Filosofie en de islam Flashcards

1
Q

Wat zijn de twee filosofische tradities binnen de islam?

A
  1. Kaläm: speculatieve theologische traditie.
    - bronnen: de Koran en bijbehorende teksten.
    - Inhoudelijke kenmerken: atomisme en occasionalisme.
  2. Falsafa: de Aristotelische filosofische traditie zoals hij in Alexandrië bestond (Egypte). Aristoteles’ teksten werden naar het Arabisch vertaald.
    - Bronnen: Aristoteles en zijn (vroege) commentaren, Galenus en Ptolemeaus.
    - Aristotelisme met sterk Neoplatoonse invloeden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom bevat de Kaläm en Augustinus overeenkomsten?

A

Qua methode kun je de Kaläm vergelijken met Augustinus. Met zijn denken probeert hij meer begrip te halen over het christendom. De Kaläm moet zoveel mogelijk vrij zijn en niet beperkt worden door deterministische toestanden. Dit beperkt de bewegingsvrijheid van God, daarom zijn ze voorstanders van atomisme atomen bewegen vrij in een lege ruimte. In de wereld zelf zit geen noodzaak en geen vaste patronen, dit zijn ingrepen van God. Alles dat wij als oorzakelijke relaties zien, zijn occasionalisme: goddelijke causaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem drie belangrijke auteurs van de Falsafa.

A
  1. Al-Färäbi.
  2. Avicenna.
  3. Averroës
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de meest bekende auteur van de Kaläm.

A

Al-Ghazali.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke discussie was gaande tussen religie en filosofie?

A
  • Uiteenlopende opvattingen over de relatie tussen religie: Islamtische wet en filosofie.
  • Discussie splitst zich toe op de status en rol van de profeet (geeft de boodschappen van God door).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat vindt Al-Färäbi over de discussie tussen religie en filosofie?

A

Hij vindt de profetie ondergeschikt aan filosofie. De filosoof moet namelijk in verbinding zijn met het intellect. Dit is alles wat kenbaar is en dat is alleen weggelegd voor een klein groepje mensen dat hiervoor in staat is. De religie is een metafoor voor filosofie voor het normale volk. Zodat zij ook in aanraking kunnen komen met het intellect (een soort troostprijs ten opzichte van de filosofische manier).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat vindt Al-Ghazali over de discussie tussen religie en filosofie?

A

Hij vindt filosofie ondergeschikt aan profetie. Het geloof is niet de tweede rang ten opzichte van filosofie, het is andersom. God is altijd autonoom en vrij en kan altijd anders handelen dan de gangbare structuren in de wereld. Terwijl in de filosofie alles onwrikbaar vastligt. Datgene dat de filosofie beweert, stelt altijd vragen over God, dus: God staat boven filosofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat vindt Avicenna over de discussie tussen religie en filosofie?

A

Filosofie culmineert in profetie (profetie als vervolmaking van filosofie). Lijkt enigszins op Augustinus. Als je filosofie goed doet, leidt dit tot profetie. De profeet en de filosoof hebben beiden toegang tot het intellect. Dus: profeet en filosofie gaan gepaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vertel kort iets over Avicenna.

A
  • Auteur/arts die vooral actief was in Perzië.
  • Schreef in het Arabisch, was geen Arabier.
  • Schreef voornamelijk encyclopedieën.
  • Met behulp van filosofie probeerde hij eigen synthese te maken.
  • Belangrijkste werk: de genezing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit wat Avicenna’s psychologie over de ziel inhoudt.

A
  • De ziel is een substantie die onafhankelijk van het lichaam bestaat (dualisme).
  • De vitale functies die de ziel uitoefent ten opzichte van het lichaam zijn accidenteel (bijkomstig) voor de ziel.
  • De relatie van ziel tot lichaam verwoord in termen als ‘perfectie of beweger’ i.p.v. vorm of actualiteit (Aristoteles).
  • De ziel zorgt ervoor dat je kunt nadenken, je je doet voortplanten, dat je teennagels groeien, etc. Alles is afhankelijk van de ziel (gedachte-experiment v/d vliegende mens).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat maakt het gedachte-experiment van de vliegende mens van Avicenna duidelijk?

A

Stel je hebt een vliegende mens die vliegt met alle ledenmaten los van elkaar (armen en benen wijd). Die mens vraagt zich af wat de essentie van de mens is. Het antwoord hierop is het denken, de ziel. Het lichaam ervaart hij helemaal niet. Het lichaam is een bijkomstige functie (accident), maar is niet essentieel voor het denken. Dit gebeurd namelijk buiten het lichaam in de ziel. De ziel zorgt ervoor dat je kunt nadenken, je je doet voortplanten, dat je teennagels groeien, etc. Alles is afhankelijk van de ziel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg Aristoteles’ beschrijving van de ziel op drie niveaus uit.

A
  1. Vegatatief: planten.
  2. Sensitief: dieren en mensen: sensitief, waarneming. Het ziet de cogitatio.
  3. Rationeel (hoogste niveau). Kennis: hier zit de menselijke rede.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Avicenna’s kritiek op Aristoteles’ proces van kennis? Hoe werkt hij zijn theorie verder uit?

A

Kritiek: hoe gebeurt het proces van waarneming naar kennis? Hij werkt zijn theorie verder uit:

  • Uitgangspunt: Aristoteles’ drie functies van de ziel: vegatatieve, sensitieve en rationele.
  • Belangrijke eigen bijdrage: de theorie van de inwendige zintuigen.
  • Parallel aan de vijf uitwendige zintuigen, erkent Avicenna als vijf inwendige zintuigen.
  • Gelokaliseerd in de drie ventrikels van het brein (voorste, middelste en achterste).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaat kennis volgens Aristoteles?

A

In het proces van verwerking ga je abstracties maken, je abstracteert losse waarnemingen, waarvan je proposities maakt. Met al die zinnen kun je wetenschap bouwen, maar de basis zijn zintuiglijke waarnemingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de vijf functies van Avicenna’s theorie tot waarneming?

A
  1. Sensu communis: ontvangt, onderscheidt en combineert beelden uit de waarneming. Dit gebeurd in het hoofd (frontaalkwab).
  2. Imaginatio: slaat de waarnemingsbeelden op.
  3. Aestimatio: instinctmatig connotatieve eigenschapen waarnemen (intentiones, bijv. vijandigheid) Bij mensen: vis cogitativa. Wahm: inschattingsvermogen. Met je uitwendige zintuigen neem je vele dingen waar. Het enige wat je niet waarneemt, is e relatie tot het object dat je waarneemt. Deze relaties tot objecten zitten niet verwerkt in de uitwendige zintuiglijke waarnemingen (bijv. zien: kleur, ruiken: geur).
  4. Phantasia: combineert waarnemingsbeelden en intentioneel. Doet samengestelde informatie ontstaan over niet-waargenomen of niet-bestaande dingen. Datgene dat door het inschattingsvermogen wordt waargenomen, wordt hier opgeslagen.
  5. Memoria: slaat deze samengestelde informatie op in je achterhoofd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent het eigen object?

A

Eigen object: objecten die voor een specifiek zintuig toegankelijk zijn (bijv. vorm of beweging).

17
Q

Wat is het mogelijk en het actief intellect volgens Aristoteles?

A

Mogelijk intellect: het intellect dat alle dingen wordt.

Actief intellect: het intellect dat alle dingen maakt.

18
Q

Waarom moeten alle objecten onafhankelijk zijn van het eigen object?

A

Als de geest bepaalde eigenschappen van zichzelf zou hebben dan zou hij niet meer open staan voor alle objecten in de werkelijkheid. Het gezichtsveld mag bijv. ook geen kleur hebben, zodat alle kleuren waarneembaar blijven. Het verstand mag ook geen enkele eigenschap hebben en kan dus niet vermengd zijn met het lichaam. Dan zou het op een bepaalde manier kwalitatief worden: het zou eigenschappen van het lichaam overnemen. Volgens Aristoteles heeft het denken geen orgaan (het is niet het brein): de mind is actief en passief.

19
Q

Wat vindt Avicenna van het actieve intellect?

