Tekst: Boëthius 'De vertroosting'. Flashcards
Welke discussie komt ter sprake in de tekst?
De discussie gaat over het feit of gebeurtenissen worden voorzien en noodzakelijk zijn of dat gebeurtenissen plaatsvinden zonder ertoe genoodzaakt te worden, maar in dit geval kunnen ze nooit van te voren geweten worden.
Met andere woorden: is er een vrije wil (goddelijke voorkennis of niet)? We willen er vanuit gaan dat God beschikt over alle kennis, maar we willen wel vrije wil hebben en dat is het probleem!
Wat is Boëthius’ oplossing op de discussie/het probleem?
De oplossing hoe de kennis wordt vastgesteld, heeft niet te maken met de objecten ervan, maar met de kennis. Het vermogen waarmee je een bepaald object principieel bepaald.
Zintuigen hebben altijd betrekking op de materiële objecten. Het verstand maakt een soort generalisatieslag. Het verstand richt zich op veelheden van concepten.
Waarvan wil Boëthius de lezer overtuigen?
Je moet je niet beperken op het lagere, je moet je theorie opbouwen op God (Goddelijk inzicht). Niet tot het lagere menselijke verstand.
Wat is Gods eeuwigheid?
Een onbegrensde en totale volmaakt bezit van leven. Voor God is er alleen maar een tegenwoordige tijd. God overziet het geheel van wat wij verleden, heden en toekomst noemen in één blik. God heeft geen enkele samenstelling. Bij God is er geen samenstelling uit niks. Impliciete aanname uit de tekst uit dat de enkelvoudigheid is af te leiden dat Gods cognitie ook enkelvoudig is.
Wat is wereldse eeuwigheid?
Het bestaan van de wereld valt samen met de oneindigheid van de wereld zelf.
Wat is het hoogste kenvermogen?
God is alwetend, dus hij heeft het hoogste kenvermogen. Hij kan alles overzien. Het hogere heeft een volmaaktere blik dan het lagere, want het hogere omvat ook al het lagere. (Epistemologische kenleer: hoe werkt kennis en de hiërarchie tussen de hogere en lagere kenvermogens).
Waarom is de opvatting over Gods eeuwigheid en de eeuwigheid van de wereld een Platoonse opvatting?
Platoonse nabootsing: hoe het op de wereld verloopt is een nabootsing van het enkelvoudige (God) dit kan je niet perfect nabootsen en is dus tijdelijk. De wereld is een afbeelding van het goddelijke, maar wel een die niet volmaakt is. Dat tekortschieten komt doordat ons heden vervlogen is, terwijl het Goddelijk heden altijd aanwezig is. Dit is een link naar Plato’s Ideeënwereld; want de Ideeënwereld is perfect en ons waarneembare wereld wie die nadoen, maar dat leidt tot imperfectie.
Wat is de cruciale stap richting de oplossing van het probleem?
Stellen dat er bij God geen toekomst is en geen verleden, alleen heden. Wat wij beschouwen als heden, verleden en toekomst is bij God allemaal niet aanwezig. Hij verlegt het zwaartepunt van focus op verleden en toekomst naar het heden. Hoe werkt onze kennis van het heden? Dat is het punt, waarop onze kennis lijkt op de van God.
Wat vindt Boëthius van de eis dat alles wat door het goddelijke licht wordt bestreken het karakter van noodzakelijke gebeurtenissen moet krijgen?
Boëthius is het er niet mee eens. Het ‘zien’ van iets maakt een handeling noodzakelijk waar: ‘ik zie dat je een glas bier drinkt’. Als je iets weet, dan is het ook noodzakelijk dat je het weet. Voorwaardelijk noodzakelijk betekent dat je iets moet weten. Absolute noodzaak gebeurt altijd. God neemt alles in het heden waar, maar hij had het net zo goed ook anders waar kunnen nemen. Waar een vrije wilsbeslissing in zit, wordt alleen noodzakelijk op het moment waarop je het ziet/weet. Niet alleen als God het weet.
Welke soorten gebeurtenissen zijn er?
- Vrij: je kunt een wandeling maken.
- Noodzakelijk: alle mensen zijn sterfelijk.
Beide gebeurtenissen worden door God waargenomen in een soort ‘nu’, los van waar ze in de wereld plaatsvinden (heden, verleden of toekomst). De blik van God maakt gebeurtenissen niet noodzakelijker, handelen blijft vrij. Alleen door gekend of gezien worden, krijgt een handeling een bepaalde noodzakelijkheid. God weet al wat je uit vrije wil gaat doen.