Eetstoornissen en Disruptieve-, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen Flashcards
Gevolgen boulimia
De meeste medische gevolgen zijn reversibel (verdwijnen zodra men normaal eet)
* Dehydratie (vochtverlies). Hierdoor dorst, droge huid, duizeligheid, flauwvallen.
* Chronisch purgeergedrag kan ernstige stoornissen in de elektrolytenhuishouding tot gevolg hebben en ertoe leiden dat aanzienlijke hoeveelheden elektrolyten, vooral natrium en kalium, verloren gaan. Een ernstige hypokaliëmie (tekort aan kalium) kan levensgevaarlijk zijn omdat ook de hartspier verzwakt. Hyponatriëmie leidt tot misselijkheid of plots trek in zout.
Eetbuistoornis
- Herhaaldelijke eetbuien, gedurende drie maanden, gemiddeld minimaal 1x pw
- Daarnaast minstens 3 van de volgende kenmerken: sneller eten, blijven eten tot een onaangenaam vol gevoel, grote hoeveelheden eten zonder trek te hebben, uit schaamte alleen eten, achteraf van zichzelf walgen, zich somber of schuldig voelen.
- De eetbuien worden niet gecompenseerd
Prevalentie eetbuistoornis
3,5 procent voor vrouwen en 2 procent voor mannen. Dat maakt deze stoornis tot de meest voorkomende eetstoornis. Mensen met overgewicht en een eetbuistoornis hebben vaker last van een bijkomende stemmingsstoornis dan mensen met overgewicht zonder eetbuistoornis. De eetbuistoornis komt vaker voor bij mensen die voor gewichtsverlies in behandeling gaan dan die hiervoor niet in behandeling gaan.
Eetstoornissen niet
anderszins
omschreven (NAO)
De helft tot tweederde bij de DSM-IV kreeg de diagnose NAO. Voldoen wel aan een eetstoornis maar niet aan alle criteria van anorexia of boulimia. De criteria van de andere zijn nu milder waardoor een minder grote groep NAO zal krijgen.
Differentiaal diagnostiek eetstoornis
- Aanzienlijk gewichtsverlies kan ook voorkomen bij depressie, schizofrenie of lichamelijke ziekten. Onderscheid anorexia: bv angst om dik te worden ontbreekt.
- Eetbuien kunnen voorkomen bij patiënten met schizofrenie, depressies, de borderlinepersoonlijkheidsstoornis en bepaalde neurologische aandoeningen. Als
deze mensen geen compensatiegedrag vertonen, en geen angst hebben dik te worden, voldoen ze niet aan de criteria van boulimia. - Wanneer patiënten met eetstoornissen dwangmatig met eten omgaan of bang zijn om in sociale situaties te eten, is er niet per definitie sprake van een obsessief-compulsieve stoornis of sociale angst. Eerst zal moeten worden nagegaan of de patiënt ook aan de andere criteria van deze stoornissen voldoet.
Comorbiditeit eetstoornis
Bijna de helft van de vrouwen met eetstoornissen is in meer of mindere mate depressief en/of angstig. De symptomen van depressie en angst zijn echter vaak secundair. Anorexia is ook geassocieerd met autisme en boulimia met verslavingen.
Epidemiologie en
verloop eetstoornis
Maar 10% v.d. patiënten is man. 0,5-1% v.d. meisjes/vrouwen leidt aan anorexia, 1- 3% aan boulimia. Anorexia en boulimia nervosa komen in alle sociale lagen van de bevolking in ongeveer dezelfde mate voor. De stoornissen lijken vaker voor te komen in geïndustrialiseerde landen met overdaad aan voedsel en slankheidsideaal maar is niet zeker i.v.m. beperkt onderzoek. Start anorexia 14-18, boulimia 18 jaar. In ongeveer 10 procent van de gevallen waarvoor opname in het ziekenhuis noodzakelijk is, leidt anorexia tot een vroegtijdige dood, meestal door suïcide of
medische complicaties. De eetbuistoornis doet zich meer bij oudere leeftijdsgroepen
voor en de sekseverdeling is minder scheef. Het verloop van anorexia en boulimia nervosa is zeer variabel. Hoe jonger de patiënt is wanneer anorexia begint en hoe korter de stoornis duurt, hoe beter de langetermijnprognose
Set-point theorie
Volgens deze theorie is ieder organisme uitgerust met een bepaalde hoeveelheid vet. De aanwezige hoeveelheid wordt continu geregistreerd en in balans gehouden. Mensen met een laag set-pointgewicht hebben in onze slankheidscultuur gewoon geluk. Als de pechvogels proberen gewicht te verliezen, komen zij onder hun set- pointgewicht terecht, waarna hun lichaam naar gewichtsherstel streeft, door eetbuien en een vertraagde stofwisseling. De set-pointtheorie wordt nogal eens gebruikt om eetbuien en eetstoornissen te verklaren. Kritiek op de theorie:
* Het lijkt er allerminst op dat lijners onder hun set-pointgewicht zitten. Lijners krijgen evenveel of zelfs meer kilocalorieën binnen
* Anorexiapatiënten zijn ondervoede lijners, maar hebben niet altijd eetbuien
* Mensen met overgewicht kunnen succesvol afvallen zonder eetbuien
Serotonine model
80% van de eetstoornissen lijkt genetisch bepaald. Er is sprake van een relatie tussen het eten van koolhydraten en stemming, het eten van veel koolhydraten leidt tot een betere stemming. Deze stemmingsverbetering wordt waarschijnlijk gemedieerd door de neurotransmitter serotonine, waarvan de aanmaak in de hersenen wordt gestimuleerd door het eten van veel koolhydraten en weinig proteïne. Een tekort aan koolhydraten leidt tot een verlaging van de hoeveelheid serotonine en een verslechtering van de stemming. Belangrijk is dat de hoeveelheid serotonine in het brein niet alleen de stemming bepaalt, maar ook de trek in koolhydraten. Naarmate er minder serotonine actief is neemt de trek in koolhydraten toe, en andersom. De aanmaak van serotonine in de hersenen is dus mede afhankelijk van de geconsumeerde hoeveelheid koolhydraten. Bij langdurige verminderd eten van koolhydraten is een overcompensatie daarvan nodig om het serotonine weer te laten toenemen. Een eetbui is, zo beschouwd, een vorm van zelfmedicatie.
Tryptofaanratio
Tryptofaan is een neutraal aminozuur en de precursor van serotonine. De hoeveelheid ervan ten opzichte van andere aminozuren in het bloedplasma, de tryptofaanratio, biedt een indicatie voor de hoeveelheid tryptofaan die in de hersenen terechtkomt en daarmee van de hoeveelheid serotonine in de hersenen. Onderzoek naar de tryptofaanratio levert bewijs voor de theorie dat eetbuien dienen om de hoeveelheid serotonine in het brein te verhogen
Leertheoretisch
model en
eetstoornis
Volgens het leertheoretische model zullen stimuli die een eetbui voorspellen (stemming, tijdstip, gedachte) na de conditionering in staat zijn om eetlust uit te lokken. De confrontatie met zo een stimulus leidt al tot zin om te eten.
Disfunctionele
overtuigingen en
eetstoornis
Een negatief lichaamsbeeld en bezorgdheid over lichaamsvormen, uiterlijk en gewicht is karakteristiek voor patiënten met eetstoornissen. Vermoedelijk vormen de extreme zorgen over uiterlijk en gewicht de kern van de eetstoornis. Disfunctionele gedachten en overtuigingen houden het abnormale eetgedrag in stand. Ontremmende
gedachten kunnen uiteindelijk verantwoordelijk voor het ontstaan van eetbuien.
Multicausaliteits-
model van eetstoornissen
Eetstoornissen lijken niet door één specifieke factor te ontstaan, maar door een samenspel van biologische, psychologische en socioculturele factoren. Het multicausaliteitsmodel van eetstoornissen wordt meestal weergegeven in een matrix waarin op de verticale as biologische, psychologische en sociale niveaus worden onderscheiden en op de horizontale as:
* Predisponerende factoren. Eigenschappen die het ontstaan van eetstoornissen bevorderen. B.v. problemen op persoonlijk of cultureel vlak.
* Precipiterende factoren. Uitlokkers, bv stressoren zoals ingrijpende gebeurtenis
* Perpetuerende factoren. Houden gestoorde gedrag in stand. Dit kan biologische veranderingen of bv sociaal gedrag zijn (complimenten)
Behandeling van anorexia
Veel intramurale behandelingen streven naar gewichtstoename en patiënten leren hun eigen lichaam accepteren en emoties bespreken. Ook worden gezinnen van jeugdige patiënten meestal betrokken bij de behandeling. Onderzoek is lastig omdat er veel drop-outs zijn. Patiënten willen vaak niet genezen en prevalentie is laag. Resultaten van effectiviteit van CGT waren redelijk. De BMI’s namen iets toe en de symptomen waren minder ernstig. Ook is het effectiever dan andere behandelingen voor het behoud van de therapieresultaten en ter voorkoming van terugval.
Behandeling boulimia
- CGT gericht op verandering van het gestoorde eetgedrag en het disfunctionele denken, blijkt het meest effectief. De resultaten blijken ook op lange termijn gunstig. Dit geldt in zowel een academische als een (natuurlijke) klinische setting.
- Interpersoonlijke therapie (IPT). Met IPT worden vergelijkbare resultaten bereikt als met CGT, zij het dat die gunstige resultaten pas een jaar na de behandeling zichtbaar worden. Direct na de behandeling is CGT aanzienlijk effectiever