Inleiding Middeleeuwse filosofie Flashcards

1
Q

Wat is middeleeuwse filosofie?

A

leren omgaan met religieuze teksten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de oorsprong van de middeleeuwse filosofie?

A

De oorsprong van de middeleeuwse filosofie ligt in Athene en Alexandrië. Hier komen min of meer gehele teksten vandaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de vier takken/richtlijnen van middeleeuwse filosofie (geografisch, linguïstisch en religieus gedefinieerd)?

A
  1. Latijns Christelijk: West-Europa (de plekken waar men in Latijn schreef).
  2. Grieks Christelijk: Byzantium (het voormalige oosten)
  3. Arabisch (Islamitisch).
  4. Joods.

Al deze takken kun je herleiden tot de filosofische scholen in Athene en Alexandrië. Ook bestaat deze traditie uit vier teksten die herleid kunnen worden tot haar teksten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de drie onderwijssystemen die tijdens de middeleeuwen ontstonden?

A
  1. Scholen in kloosters.
  2. Scholen verbonden aan kathedralen (opkomst ca. 11e eeuw).
  3. Universiteiten (begin 13e eeuw).

Middeleeuwse teksten zijn meestal gekoppeld aan scholen. De teksten zijn dan ook schoolteksten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vertel kort iets over scholen in kloosters.

A

Scholen in kloosters bleven belangrijke culturele centra’s waar men onderwijs gaf en waar bibliotheken aanwezig waren. Veel boeken hebben we dan ook door deze bibliotheken (bijv. de teksten van Plato).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vertel kort iets over scholen die verbonden waren aan kathedralen.

A

Rond de 11e eeuw ontstaat er een nieuw type onderwijs dat zich vooral vestigt in steden in tegenstelling tot scholen in kloosters. Dit zijn de scholen die verbonden zijn aan kathedralen. In deze scholen worden filosofische teksten geschreven. Dit was zo succesvol dat men afspraken ging maken welke diploma’s waardevol waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vertel kort iets over universiteiten.

A

Door de afspraken over waardevolle diploma’s ontstonden rond de 13e eeuw universiteiten. Deze regels zorgden ervoor dat men wist wat hij moest doen, voordat hij het diploma behaalde en zich magister mocht noemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke vier faculteiten hadden universiteiten?

A
  1. Artes: in de 13e eeuw was deze opleiding voor iedereen verplicht, later alleen voor theologen.
  2. Theologie.
  3. Rechtsgeleerdheid.
  4. Geneeskunde.

Artes duurde zes jaar, na deze opleiding konden ze een andere faculteit (wetenschap) volgen. Artes is de faculteit van kunsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke vakken bestond de drievoudige weg naar kennis (trivium) die men moest afleggen aan de Artes faculteit?

A
  1. Grammatica
  2. Rhetorica: leren spreken in het openbaar.
  3. Dialectica (Aristoteles. logica vetus, logica nova): leren redeneren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke vakken bestond de viervoudige weg naar kennis (Quadrivium) die men moest afleggen aan de Artes faculteit?

A
  1. Arithmetica: getallen/algebra.
  2. Geometria: meetkunde.
  3. Astronomia: astronomie, het toepassen van geometria.
  4. Musica: toegepaste getallenleer, het toepassen van Arithmetica.

Quadrivium bestaat uit allerlei wiskundige vakken. Als je dit beheerste kon je jezelf een goede Romeinse burger noemen. Elke student aan de Universiteit moet zes jaar filosofie leren aan de Artes opleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is opmerkelijk aan de rol van Plato tijdens de middeleeuwen?

A

De teksten van Plato werden amper gelezen, deze waren vrijwel onbekend binnen scholen. Alleen de Timaeus werd gelezen. Dit boek gaat over de natuur, terwijl Plato over het algemeen over ethiek schreef (deze boeken werden helemaal niet gelezen). Dit betekent niet dat men geen kennis had over Plato, maar Aristoteles was veel bekender.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de logica Vetus (A) van Aristoteles in?

A

logica vetus (elementaire logica: termen en proposities) tot ca. 1140.

  1. de tien categorieën.
  2. de interpretatione.
  3. logische geschriften van Boethius.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt de logica nova (B) van Aristoteles in?

