Thema 1.2 Flashcards
Depressie vs rouw
Soms ontwikkelt een depressieve stoornis zich geleidelijk, maar het is ook mogelijk dat zij plotseling ontstaat, vaak na gebeurtenissen die een verlieskarakter hebben. Hierbij is het van belang onderscheid te maken tussen normale rouw en depressie. Rouw kenmerkt zich door gevoelens van leegheid, verlies en een verlangen naar de verloren persoon. Depressie door een voortdurend depressief gevoel. Er kan ook sprake zijn van een depressie kort na een overlijdend, indien voldaan aan de criteria.
Persisterende depressieve stoornis
- Criterium A: Een sombere stemming die minstens twee jaar, het merendeel van de dagen, het grootste deel van de dag aanwezig is.
- Criterium B: Tijdens de depressiviteit zijn minstens twee van de volgende kenmerken aanwezig: slechte eetlust of te veel eten, insomnia of hypersomnia, weinig energie of vermoeidheid, gering gevoel van eigenwaarde, slechte concentratie of moeite met beslissingen, gevoelens van hopeloosheid.
- Gedurende de periode van twee jaar zijn de kenmerken nooit langer dan twee maanden afwezig geweest.
Onderverdelingen PSD
- Dysthyme syndroom. Er wordt gesproken van een puur dysthym syndroom als er niet voldoende symptomen zijn geweest om te voldoen aan depressieve stoornis.
- ‘PSD met intermitterende depressieve episode, met huidige episode’ (Chronische klachten die NU voldoen aan de criteria voor een depressie)
- ‘PSD met intermitterende depressieve episode, zonder huidige episode’ (chronische klachten die in het verleden voldeden aan criteria voor depressie.
Puberteit PSD
Een PSD kan al in de puberteit ontstaan. De klachten kunnen door de cliënt als normaal en karakteristiek gezien worden, ‘ik ben nu eenmaal vaak somber’. Hierdoor wordt er pas vaak later hulp gezocht. De klachten kunnen in een diagnostisch proces ten onrechte worden geïnterpreteerd als karakteristiek voor een persoonlijkheidsst
Premenstruele stemmingsstoornis
Ook wel premenstruele dysfore stoornis, of PMDS genoemd. In de laatste week voor de menstruatie zijn minstens vijf van de volgende symptomen aanwezig. Deze symptomen nemen vervolgens af binnen een paar dagen na het begin van de menstruatie. Van PMDS wordt alleen gesproken als de symptomen in het afgelopen jaar aanwezig waren tijdens de meeste menstruatiecycli.
* Een (of meer) van de volgende symptomen: affectieve labiliteit, prikkelbaarheid of boosheid, sombere stemming, gevoelens van hopeloosheid, angst, spanning en/of het gevoel opgedraaid te zijn.
* Plus een (of meer) van de volgende symptomen: minder interesse in dagelijkse activiteiten, moeite met concentreren, lethargie (ziekelijke slaaplust), vermoeid of gebrek aan energie, meer of minder eetlust, hypersomnia of insomnia, overspoeld worden door emoties of zichzelf niet in de hand hebben, lichamelijke klachten.
Depressieve-
stemmingsstoornis
door een
middel/medicatie
of somatische
aandoening
Depressieve stemmingsstoornissen kunnen een gevolg zijn van organische aandoeningen of van het gebruik van medicijnen, alcohol of drugs. De aandoening of het middel beïnvloedt de werking van de hersenen, waardoor een stemmingsstoornis ontstaat. Het overmatige gebruik van drugs of alcohol (intoxicatie) of het acuut stoppen met het gebruik van deze middelen (onthouding) kunnen rechtstreeks leiden tot het ontstaan van een stemmingsstoornis. Veel medicatie kan een stemmingsstoornis teweegbrengen. Daarnaast zijn er vele lichamelijke ziekten die verschijnselen van een stemmingsstoornis teweeg kunnen brengen. Om vast te stellen of de stemmingsstoornis voortvloeit uit een middel of somatische aandoening dient gekeken te worden of hiervoor aanwijzingen te vinden zijn in de ziektegeschiedenis, of in lichamelijk onderzoek of laboratoriumonderzoek.
Kenmerken manische episode
We spreken van een manische episode wanneer gedurende minstens een week vrijwel iedere dag sprake is van een abnormaal en aanhoudend verhoogde prikkelbare stemming of energie. Tijdens deze periode zijn minimaal drie van de volgende symptomen duidelijk aanwezig en opvallend afwijkend van het normale gedrag: overtrokken gevoel van eigenwaarde, minder slaap, spraakzamer, gejaagde gedachten, sneller afgeleid, actiever (sociaal of seksueel) of fysiek onrustig, meer bezig met risicovolle activiteiten.
Drie soorten bipolaire stoornis
- Bipolair type-I: Cliënten met een bipolaire stoornis type-I melden een patroon van klachten dat in de loop van de tijd voldoen of voldaan hebben aan de criteria voor een manische episode. Daarnaast kunnen er depressieve en/of hypomane episoden aanwezig zijn of nog ontstaan.
