zestigduizend woorden. Die hebben elk een representatie in het mentale lexicon, en omvat drie typen informatie.
* Betekeniseigenschappen.
* Grammaticale eigenschappen
* Vormeigenschappen (fonemen, abstracte klankeenheden)
Lemma
De representatie van de grammaticale eigenschappen van een woord.
Produceren van taal
- Conceptualisator. Het mechanisme dat verantwoordelijk is voor het kiezen van een boodschap die we dmv spreken willen overbrengen.
- Formulator. Zorgt voor grammaticle codering en klankinformatie (fonologische codering)
- Articulator. Vertaalt de uit de fonemen opgebouwde representatie naar bewegingsinstructie. Het past de motorische instructies aan aan de fysieke omstandigheden
- Monitor. Een zelfbewakingssysteem dat een gesproken uiting op allerlei aspecten controleert
Afasie
Een verzamelnaam voor verworven taalstoornissen, die doorgaans tot uiting komen in alle modaliteiten (luisteren, spreken, lezen en schrijven). De meest voorkomende
oorzaak is een beroerte. Deze en andere oorzaken hebben gemeenschappelijk dat ze een min of meer focaal, gelokaliseerd trauma opleveren.
Specific language
impairment (SLI)
Als de taalfuncties van jongs af aan niet goed ontwikkeld worden
Omissie
Een woord weglaten