Geluk Flashcards

1
Q

Hoe kijken Augustinus en Aristoteles naar geluk?

A

Aristoteles: In dit leven, filosoferen. Het verstand gebruiken op de hoogst mogelijke manier. Het zou zinloos zijn om te zeggen dat je gelukkig bent als je er niet meer bent.

Augustinus: De slechtheid van de wereld: in deze wereld zou je nooit volmaakt gelukkig zijn, omdat er zoveel dingen zijn die je tegenwerken. Er zijn zoveel obstakels dat je je nooit gelukkig kan voelen in deze wereld. Het is onacceptabel om te zeggen dat je er in dit leven geluk ligt. Hiermee beroep hij op het christendom: God belooft ons het goede leven na de dood.

Op de achtergrond speelt hier immanentie vs transcendentie: kan de mens geluk bereiken in dit leven of in het leven na de dood?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bedoelt Aristoteles met praktisch geluk?

A

Speculatief versus praktisch: is geluk primair een theoretisch/speculatieve activiteit of is geluk een praktische activiteit?

Geluk is volgens Aristoteles een praktische activiteit. Het betekent het leiden van een geslaagd leven. Het goed doen in het leven, dat je voorzien bent van basisbehoeften, etc. Deze praktische zaken horen ook tot geluk. Hoe verhoudt zich het praktische tot het theoretische (filosofie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat maken de 1e argumenten in een quaestio duidelijk?

A

De argumenten die besproken worden, geven je richtlijnen waar de tekst over zal gaan en waarover filosofen/theologen nadachten tijdens de middeleeuwen. De eerste set met argumenten zijn voornamelijk om te begrijpen wat ten grondslag ligt aan de tekst. Vaak zit er meer inhoudelijke informatie in de argumenten dan in het antwoord zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is er moeilijk aan de Summa Theologiae van Thomas van Aquino?

A

Er wordt per Quaestiones één gedachte uitgelegd. Het is dus een deel van een groot geheel. Vaak kom je begrippen tegen die niet worden uitgelegd. De kans is groot dat er in een andere deel dit al behandelt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is potentie?

A

voorbeeld: wiskundig leren. Het vermogen wat de mens heeft, maar niet iedereen heeft dat. Kinderen hebben dat bijv. niet. Dus potentie is een vermogen dat je hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent de eerst en de tweede actualiteit?

A

Eerste actualiteit: als je wiskunde gehad hebt, heb je geleerd hoe je wiskunde moet toepassen. Maar dit doe je niet altijd, er zijn ook andere dingen dan wiskunde. Een vermogen dat geactualiseerd wordt, maar niet actueel is.

Tweede actualiteit: wanneer je het vermogen daadwerkelijk inzet, dus bijv. een of andere wiskundige formule aan het uitvoeren bent. Een tweede actualiteit is dus een activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat vindt Thomas van Aquino van geluk?

A

Geluk is een activiteit, het is volmaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent analogie?

A

Twee betekenissen:

  1. Als je iets niet goed kunt uitdrukken doe je dat aan de hand van een vergelijking, deze vergelijking heeft betrekking op een relatie. vb. a:b (onbekend) = c:d (bekend) dus iets bekends gebruiken om het onbekende te verklaren.
  2. Een term gebruiken voor verschillende dingen die opzicht anders zijn, maar wel relatie hebben ten opzichte van elkaar. vb: gezond. We noemen verschillende zaken gezond. Je zegt dat een levend organisme gezond is en dat voedsel gezond is. Toch hebben deze zaken een bepaalde verhouding tot elkaar.

Geluk is een analoge term.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staan engelen voor?

A

Filosofisch gezien hebben engelen een functie. Dit zijn hypotheses die staan voor mensen zonder lichaam. Een soort niemandsland tussen mensen en God. Het zijn dus geschapen dingen zonder lichaam. In het hiernamaals hebben we geen lichaam meer, dan hebben geen andere activiteiten die ons in de weg staan om voortdurend gelukkig te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom zou dit leven deel uit kunnen maken van het volmaakte leven volgens Aristoteles?

A

Hoe meer je gefocussed bent in dit leven op de activiteit, des te meer je in aanraking komt met het volmaakte leven. Hoe meer het lijkt op het hiernamaals. Het actieve leven (dokter, docent, tandarts) heeft weinig te maken met het volmaakte leven. Het contemplatieve leven heeft te maken met het volmaakte leven, want het bestaat niet uit dingen ondernemen, maar over nadenken. Net als studenten bijv. In een contemplatief leven ben je altijd bezig met het hoogste goed (rede), dus leidt je een leven dat lijkt op het volmaakte leven in het onvolmaakte leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly