Persoonlijkheidsstoornissen Flashcards
DSM-5-criteria voor
persoonlijkheids-
stoornis (PS)
De DSM-5-criteria voor een persoonlijkheidsstoornis kunnen worden samengevat aan de hand van drie P’s (andere psychische stoornis moet uitgesloten zijn)
* Pathologie: Er moet sprake zijn van een patroon van ervaringen en gedragingen dat afwijkt van de verwachtingen en normen binnen de cultuur van het individu. Dit patroon kan zich uiten in cognities, affect, interpersoonlijk functioneren en/of impulscontrole. Bovendien moet dit patroon significante stress en lijden veroorzaken.
* Pervasief: Het patroon is niet flexibel en uit zich in meerdere gebieden van het leven, persoonlijk en sociaal.
* Persistent: Het patroon is stabiel en van lange duur, en voor het eerst gezien tijdens de adolescentie of vroege volwassenheid.
Persoonlijkheids-
stoornisprototype
De DSM-5 hanteert een polythetisch classificatiesysteem, wat inhoudt dat iemand een specifieke PSdiagnose krijgt als er een bepaald minimumaantal criteria van het prototype aanwezig is, dit heet het PSprototype. Deze cut-off score verschilt per stoornis. Als gevolg hiervan zijn 151 combinaties van criteria mogelijk
Kritiek op DSM
persoonlijkheid
- Het gebruik van cut-off scores impliceert dat een dichotome uitspraak (aanwezig/afwezig) kan worden gedaan.
- De keuze voor het aantal criteria is willekeurig, wat maakt dat het model geen recht doet aan graduele interpersoonlijke verschillen
- Hierom is een sectie III (dimensioneel model) opgenomen. Dit model wordt echter als ingewikkeld ervaren en men vreest dat de nog 6 resterende PS de bestaande problematiek onvoldoende dekken.
- Empirisch bewijs voor het verwijderen van veel diagnosen wordt selectief weergegeven en het is onduidelijk hoe de nieuwe, dimensionele scores overeenkomen met bestaande, gevalideerde dimensionele modellen.
PS buiten de 3
clusters.
- Persoonlijkheidsverandering als gevolg van een medische conditie: zoals problemen met disinhibitie als gevolg van beschadiging van de frontale kwab.
- Anderszins gespecificeerde PS: als niet aan het min.aantal trekken voldaan wordt.
- Ongespecificeerde PS: gelijkend op de tweede variant, maar van toepassing wanneer de clinicus niet aan cliënt uitlegt waarom niet wordt voldaan aan de criteria
10 PS in drie
clusters
- Cluster A: Het vreemde, excentrieke cluster:
o Paranoïde PS
o Schizoïde PS
o Schizotypische PS - Cluster B: Het impulsieve, dramatische of emotionele cluster.
o Borderline PS
o Histrionische PS
o Narcistische PS
o Antisociale PS - Cluster C: Het angstige cluster:
o Afhankelijke PS
o Vermijdende PS
o Dwangmatige PS
Egosyntoon
PS zijn egosyntoon. Ze worden door de persoon en omgeving ervaren als onderdeel vd persoon zelf. Vaak onderkennen mensen het niet als stoornis en het kan dat cliënten zelf niet lijdt onder de aandoening. (Egodystoon = niet bij persoon horend)
Comorbiditeit PS
Comorbiditeit tussen PS en klinische stoornissen is hoog. Er zijn niet veel onderzoeken naar comorbiditeit bij cluster A-PS. Bij cluster B-PS is een hoge mate van comorbiditeit gevonden, zowel binnen het cluster als met andere as II-PS en cluster C-
PS. De comorbiditeit binnen de cluster C-PS ligt redelijk hoog. Deze PS kunnen voorkomen in combinatie met stemmings- en angststoornissen.
Beloop PS
Ondanks hun stabiliteit kunnen PS variëren qua sterkte, ook zonder behandeling. Cluster C-stoornissen hebben bijvoorbeeld de neiging iets af te zwakken, maar erna sterker te worden. Vooral histrionische en vermijdende kenmerken blijken stabiel. Longitudinaal onderzoek naar de stabiliteit van cluster B-PS liet zien dat deze zowel op dimensioneel als categoriaal niveau stabieler waren dan stoornissen uit de andere clusters. Zonder behandeling is cluster B-problematiek dus erg hardnekkig.
paranoïde-PS
(cluster A)
Een overheersend wantrouwen tegenover andere mensen, dat al op jongvolwassen leeftijd aanwezig is en tot uiting komt in minstens vier van de volgende kenmerken:
1. Verdenkt anderen ervan dat ze hem bedriegen of uitbuiten.
2. Obsessieve twijfels over de loyaliteit of betrouwbaarheid van naasten.
3. Wil anderen niet in vertrouwen nemen vanwege de angst dat dit tegen hem gebruikt zal worden.
4. Geeft negatieve betekenis aan onschuldige opmerkingen of gebeurtenissen.
5. Is niet vergevingsgezind.
6. Ziet iets vaak als een aanval op zijn karakter of reputatie (terwijl anderen dit niet zien) en gaat vaak in de tegenaanval.
