Filosofie en de islam Flashcards
Wat zijn de twee filosofische tradities binnen de islam?
- Kaläm: speculatieve theologische traditie.
- bronnen: de Koran en bijbehorende teksten.
- Inhoudelijke kenmerken: atomisme en occasionalisme. - Falsafa: de Aristotelische filosofische traditie zoals hij in Alexandrië bestond (Egypte). Aristoteles’ teksten werden naar het Arabisch vertaald.
- Bronnen: Aristoteles en zijn (vroege) commentaren, Galenus en Ptolemeaus.
- Aristotelisme met sterk Neoplatoonse invloeden.
Waarom bevat de Kaläm en Augustinus overeenkomsten?
Qua methode kun je de Kaläm vergelijken met Augustinus. Met zijn denken probeert hij meer begrip te halen over het christendom. De Kaläm moet zoveel mogelijk vrij zijn en niet beperkt worden door deterministische toestanden. Dit beperkt de bewegingsvrijheid van God, daarom zijn ze voorstanders van atomisme atomen bewegen vrij in een lege ruimte. In de wereld zelf zit geen noodzaak en geen vaste patronen, dit zijn ingrepen van God. Alles dat wij als oorzakelijke relaties zien, zijn occasionalisme: goddelijke causaliteit.
Noem drie belangrijke auteurs van de Falsafa.
- Al-Färäbi.
- Avicenna.
- Averroës
Noem de meest bekende auteur van de Kaläm.
Al-Ghazali.
Welke discussie was gaande tussen religie en filosofie?
- Uiteenlopende opvattingen over de relatie tussen religie: Islamtische wet en filosofie.
- Discussie splitst zich toe op de status en rol van de profeet (geeft de boodschappen van God door).
Wat vindt Al-Färäbi over de discussie tussen religie en filosofie?
Hij vindt de profetie ondergeschikt aan filosofie. De filosoof moet namelijk in verbinding zijn met het intellect. Dit is alles wat kenbaar is en dat is alleen weggelegd voor een klein groepje mensen dat hiervoor in staat is. De religie is een metafoor voor filosofie voor het normale volk. Zodat zij ook in aanraking kunnen komen met het intellect (een soort troostprijs ten opzichte van de filosofische manier).
Wat vindt Al-Ghazali over de discussie tussen religie en filosofie?
Hij vindt filosofie ondergeschikt aan profetie. Het geloof is niet de tweede rang ten opzichte van filosofie, het is andersom. God is altijd autonoom en vrij en kan altijd anders handelen dan de gangbare structuren in de wereld. Terwijl in de filosofie alles onwrikbaar vastligt. Datgene dat de filosofie beweert, stelt altijd vragen over God, dus: God staat boven filosofie.
Wat vindt Avicenna over de discussie tussen religie en filosofie?
Filosofie culmineert in profetie (profetie als vervolmaking van filosofie). Lijkt enigszins op Augustinus. Als je filosofie goed doet, leidt dit tot profetie. De profeet en de filosoof hebben beiden toegang tot het intellect. Dus: profeet en filosofie gaan gepaard.
Vertel kort iets over Avicenna.
- Auteur/arts die vooral actief was in Perzië.
- Schreef in het Arabisch, was geen Arabier.
- Schreef voornamelijk encyclopedieën.
- Met behulp van filosofie probeerde hij eigen synthese te maken.
- Belangrijkste werk: de genezing.
Leg uit wat Avicenna’s psychologie over de ziel inhoudt.
- De ziel is een substantie die onafhankelijk van het lichaam bestaat (dualisme).
- De vitale functies die de ziel uitoefent ten opzichte van het lichaam zijn accidenteel (bijkomstig) voor de ziel.
- De relatie van ziel tot lichaam verwoord in termen als ‘perfectie of beweger’ i.p.v. vorm of actualiteit (Aristoteles).
- De ziel zorgt ervoor dat je kunt nadenken, je je doet voortplanten, dat je teennagels groeien, etc. Alles is afhankelijk van de ziel (gedachte-experiment v/d vliegende mens).
Wat maakt het gedachte-experiment van de vliegende mens van Avicenna duidelijk?
Stel je hebt een vliegende mens die vliegt met alle ledenmaten los van elkaar (armen en benen wijd). Die mens vraagt zich af wat de essentie van de mens is. Het antwoord hierop is het denken, de ziel. Het lichaam ervaart hij helemaal niet. Het lichaam is een bijkomstige functie (accident), maar is niet essentieel voor het denken. Dit gebeurd namelijk buiten het lichaam in de ziel. De ziel zorgt ervoor dat je kunt nadenken, je je doet voortplanten, dat je teennagels groeien, etc. Alles is afhankelijk van de ziel.
Leg Aristoteles’ beschrijving van de ziel op drie niveaus uit.
- Vegatatief: planten.
- Sensitief: dieren en mensen: sensitief, waarneming. Het ziet de cogitatio.
- Rationeel (hoogste niveau). Kennis: hier zit de menselijke rede.
Wat is Avicenna’s kritiek op Aristoteles’ proces van kennis? Hoe werkt hij zijn theorie verder uit?
Kritiek: hoe gebeurt het proces van waarneming naar kennis? Hij werkt zijn theorie verder uit:
- Uitgangspunt: Aristoteles’ drie functies van de ziel: vegatatieve, sensitieve en rationele.
- Belangrijke eigen bijdrage: de theorie van de inwendige zintuigen.
- Parallel aan de vijf uitwendige zintuigen, erkent Avicenna als vijf inwendige zintuigen.
- Gelokaliseerd in de drie ventrikels van het brein (voorste, middelste en achterste).
Hoe ontstaat kennis volgens Aristoteles?
In het proces van verwerking ga je abstracties maken, je abstracteert losse waarnemingen, waarvan je proposities maakt. Met al die zinnen kun je wetenschap bouwen, maar de basis zijn zintuiglijke waarnemingen.
Wat zijn de vijf functies van Avicenna’s theorie tot waarneming?
- Sensu communis: ontvangt, onderscheidt en combineert beelden uit de waarneming. Dit gebeurd in het hoofd (frontaalkwab).
- Imaginatio: slaat de waarnemingsbeelden op.
- Aestimatio: instinctmatig connotatieve eigenschapen waarnemen (intentiones, bijv. vijandigheid) Bij mensen: vis cogitativa. Wahm: inschattingsvermogen. Met je uitwendige zintuigen neem je vele dingen waar. Het enige wat je niet waarneemt, is e relatie tot het object dat je waarneemt. Deze relaties tot objecten zitten niet verwerkt in de uitwendige zintuiglijke waarnemingen (bijv. zien: kleur, ruiken: geur).
- Phantasia: combineert waarnemingsbeelden en intentioneel. Doet samengestelde informatie ontstaan over niet-waargenomen of niet-bestaande dingen. Datgene dat door het inschattingsvermogen wordt waargenomen, wordt hier opgeslagen.
- Memoria: slaat deze samengestelde informatie op in je achterhoofd.