A
  • De verbindende schakel tussen de hemellichamen (bewogen door intellectuelen) en de materiële wereld (het onderhandse) is het actief intellect. In de middeleeuwen dachten ze dat alle hemellichamen om de aarde draaiden.
  • Het actief intellect is de laatste intelligentie: deze is niet verbonden met een hemellichaam. Het actieve intellect is geen onderdeel van de ziel. Dit is een soort los intellect dat deze verbindende schakel vormt.
  • Er is dus slechts een actief intellect voor de gehele mensheid.
20
Q

Hoe komt het actieve intellect volgens Avicenna in actie?

A

We doen allemaal dingen en dat kunnen we allemaal waarnemen. Dit slaan we op in ons geheugen. Bij sommige van ons komt het actieve intellect dan tot actie. Het actieve intellect zorgt voor voorlichting. Waarneming vormt een algemeen begrip dat je vormt in je mind (bijv. je kunt het begrip eikenboom vormen, doordat je een aantal eikenbomen hebt waargenomen).

21
Q

Leg de betrekking van het actieve intellect tot kosmologie en cognitieve psychologie uit.

A

Het actieve intellect is niet verbonden met een hemellichaam, daardoor heeft het materie nodig om zijn activiteit uit te oefenen. Het actieve intellect is de gever van de vormen (dator dormarum).
Twee activiteiten:
1. Kosmologisch: versterkt de vormen aan de materie. De materie moet in de juiste disposities zijn.
2. Psychologisch: actualiseert het mogelijk intellect. Het mogelijk intellect moet in de juiste dispositie zijn d.m.v waarneming. Je krijgt kennis door begrippen.

22
Q

Hoe is de aarde ontstaan?

A

Doordat er lagen worden doorgegeven vanuit de hemellichamen aan de aarde. De laagste vorm uit deze ematie is het actief intellect. Het geeft de vormen aan de dingen (denk aan Plotinus: Ene, geest en ziel).

23
Q

Wat zegt Averroës over het intellect en verstandelijke kennis?

A
  • Neem veel van Avicenna’s cognitieve psychologie over, maar gaat een stap verder.
  • Zowel het mogelijke als het actieve intellect bevinden zich buiten de individuele mens en zijn een en uniek voor alle mensen.
  • De individualiteit van de kennis wordt verklaard d.m.v. de waarnemingsbeelden (phantasmata).
  • Verstandelijke kennis is een verbind of koppeling tussen de individuele waarnemende mens en het unieke (goddelijke) intellect. Het intellect bevindt zich buiten ons, niemand heeft een eigen intellect. Dit delen we.
  • Monopsychisme: een ziel (Leibniz). Deze opvatting klopt niet helemaal, want we hebben niet een ziel maar een intellect.
24
Q

Waarom is Averroës’ theorie problematisch en hoe lost hij dat op?

A

Individuele onsterfelijkheid. Om te kunnen waarnemen heb je een lichaam nodig, maar voor kennis heb je geen lichaam nodig.

Averroës: de mind zweeft buiten ons, dus man kan niet onsterfelijk zijn.

25
Q

Wat onderscheidt de mens van andere organisme volgens Averroës? Wat is hier problematisch aan?

A

Het verstand/onze mind. Maar als dit buiten ons zweeft zoals Averroës meent, dan hebben we geen unieke essentie. De relatie tot onze mind, die buiten ons ligt, is accidenteel. Deze relatie kan dus verbroken worden.

26
Q

Vertel kort iets over Al-Ghazali.

A
  • Iraanse afkomst.
  • Prediker en adviseur aan het hof van de kalif in Bagdad.
  • Geeft zijn positie op onder invloed van Sufi literatuur.
  • Intrede in Sufi klooster.
  • 1106: docent aan en door de staat gesponsorde theologenschool.
27
Q

Wat zijn gemeenschappelijke objecten?

A

objecten die voor meerdere zintuigen toegankelijk zijn.

28
Q

Wat kun je niet waarnemen met de uitwendige zintuigen?

A

Zaken als familieverwantschappen kunnen je niet waarnemen, hier heb je een apart inschattingsvermogen voor, het inwendige zintuig. Zo kun je onderscheiden of dingen goed of slecht voor je zijn: behoort tot de sensitieve ziel.