7. Zonder reden, aanhoudende twijfel over de trouw van de partner.
schizoïde-PS
(cluster A)
Een overheersend patroon van afstandelijkheid en beperkte expressie van emoties in uiteenlopende sociale interacties, dat al op jongvolwassen leeftijd aanwezig is en tot uiting komt in minstens vier van de volgende kenmerken:
1. Geen behoefte aan hechte relaties en geniet daar ook niet van.
2. Kiest vrijwel altijd voor solistische activiteiten.
3. Weinig belangstelling voor seksuele ervaringen met een partner.
4. Weinig plezier in (sociale) activiteiten.
5. Geen hechte vriendschappen buiten de naaste familie.
6. Onverschillig voor lof of kritiek.
7. Emotioneel kil of weinig affectief.
Schizotypische-PS
(cluster A)
Een overheersend patroon van sociale en interpersoonlijke tekortkomingen, dat al aanwezig is op jongvolwassenen leeftijd en wordt gekenmerkt door het moeilijk aangaan van hechte relaties, vreemde denkbeelden en excentriek gedrag, en tot uiting komt in minstens vijf van de volgende kenmerken:
1. Betrekkingsideeën (toevallige gebeurtenissen op zichzelf betrekken).
2. Magische denkbeelden met invloed op het gedrag.
3. Vreemde waarnemingservaringen (vreemde dingen zien, horen, voelen, ruiken).
4. Vreemde manier van denken en spreken.
5. Achterdochtige, paranoïde gedachten.
6. Inadequaat affect.
7. Excentriek gedrag of uiterlijk.
8. Geen hechte vriendschappen.
9. Extreme, vaak paranoïde sociale angst die niet vermindert wanneer men iemand beter kent.
Antisociale-PS
(cluster B)
Een overheersend patroon van respectloos gedrag en schending van de rechten van anderen, dat aanwezig is vanaf de leeftijd van 15 jaar en tot uiting komt in minstens drie van de volgende kenmerken (diagnose kan pas na 18 jaar gesteld)
1. Herhaaldelijk zijn aangehouden voor het overtreden van de wet.
2. Liegen of duperen van anderen voor eigen voordeel.
3. Impulsiviteit of niet kunnen plannen.
4. Herhaaldelijke vechtpartijen of geweldpleging.
5. Roekeloos gedrag.
6. Continu onverantwoordelijk gedrag vertonen, niet nakomen van verplichtingen.
7. Onverschilligheid voor gevolgen voor een ander, ontbreken van berouw.
Borderline-PS
(Cluster B)
Een overheersend patroon van instabiele interpersoonlijke relaties en gevoelens, een onevenwichtig zelfbeeld en duidelijke impulsiviteit, dat al op jongvolwassen leeftijd opkomt en tot uiting komt in minstens vijf van de volgende kenmerken:
1. Felle pogingen om (ingebeelde) verlating te voorkomen (dit heeft geen betrekking op suïcidale gedragingen of zelfverwonding).
2. Patroon van intense, maar instabiele interpersoonlijke relaties, waarbij men de ander afwisselend idealiseert en devalueert.
3. Een duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld.
4. Impulsiviteit, die potentieel schade kan aanrichten (dit heeft geen betrekking op suïcidale gedragingen of zelfverwonding).
5. Herhaaldelijk vertonen van of dreiging met suïcidaal gedrag of zelfverwonding.
6. Forse stemmingswisselingen.
7. Gevoel van leegte.
8. Moeite met het beheersen van soms intense woede.
9. Perioden met paranoïde ideeën of dissociatieve symptomen.
Histrionische-PS
(Cluster B)
Een overheersend patroon van extreem emotioneel gedrag en aandacht vragen, dat al op jongvolwassen leeftijd aanwezig is en minstens 5 van de volgende kenmerken:
1. Voelt zich ongemakkelijk wanneer hij/zij niet in het centrum van de aandacht staat.
2. Vertoont vaak ongepast flirterig of provocerend gedrag.
3. Snel wisselende en oppervlakkige emoties.
4. Probeert continu aandacht te krijgen middels het eigen uiterlijk.
5. Uitzonderlijk impressionistische manier van spreken.
6. Theatraal en veel gevoel voor zelfdrama.
7. Makkelijk beïnvloedbaar.
8. Ziet relaties als intiemer dan ze werkelijk zijn.
Narcistische-PS
(cluster B)
Een overheersend patroon van grandiositeit, behoefte aan bewondering en weinig empathie, dat op jongvolwassen leeftijd begint en minstens 5 kenmerken:
1. Heeft een opgeblazen gevoel van belangrijkheid.
2. Heeft obsessieve fantasieën over bv grenzeloos succes, macht en genialiteit.
3. Vindt zichzelf bijzonder en uniek, wil alleen omgaan met andere bijzondere mensen
4. Heeft een extreme behoefte aan bewondering.
5. Verwacht een voorkeursbehandeling (bijzondere rechten).
6. Maakt misbruik van anderen om eigen doelen te verwezenlijken.
7. Is niet bereid gevoelens/behoeften van anderen te erkennen of rekening te houden
8. Is vaak afgunstig.
9. Is arrogant of hooghartig.