- Bipolair type-II: De bipolaire stoornis type-II wordt minimaal gekarakteriseerd door de aanwezigheid in de ziektegeschiedenis en heden van minstens één depressieve en één hypomane episode. Verschijnselen hypomaan zijn vergelijkbaar maar minder ernstig in duur en intensiviteit dan manisch. Wanneer wel manische episode heeft gehad dan is het bipolair type I.
- Cyclothyme stoornis: We spreken van een cyclothyme stoornis als er ten minste twee jaar vele perioden met hypomane dan wel depressieve symptomen optreden. De stemmingsklachten zijn echter nooit van dien aard dat ze voldoen aan de diagnostische criteria voor een hypomane of depressieve episode.
Risico bipolaire stoornis
Het risico op een bipolaire stoornis kent een sterk genetische bijdrage. 40% tot 70% voor eeneiige tweelingen, en 5% tot 10% voor alle andere familieleden in de eerste graad. De symptomen vertonen ook een zekere seizoensgebondenheid. Depressieve episode vinden vooral in het voor- en najaar plaats, terwijl de manische episode zich hoofdzakelijk in de zomer voordoen.
Kenmerken hypomane episode
We spreken van een hypomane episode wanneer gedurende minstens vier achtereenvolgende dagen vrijwel iedere dag sprake is van een abnormaal en aanhoudend verhoogde prikkelbare stemming en energie. Tijdens deze periode zijn minimaal drie van de volgende symptomen duidelijk aanwezig en opvallend afwijkend van het normale gedrag: overtrokken gevoel van eigenwaarde, minder slaap, spraakzamer, gejaagde gedachten, sneller afgeleid, actiever of fysiek onrustig, meer bezig met risicovolle activiteiten. De DSM-5 stelt dat deze veranderingen waarneembaar moeten zijn voor anderen om te kunnen spreken van een hypomane episode. Het stellen van de diagnose hypomane episode is in de praktijk soms erg moeilijk, omdat een licht ontremde toestand niet altijd makkelijk te onderscheiden is van normaal functioneren. Het afnemen van een heteroanamnese kan hierbij helpen.
kenmerken cyclothyme stoornis
- Al minstens twee jaar zijn er verschillende perioden met lichte manische en depressieve symptomen geweest. Maar deze perioden voldoen niet aan de criteria voor een depressieve, manische of hypomane periode.
- De licht manische en depressieve perioden zijn minstens de helft van de tijd aanwezig en in ieder geval nooit langer dan twee maanden we geweest. Het steeds terugkerende patroon leidt tot complicaties in het sociale leven. Mensen met een cyclothyme stoornis tref je weinig in de hulpverlening aan. Voordat ze hebben besloten om tijdens een depressieve episode hulp in te schakelen, gaat het vaak weer beter en zien ze van de hulp af.
Bipolaire-
stemmingsstoornis
door een middel/
medicatie of een
somatische
aandoening
Net als bij een depressieve stemmingsstoornis kunnen bipolaire- stemmingsstoornissen een gevolg zijn van organische aandoeningen of van het gebruik van medicijnen, alcohol of drugs. De aandoening of het middel beïnvloed de werking van de hersenen, waardoor een stemmingsstoornis ontstaat.
Restcategorieën
stemmingsstoornis
De DSM-5 bevat enkele restcategorieën:
* Andere gespecificeerde depressieve-stemmingsstoornis.
* Andere gespecificeerde bipolaire-stemmingsstoornis.
Deze classificaties worden toegepast als sprake is van significante lijdensdruk of beperkingen in het functioneren, maar de symptomen niet volledig voldoen aan de criteria, en de clinicus wil registreren waarom dat niet het geval is (bijvoorbeeld vanwege een te korte duur van een sombere stemming of het aantal symptomen).
Ongespecificeerde
depressieve-
stemmingsstoornis.
Vs bipolaire-
stemmingsstoornis.
Hiernaast onderscheidt de DSM-5 de classificaties:
* Ongespecificeerde depressieve-stemmingsstoornis.
* Ongespecificeerde bipolaire-stemmingsstoornis.
Deze zijn bruikbaar als de clinicus niet wil specificeren waarom de symptomen niet voldoen aan de criteria, omdat er bijvoorbeeld nog te weinig informatie is om een specifieke stemmingsstoornis te kunnen vaststellen. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen een de afdeling spoedeisende hulp.
Specificatie mogelijkheden voor stemmingsstoornis
De DSM-5 kent twee typen specificatiemogelijkheden voor de verschillende stemmingsstoornissen:
* Het beschrijven van de actuele of laatste episode. Melancholische, atypische, psychotypische kenmerken, seizoensgebonden patroon en Peripartum
* Het beschrijven van het beloop (remissie, respons, relapse)