Thema 1.3 Flashcards
Hypothese van restitutieve reconnectie
Hypothese ter beantwoording van de vraag hoe spontaan herstel na letsel werkt. Neuronen in naastgelegen gebieden leggen snel nieuwe verbindingen aan om verloren gegane verbindingen te vervangen. Sommige beschadigingen kunnen door hun aard of ernst circuits zodanig aantasten dat reconnectie ernstig belemmerd wordt. Daarom kunnen sommige cognitieve beperkingen chronisch worden.
Diaschisis (monakow)
Als er door letsel een bepaald deel van de hersenen uitvalt, valt de communicatie met dat gebied weg. Hierdoor valt ook het functioneren van andere hersengebieden uit.
Hoe kan plasticiteit gestimuleerd worden (Robertson en Murre)
- De variabelen waarop men revalidatie voor een beschadigd brein baseert, dienen dezelfde te zijn als die neuroplasticiteit in het gezonde brein bepalen.
- Stimulatie van neuroplasticiteit heeft alleen effect na licht en matig hersenletsel
- Meerdere vormen van gerichte stimulatie blijken het effectiefst.
Een systematische empirische onderbouwing van hun ideeën ontbreekt vooralsnog. Het lijkt erop dat de juiste timing van stimulatie in het ziekteproces een belangrijke factor is voor goede resultaten, en onderzoek hiernaar wordt sterk aanbevolen.
Wat is leren?
In de leerpsychologie wordt leren gedefinieerd als een relatief permanente verandering in het gedragsrepertoire die het gevolg is van ervaring. De essentie van het aanleren van gedrag is het leggen van een associatie tussen uitlokkende factoren (stimuli) en gedrag (respons). Wanneer stimulus en respons herhaaldelijk in combinatie optreden (consistent mapping) wordt een stevige verbinding gelegd. Wanneer verschillende responsen uitgelokt worden (varied mapping), wordt deze verbinding niet gelegd en ontstaat er geen leerresultaat.
Knowledge of Results (KR)
Verbale informatie over de mate waarin het leerdoel is gehaald. Op grond hiervan kan het leerproces bijgestuurd worden.
State dependent learning
Het geleerde gedrag is in eerste instantie sterk afhankelijk van de context. Het doel van revalidatie is dat patiënten het geleerde gedrag ook in een andere context kunnen vertonen.
Variability of practice (VP)
Om het aanleergedrag onafhankelijk te maken van de specifieke context is het noodzakelijk al vroegtijdig variatie in de leercontext aan te brengen, terwijl de relatie tussen leerstimulus en leergedrag wel constant blijft.
Linkage to the site of application (LA)
Het tijdens de leerfase relateren van het leergedrag aan de doelsituatie. Of patiënten hiertoe in staat zijn, is afhankelijk van de mate waarin executieve functies intact zijn. Die zijn cruciaal voor het vermogen om zelfstandig te functioneren.
ICIDH model
In 1980 werd door de WHO de International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps (ICIDH) geïntroduceerd, die het mogelijk maakte om de gevolgen van ziekte en letsel voor het individueel functioneren van patiënten op drie verschillende niveaus te onderscheiden, te weten stoornissen, beperkingen en handicaps.
* Stoornissen zijn manifestaties van aandoeningen of ziekten
* Beperkingen zijn de gevolgen van de stoornis op persoonsniveau
* Handicap is de aantasting van het maatschappelijk functioneren als gevolg van
ICF model
In 2001 werd de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) geïntroduceerd. Hierbij gaat het om de classificatie van ‘componenten van gezondheid’.
* Functioning staat voor lichaamsfuncties, waaronder ook mentale functies, activiteiten en participatie.
* Disability bestrijkt zowel stoornissen in functies als beperkingen in activiteiten en participatie.
Functioning en Disability worden als complementair opgevat. Het ICF-systeem biedt de mogelijkheid om zowel omgevingsfactoren als persoonlijke (premorbide) factoren in kaart te brengen die de classificatie kunnen verhelderen. Het model kan als leidraad worden gebruikt om binnen neuropsychologische revalidatie behandeldoelen op te stellen.
Hiërarchie van interventiemethoden
Er zijn grote verschillen in de mate waarin hersenletselpatiënten leerbaar zijn. Gross en Schutz hebben aan de hand van niveaus van leerbaarheid een hiërarchisch indeling gemaakt van interventiemethoden. Daarbij is een koppeling gemaakt tussen het niveau van leerbaarheid, de mate waarin de patiënt zelf een actieve rol kan spelen bij het leren van nieuw gedrag, en de mate waarin de omgeving hierin ondersteuning zou moeten bieden. De hiërarchische indeling maakt duidelijk dat naarmate een patiënt minder leerbaar is en geen actieve rol kan spelen, er meer externe structuur nodig zal en minder generalisatie naar andere situaties te verwachten is. Executieve functies en mate van inzicht van patiënt speelt mee.
1. Leervermogen is gering. Gedragsverandering komt vanuit omgeving, niet blijvend.
2. Gedrag beïnvloeding d.m.v. instrumentele en operante conditionering. Grote rol van omgeving, weinig generalisatie.
3. Vaardigheidstraining. Generalisatie is beperkt.
4. Strategietraining. Aanleren van
compensatiestrategieën. Aanzienlijke mate van
generalisatie.
5. Volgen van cognitieve cyclus. Patiënt=bewust van eigen vermogen tot aanpassing.
ICF en Restauratief vs compensatoire behandeling
- Restauratieve behandeling richt zich op het verbeteren van basale functies en daarmee op het stoornisniveau. Het effect zou moeten generaliseren. De trainingsvormen binnen het restauratieve model noemen we functietraining, vaak via computertaak maar deze generaliseert niet en wordt dus afgeraden. Er is nog geen werkzame behandeling beschikbaar.
- Compensatoire behandeling gaat ervan uit dat de beschadiging irreversibel is, maar dat de gevolgen daarvan zo veel mogelijk
gecompenseerd moeten worden door het inzetten en benutten van de intacte functies en mogelijkheden van de patiënt. Deze behandelmethoden richten zich juist niet op de stoornis zelf, maar op het functioneren van de patiënt op activiteiten- en participatieniveau.
Repeated practice approach
Door de patiënt herhaaldelijk eenzelfde taak te laten uitvoeren die de beschadigde cognitieve functie aanspreekt, wordt beoogd de functie zodanig te stimuleren dat deze sterker wordt. De onderliggende assumptie dat specifieke stimulatie plasticiteit teweegbrengt is niet onlogisch.
Vaardigheidstraining
Repeated practice approach is een vorm van vaardigheidstraining. Het doel is niet om een onderliggende cognitieve functie te trainen maar om een specifieke activiteit aan te leren, door gebruik te maken van intacte leercapaciteiten. Daarbij wordt niet expliciet transfer of generalisatie naar andere situaties beoogd.
Strategietraining
Als patiënten voldoende intacte executieve vaardigheden hebben is strategietraining een mogelijke optie. Een strategie is een algemene, abstracte, top-down aanpak, waarmee beter functioneren d.m.v. herstructurering van taken, strakkere planning van activiteiten en striktere controle van het eigen gedrag beoogd worden. Dit vraagt niet alleen van de patiënt dat deze over voldoende abstractievermogen beschikt, maar ook dat deze in verschillende situaties zelf opmerkt dat die het gebruik van de strategie vereisen. Vervolgens moet de patiënt de
abstracte stappen zodanig kunnen concretiseren dat deze in de taaksituatie uitgevoerd kunnen worden.