Set 15 Flashcards

1
Q
  1. Een ATIS verschaft:
    A. Vaste informatie (routine information) voor aankomend en vertrekkend verkeer door middel
    van een herhaalde, continue broadcast.
    B. De METAR’s van bepaalde luchthavens in een bepaalde FIR.
    C. Informatie betreffende weersverschijnselen en-route die de veiligheid van luchtvervoer
    kunnen beïnvloeden.
    D. Actuele meteorologische en operationele informatie van belang voor de veiligheid van de
    Iuchtvaart binnen een FIR.
A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Na een radio communication failure tijdens een IFR-vlucht in IMC wordt aangenomen dat het
    vliegtuig:
    A. Zijn route verlegt naar een gebied waar de vlucht onder zichtvliegomstandigheden kan
    worden voortgezet.
    B. Uitwijkt naar het meest geschikte vliegveld dat op de route ligt.
    C. Zijn route naar het voor de bestemming aangewezen navigatie hulpmiddel vervolgt
    overeenkomstig het geldende vliegplan.
    D. Een visual approach maakt op het dichtstbijzijnde daarvoor geschikte luchtvaartterrein
A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Met het bericht: ‘ALL STATIONS, Stephenville RADAR, distress traffic ended’, wordt verzocht:
    A. De radiocommunicatie met Stephenville Radar te beeindigen en over te schakelen naar
    een alternatief grondstation.
    B. Radiostilte te betrachten.
    C. Dit bericht te bevestigen.
    D. Normale radiocommunicatie met Stephenville Radar te hervatten
A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Welke items moeten er absoluut in een standaard positierapport zitten en mogen dus niet
    worden weggelaten?
    A. Vliegtuigregistratie, positie, tijd.
    B. Als a.inclusief level (hoogte).
    C. Als b, inclusief next position en ETO/ETA.
    D. Als c. inclusief het eerste daaropvolgende significante punt (`ensuring significant point’)
A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Wat is een flight safety message?
    A. Spoedbericht.
    B. Noodbericht.
    C. Waarschuwing aan ‘alI stations’.
    D. Luchtverkeersleidingsbericht.
A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Hoe geef je de tijd 9:20 aan?
    A. twenty.
    B. nine twenty AM.
    C. two zero.
    D. two zero this hour
A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Tijdens een onderschepping krijgt u de opdracht PROCEED. Dit betekent:
    A. Land op dit luchtvaartterrein
    B. Daal voor de landing
    C. U kunt doorgaan
    D. Volg mij
A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Bij welke van de volgende weersverschijnselen zal een SIGMET worden uitgegeven?
  2. Verscholen onweersbuien (met of zonder zware hagel)
  3. Hevige sneeuwval
  4. Sterke windschering op lage hoogte
  5. Matige ijsafzetting
  6. Zware turbulentie
  7. Onderkoelde regen
    A. 2,4 en 6
    B. 1,2,4 en 5
    C. 1,5 en 6
    D. 1 t/m 6
A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Het bericht, bestemd voor lichte vliegtuigen beneden FL100, dat door het Meteorologische
    Wachtcentrum Amsterdam wordt uitgegeven indien een plotselinge verslechtering in de
    meteorologische omstandigheden optreedt, heet:
    A. Airmet
    B. Sigmet
    C. Volmet
    D. Snowtam
A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Wat is over vlak terrein de grootste afstand waarop men op Flight Level 50 nog over goede
    VHF-verbinding kan beschikken?
    A. Ongeveer 85 NM
    B. Ongeveer 8 NM
    C. Ongeveer 15 NM
    D. Ongeveer 150 NM
A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Wanneer de zendknop na het verzenden van een bericht niet terugspringt naar OFF heeft dit
    tot gevolg:
    A. Dat de verstaanbaarheid van het bericht voor alle stations zal verbeteren
    B. Dat andere stations zullen moeten overgaan op de words twice techniek
    C. Dit heeft geen gevolg
    D. Dat de frequentie door anderen niet kan worden gebruikt
A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Wat is de roepnaam van een aeronautical station dat AIS verzorgt?
    A. Flight Information Centre
    B. Control
    C. Flight Centre
    D. Information
A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Wat is de betekenis van de opdracht MAKE ONE ORBIT OVER RIGHT?
    A. Draai naar rechts om ander verkeer te ontwijken
    B. Verlaat de baan door rechtsaf te draaien
    C. De richting van de circuits is rechtsom
    D. Maak een bocht van 360 graden over rechts
A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Wat betekent het woord ACKNOWLEDGE in de radiotelefonie?
    A. Laat mij weten dat u dit bericht heb ontvangen en begrepen
    B. Herhaal het laatste bericht in zijn geheel
    C. Geef mij de volgende informatie
    D. Herhaal het gehele bericht precies zoals u het hebt ontvangen
A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Hoe dient de opdracht aan Fastair 345 op FL140: Fastair 345 descend to FL 100, te worden
    teruggelezen?
    A. Leaving 140 for 100, Fastair 345
    B. Flight level 100, Fastair 345
    C. Descending to Flight level 100, Fastair 345
    D. Leaving Flight level 140 descending to Flight level 100, Fastair 345
A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Welke van de volgende omschrijvingen van de uitdrukking Visual Approach in relatie tot een
    IFR vlucht is de juiste?
    A. een voortzetting van een instrument approach procedure waarin een vliegtuig in een
    landingspositie wordt gebracht voor een baan welke niet geschikt is voor een straight-inapproach
    B. Dat deel van de nadering van een IFR-vlucht waarin de nadering niet meer op instrumenten
    wordt uitgevoerd maar wordt voorgezet met behulp van visuele terreinkenmerken
    C. Een nadering uitgevoerd door een IFR-vlucht welke geen VMC kan handhaven
    D. Een manoeuvre die kan worden uitgevoerd door een IFR-vlucht, indien de weerscondities
    op de bestemming gelijk of beter zijn dan de voorgeschreven VMC-minima
A

