Thema 1.4 en 2.1 Flashcards

1
Q

Magnetische-resonantie- spectroscopie (MRS)

A

Geeft informatie over concentraties van bepaalde moleculen in de hersenen. Hoe sterker het magnetisch veld, hoe nauwkeuriger de meting. Beeldvorming van de hele hersenen is mogelijk maar wordt vaak gebruikt voor info van een specifieke locatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diffusion Tensor Imaging (DTI)

A

Bij het maken van diffusiescans wordt gebruikgemaakt van de eigenschappen van watermoleculen.In een vrij medium is sprake van isotrope diffusie: de watermoleculen bewegen zich in alle richtingen tegelijk. In weefsel is de bewegingsvrijheid beperkt en is sprake van anisotrope diffusie. Door lokaal de
fractionele anisotropie (FA) te berekenen, kunnen wittestofbanen worden gereconstrueerd. Met behulp van DTI kan verder een voxel-based analyse (VBA) gedaan worden, die analoog verloopt aan VBM, maar waarbij gebruikgemaakt wordt van de FA-waardes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Meten van elektrische signalen

A

De actiepotentialen die hersencellen genereren bij het overdragen van informatie veroorzaken elektrische velden die aan de buitenkant van het hoofd kunnen worden gemeten. Registratie van deze elektrische velden is op de kaart gezet door Berger. Het gaat hierbij om twee soorten activiteit:
* Communicatie tussen neuronen binnen een hersengebied
* Communicatie tussen hersengebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

EEG vs MEG

A
  • Elektro-encefalografie (eeg) is de meest gebruikte methode voor functionele beeldvorming, maar heeft het probleem dat elektrische velden verstoord worden door omliggend weefsel en bot.
  • Magneto-encefalografie (meg) meet de magnetische velden die door actiepotentialen worden opgewekt, en deze velden worden niet verstoord door weefsel of bot. Meg meet daarom nauwkeuriger plaatsbepaling van activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

EEG

A

Bij eeg worden enkele tientallen elektroden op het hoofd aangebracht, verdeeld over de schedel. De opgewekte elektrische velden worden door alle elektroden opgepikt. Uit die signalen kunnen drie soorten informatie worden gehaald.
* Informatie afkomstig van hersenweefsel dat het dichtstbij ligt. Dit signaal schommelt op en neer en moet worden gemiddeld. De event-related potential (ERP). Hieruit kan informatie over het tijdsverschil en de sterkte van de neurale
reactie worden afgeleid.
* Informatie over de schommeling van het eeg-signaal als gevolg van hersengolven of oscillaties. Bepaalde ritmen, zoals de alfa en bètagolven, worden geassocieerd met hersenfuncties. De amplitude van deze golven geeft bijvoorbeeld een indicatie van de mate van concentratie.
* Informatie over de locaties van gebieden die op een taak reageren. De relatieve sterkte van het signaal op elke elektrode geeft een indicatie voor waar het precies vandaan komt, en met rekenprogramma’s source localization en beam forming kunnen patronen worden vastgesteld.
De temporele resolutie voor eeg is hoog, maar de gevoeligheid is veel te laag voor het meten van individuele neuronen. Zowel de nauwkeurigheid als de gevoeligheid neemt sterk af naarmate de hersengebieden dieper liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

MEG

A

Meg meet de magnetische velden die neuronen opwekken en kan nauwkeuriger de plaats van actieve gebieden bepalen. Meg kan gammagolven zien (EEG niet). Uit meg-signalen kunnen dezelfde soorten informatie worden afgeleid als uit eeg-signalen. Nauwkeurigheid en gevoeligheid nemen af voor dieper gelegen gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

PET

A

Water werd radioactief gemaakt en in de bloedbaan ingebracht. Het water wordt opgenomen door hersenweefsel in een mate die afhankelijk is van het plaatselijke zuurstofgebruik. Een hoge mate van neurale activiteit leidt tot opname van veel radioactief water. Uniek aan deze methode is de spatiële resolutie (rond de 5 mm) en de gevoeligheid voor activiteit in dieper gelegen gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fMRI

A

Functionele magnetic resonance imaging (fMRI) maakt gebruik van een MRI-scanner. De temporele resolutie is beperkt, de spatiële resolutie is bijzonder goed. Voor fMRI maakt de scanner series van scans, die inzicht geven in hersenactiviteit. De scans zijn gevoelig voor bepaalde eigenschappen van bloed. De essentie van fMRI is dat hemoglobine in het bloed gebruikt wordt als contrastvloeistof. Een hemoglobinemolecuul zorgt voor het transport van zuurstof naar weefsel. Daar waar neuronen actiever worden, neemt de bloedtoevoer toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Resting state methode

