De universalia Flashcards
Wat zijn de drie posities in het debat over de universalia?
- Nominalisme: Roscelin van Compiegne (1050-1125).
- Realisme: Willem van Champeaux (1070-1122).
- Tussenpositie: Petrus van Abaelardus (1079-1142).
Wat houdt het nominalisme in?
Betrekking op taal, niets anders. Er is niet zoals als ‘mens’ als begrip. Het zijn niks anders dan labels, er zijn alleen maar individuele dingen.
-Een universele is niets anders dan een woord, een betekenisloze klank of loutere zucht.
Wat houdt het realisme in?
Alle individuen hebben de essentie in zich. Klassen en soorten bestaan echt. (Denkt binnen het kader van de boom van Porphyrius).
- Opvatting aangeduid als ‘realisme van de materiële essentie’.
- Twee individuen van eenzelfde soort hebben eendezelfde ‘materiële essentie’ met elkaar gemeenschappelijk.
- Individuen verschillen met elkaar op grond van hun vormen (accidentele eigenschappen).
- Wat zijn de problemen die deze opvatting met zich meebrengt? De mens lijkt een eenheid, maar het zit in iedereen (participatieprobleem).
Wat zegt Petrus Abaelardus?
Uitgangspunt: kritiek op het realisme van William van Champeaux.
- Centrale stelling: universalia zijn geen dingen, maar termen.
- Verschil met Roscelin: universalia zijn niet betekenisloos, maar hebben betekenis.
- Hij ontwikkelt een semantische analyse van de betekenis van universalia (algemene termen).
- Semantische analyse maakt gebruik van het instrumentarium van de logica moderna.
Wat betekent nominatio?
Algemene termen wijzen individuen aan op confuse (niet-welbepaalde) manier.
Wat betekent impositio?
Algemene termen zijn niet ingesteld, omdat individuen iets reeëls (een ding) met elkaar gemeenschappelijk hebben, maar omdat ze in eenzelfde toestand zitten. Zo’n toestand bestaat echt, maar is geen ding!
Wat betekent significatio?
Algemene termen roepen algemene concepten op. Deze algemene concepten worden gevormd door de geest (abstractie). Wat gebeurt er als je termen hoort? Met je eigen verstand componeer je een concept dat zo weinig concreet is dat het op allerlei individuen past, zonder dat het lijkt op een specifiek persoon.
Leg Abealardus’ theorie over universalia uit.
Enerzijds: een spaarzame theorie over wat werkelijk bestaat: er bestaan alleen individuele dingen, geen algemene dingen (zoals naturen of essenties).
Anderzijds: een uitbreiding van wat werkelijk bestaat, los van de werking van de geest; niet alleen individuele dingen bestaan echt, ook de toestanden waarin die dingen verkeren bestaan echt (toestand van mens-zijn). Niet alles wat werkelijk bestaat, los van de geest, is een ding.
Waarom is Petrus van Abaelardus de meest creatieve/originele denker?
Het ethische gehalte van een handeling zit precies op het punt van inwendig naar uitwendig. Je hebt een besluit genomen en je bent er helemaal klaar voor. Dan ben je moreel beoordeelbaar. Of je die handeling uitvoert is niet van ethisch belang alleen voor de rechter is dit van belang.