A

Logica nova (syllogismen, wetenschap, drogredenen) vanaf ca 1140.

  1. analytica prioira
  2. analytica posteriora
  3. topica
  4. de sophistics elenchus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg de natuurfilosofie, metafysica en ethiek (C) van Aristoteles kort uit.

A

Libra natureles:
(-physica: vijf vertalingen tussen 1125 en 1270
-De caelo: vier vertalingen tussen 1185 en 1270
-De anima: drie vertalingen tussen 1125 en 1270)

Metafysica: vijf gedeeltelijke vertalingen tussen 1125 en 1270

Ethica: vier gedeeltelijke vertalingen tussen de tweede helft van de 12e eeuw en 1260.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke routes kon een vertaling afleggen?

A
  1. Vertalingen rechtstreeks van Grieks naar Latijn; Aristoteles latinus
  2. Vertalingen rechtstreeks van Grieks naar Latijn via Arabisch of Hebreeuws: Aristoteles semitico-latinus.

Talen verschillen heel erg van elkaar, waardoor je problemen rond interpretatie krijgt. Dus de uitkomst van deze vertalingen kunnen heel anders zijn. Terwijl de auteur van de tekst hetzelfde blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is scholastiek?

A

Onderwijsmethode gebruikt in de scholen, waarbij de lezing van teksten niet centraal staan. Het is een methode om teksten te interpreteren.

Algemeen gebruik in het universele onderwijs in West-Europa vanaf het begin van de 13e eeuw.

17
Q

Wat zijn twee typische tekstlezingen tijdens de middeleeuwen?

A
  1. Lectio: lezing van de tekst.

2. Quaestio: vragen die opkomen na het lezen van de tekst.

18
Q

Uit welke drie fasen bestaat een Lectio?

A
  1. Littera: letterlijke verklaring.
  2. Sensus: verklaring van inhoud.
  3. Sertenia: de zin en de bedoeling.
19
Q

Wat zijn twee kenmerken van een Lectio?

A
  1. Cursorie: glossen, korte toelichtingen.

2. Ordinaire: uitvoerige toelichtingen.

20
Q

Noem een van de redenen waarom er veel sprake was van mondelinge overdracht tijdens de middeleeuwen.

A

Teksten werden geschreven op dierenhuid. Dit was erg duur, waardoor veel studenten geen boeken konden betalen. Hierdoor las de docent teksten voor. Hier gaf hij korte toelichtingen bij, het uitleggen van begrippen (glossen). Hierna zal de docent uitgebreide toelichtingen geven, uitvoerige toelichtingen. Wat is nou eigenlijk de inhoud? Uiteindelijk zal de docent de bedoeling van de tekst uitleggen.

21
Q

Hoe ziet de basisstructuur van een Queastio eruit?

A
  1. Vraag (dilemma): A of niet-A?
  2. Argumenten voor A
  3. Argumenten voor niet-A
  4. Antwoord: A
  5. Weerlegging van de argumenten voor niet-A

Punt 2 en 3 zijn argumenten die niet afkomstig zijn van de auteur. Dus je moet altijd oppassen met de argumenten van de auteur zelf en met argumenten die niet van de auteur afkomstig zijn.

22
Q

Noem een aantal genres van filosofische teksten tijdens de middeleeuwen.

A
  1. Commentaren op werken van (vooral) Aristoteles. (zijn er het meest)
  2. Handboeken of compendia (summa logicae, summa philosophiae naturalis, summa theologiae).
  3. Meditatieve teksten (vaak, maar niet altijd, een theologisch onderwerp). Doen zich voor als theologische teksten, maar zijn filosofisch.
  4. Commentaren op de Senteniën van Petrus Lombardus (theologisch ‘proefschrift’). De tekst waar elke theoloog aan het eind van zijn opleiding zijn scriptie over moest schrijven.
  5. Quaestiones disputatae: bediscussieerde vragen (over een bepaald onderwerp: het kwaad, de waarheid, de ziel, de kennis, etc).
  6. Questiones de quolibet (over ‘wat je maar wil’). Deze werden twee keer per jaar gehouden. Deze vragen moesten dan gehouden worden via de basisstructuur van Quaestio.