A

Zoekt naar correlaties tussen gebieden, en levert een beeld op van functionele netwerken. Hiervoor is geen taak nodig. Gebieden die dezelfde functies uitvoeren en samen een netwerk vormen, kenmerken zich door een synchroon signaal en vertonen sterke correlaties met elkaar. Hier spelen twee factoren een rol:
* Tijdens ontspanning gaat het signaal langzaam omhoog en omlaag (low frequency fluctuation), en dit patroon is gelijk voor alle gebieden binnen een netwerk.
* Gedachten leiden tot korte, willekeurige momenten van activatie van een netwerk. De sterkte van de correlaties wordt gezien als de sterkte van de verbinding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mind reading

A

Gebruikt patronen van hersenactivatie om te herleiden wat een persoon ziet. Eerst worden hersenpatronen bepaald, die opgeroepen worden met een taak waarbij verschillende visuele stimuli worden aangeboden. De patronen verschillen per stimulus. Een computerprogramma rapporteert wanneer het een patroon ziet optreden. Met deze patroonherkenningstechniek zijn onderzoekers inmiddels in staat om te herleiden welke tekst een persoon leest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Thalamus

A

Eivormige grijze stof in beide hersenhelft. Speelt een belangrijke rol bij de selectie van prikkels die doorgegeven moeten worden vanuit de hersenstam aan de verschillende delen van de hersenschors. Gehoor- en gezichtszintuigen, waarneming van pijn temperatuur en tast. Kan ook prikkels onderdrukken (b.v. bij concentratie). Bij beschadiging van de thalamus kan een lichte aanraking voor extreme pijn zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Coma

A

Bij coma staan de hersenen (tijdelijk) uit. Aan knop is informatie die doorgaat vanuit de hersenstam, thalamus naar de schors. Dat gebeurt dus niet bij een coma. B.v. beide hersenhelften niet goed meer functioneren of thalamus of hersenstam functioneert niet goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hersenstam

A

Hersenstam zorgt voor ademhaling, bloeddrukregulatie, hartregulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psychofarmaca

A

Psychofarmaca zijn stoffen die effect hebben op het psychisch welbevinden. Deze stoffen beïnvloeden gedrag via een effect op het centraal zenuwstelsel. Voorbeelden hiervan zijn drugs zoals cocaïne en XTC, maar ook nicotine, cafeïne en alcohol en medicatie voor onder andere depressie en ADHD (ritalin).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt psychofarmaca

A

Als een psychofarmacon ergens in de hersenen de signalen veranderd, dan kan dat effect hebben in talloze andere delen van de hersenen die met dat eerste gebied in verbinding staan. Bepaalde delen van het brein staan in direct contact met het ruggenmerg, en van daaruit lopen weer verbindingen naar spieren, klieren en andere inwendige organen. Via de verbindingen tussen de hersenen en de spieren kan een stof invloed uitoefenen op het patroon van spieractiviteit: het gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pijltjesgif

A

Tubocurarine is het werkzame bestanddeel curare, het pijltjesgif dat sommige Zuid- Amerikaanse indianenstammen gebruiken voor de jacht op dieren. Het werkt verlammend, het blokkeert signalen van zenuwbanen uit het ruggenmerg naar de spieren. Het verlamt de hersenen niet omdat het via de bloedbaan niet in de hersenen terecht kan komen.

17
Q

Atropine

A

Atropine is een stof met gedeeltelijk hetzelfde werkingsmechanisme als tubocurarine, het wordt onder andere gebruikt als oogdruppel om de pupil te verwijden om de binnenkant van het oog beter te onderzoeken. Het blokkeert dan een tijdelijke blokkade van de pupilspier. Atropine kan wel via het bloed in de hersenen komen, men rapporteert dan een dikke tong, sufheid of verwarring. Als de hoeveelheid atropine niet te hoog is, kan het resulteren in een opgewekt en rustig gevoel.

18
Q

Twee categorieën psychofarmaca

A
  • Genotsmiddelen (drugs): mensen dienen dit zelf toe omdat de stof een belonend effect heeft, net zoals lekker eten. Het belonend effect van deze stoffen leidt ertoe dat de kans groot is dat deze bij een volgende gelegenheid nogmaals wordt gebruikt. Is er sprake van een dergelijk herhaald toedienen, dan is sprake van verslaving.
  • Geneesmiddelen: dit wordt gebruikt om problematisch gedrag af te zwakken, om te vormen, of anderszins te sturen.
19
Q

Voorbeelden van neurotransmitters

A

Neurotransmitters ontstaan door de aminozuren. Deze worden via ons voedsel, met name eiwitten aangemaakt. Voorbeelden van neurotransmitters zijn dopamine en serotonine. Neurotransmitters spelen een cruciale rol bij signaaloverdracht tussen neuronen.