B

17
Q
  1. Men wil identity en pressure altitude instellen op de transponder, hoe heet dat?
    A. Squawk normal
    B. Squawk charlie
    C. Squawk ident
    D. Squawk altitude
A

B

18
Q
  1. Wat is het effect van een vastzittende transmitter knop voor andere vluchten werkend op die
    frekwentie?
    A. Langzamer spreken
    B. Words twice
    C. Geen communicatie mogelijk
    D. Harder praten
A

C

19
Q
  1. Wat betekent IMC?
    A. In Meteorological Conditions
    B. Instrument Metar Coditions
    C. Instrument Meteorological Conditions
    D. InforMation Code
A

C

20
Q
  1. In een vliegplan voor een VFR-vlucht wordt onder TOTAL EET verstaan de berekende:
    A. Tijd vanaf de start tot de aankomst boven het luchtvaartterrein van bestemming.
    B. Tijd gelegen tussen de start en de landing op het luchtvaartterrein van bestemming.
    C. Maximale tijd dat men in de lucht kan blijven.
    D. Vliegtijd.
A

A

21
Q
  1. Welke klasse van nauwkeurigheid van een VDF-peiling is juist?
    A. Klasse B: binnen 10 graden.
    B. Klasse A: binnen 5 graden.
    C. Klasse C: binnen 5 graden.
    D. Klasse D: onnauwkeuriger dan 10 graden.
A

D

22
Q
  1. Welke frase dienen medische vluchten to gebruiken welke opereren onder de Geneve
    Conventie van 1949?
    A. PAN PAN MEDICAL
    B. PAN PAN PAN MEDICAL
    C. Medical Red Cross Flight
    D. PAN Medical transport flight
A

A

22
Q
  1. Vliegend op 5000 ft kan een op zeeniveau geplaatst VOR/DME baken worden ontvangen tot
    op een afstand van ongeveer:
    A. 85 NM.
    B. 65 NM.
    C. 70 NM.
    D. 100 NM.
A

A

23
Q
  1. Het bereik van een primaire radar wordt in het algemeen:
    A. Groter naarmate de antenne langzamer draait.
    B. Beinvloed door de snelheid van de radargolven.
    C. Kleiner naarmate de antenne langzamer draait.
    D. Niet beïnvloed door de draaisnelheid van de antenne.
A

A

24
Q
  1. Wat zijn de voortplantingseigenschappen van VHF-golven?
    A. De golven volgen het aardoppervlak waarbij topografische obstakels weinig of geen invloed
    hebben.
    B. De golven worden op een hoogte van ongeveer 100 km door de ionosfeer weerkaatst en
    bereiken het aardoppervlak als zgn. Sky-waves.
    C. Ze planten zich evenals Iichtgolven vrijwel langs een rechte lijn voort.
    D. Evenals bij korte golven hebben atmosferische storingen geen invloed op de voortplanting.
A

C