20
Q

Manieren om medicatie toe te dienen

A
  • Injecteren is de snelste manier om bloedspiegel op te jagen en effect in de hersenen te bewerkstelligen.
  • Via de neus is ook een snelle manier om de bloedspiegel te laten stijgen.
  • Opname via de mond is al wat langzamer, wel de meest voorkomende manier.
  • Opname via de huid is extreem langzaam. Piekwaarde in het bloed wordt pas na 5 uur bereikt.
21
Q

Twee soorten ‘verpakking’ van medicijnen

A
  • De eerste verpakking leidt tot de snelst mogelijke stijging in de bloedspiegel, tot een beperkte maximale waarde. Dit kan bijvoorbeeld na een uur worden bereikt, waarna de bloedspiegel binnen een uur of vier weer terug tot de helft is gezakt. Dit veroorzaakt een patroon van pieken en dalen in de bloedspiegel.
  • De tweede verpakking zorgt ervoor dat het medicijn minder snel in het bloed terecht komt, waardoor het mogelijk wordt om nadat via de eerste verpakking de piekwaarde is bereikt, een duurzame (bijvoorbeeld een uur of acht), meer constante bloedspiegel te realiseren. Het zorgt ook voor een gelijkmatiger verloop van effecten op het gedrag.
22
Q

Hormonen

A

Een speciale klasse van stoffen wordt gevormd door de hormonen, een hormoon is een stof die via de bloedbaan naar een ander deel van de hersenen of het lichaam gaat en op die manier een signaal overbrengt. Dit proces verloopt een stuk trager. Een voorbeeld van een hormoon is melatonine

23
Q

Dosering van cafeïne

A

Een gewenst effect van cafeïne is er al na één kopje koffie voor iemand van 70 kilo. Het effect wordt niet meer na meer kopjes koffie.

24
Q

Therapeutisch venster

A

Venster van dosering van medicatie. Dit venster wordt begrensd door een laagste dosering die de gemiddelde ondergrens vormt voor het waarnemen van enig gewenst effect. De grens aan de andere kant is een hoge dosering die leidt tot een onaanvaardbaar niveau van bijwerkingen.

25
Q

Titreren

A

Het instellen van de optimale dosering. Bij methylfenidaat gaat het om een titratie van het onmiddellijke, acute effect. Bij de meeste psychoactieve geneesmiddelen wordt het gewenst effect pas verkregen na chronische toediening, doorgaans van twee tot zes weken.

26
Q

Tolerantie

A

Het afnemen van een gewenst of ongewenst effect bij chronische toediening vd stof.

27
Q

Relationele ontwikkeling van geneesmiddelen

A

Met de relationele ontwikkeling van geneesmiddelen wordt bedoeld dat de laatste fasen van klinisch onderzoek zijn gebaseerd op de resultaten van eerder verklarend preklinisch onderzoek. Dat was toen vrij nieuw in de psychofarmacologie. Nog steeds berusten veel van de huidige toepassingen van psychofarmaca als geneesmiddel op toevallige observaties van effecten van deze stoffen op het gedrag, terwijl die stoffen in het beginsel heel ergens anders voor waren bedoeld.

28
Q

Open label studie

A

Het middel wordt, voor alles en iedereen zichtbaar, toegediend aan een groep patiënten, en na verloop van tijd wordt gekeken of het gewenste effect is bereikt. Een open label studie met een positief resultaat zal echter moeten worden opgevolgd door een placebogecontroleerde studie

29
Q

Fasen van klinische onderzoek naar geneesmiddelen

A
  1. Titratieprocedure. Er wordt gestart met minieme doses die langzaam worden opgevoerd. Lichamelijke processen worden in de gaten gehouden.
  2. De therapeutische werking wordt onderzocht via een dubbelblind, placebogecontroleerde studie in een kleine groep.
  3. Als de stof in fase 2 inderdaad beter werkt dan de placebo, dan moet dit vervolgens worden bevestigd in nieuwe dubbelblinde, placebogecontroleerde studies voor groepen van duizenden patiënten. Dit duurt gemiddeld 3,5 jaar en kost 30 miljoen. Als de uitkomsten positief zijn = middel geregistreerd.
  4. Apothekers en artsen houden de bijwerkingen in de gaten die alsnog aan het licht komen.
30
Q

Preklinisch onderzoek

A

Voor onderzoek bij mensen wordt vaak getest op knaagdieren. Preklinisch onderzoek kan echter ook op mensen.