Set 1 Flashcards
25 vragen
1
Q
- Propagatie is:
A. het ontwikkelen van een elektromagnetische trilling
B. de invloed van de zon
C. het geheel van voortplantingsomstandigheden van radiosignalen
D. al het geen hierboven vermeld staat
A
C
2
Q
- De radio-horizon voor VHF komt nagenoeg overeen met:
A. de skipzone
B. de skipdistance
C. 1000 x de golflengte
D. de optische horizon
A
D
3
Q
- Wat wordt er verstaan onder Aeronautical Mobile Service”?
A. De dienstverlening tussen grondstations en vliegtuigen waaraan geen reddingsstations en
specifieke noodbakens deel uit van mogen maken.
B. De dienstverlening tussen grondstations onderling waaraan reddingsstations en specifieke
noodbakens deel uit van mogen maken.
C. De dienstverlening tussen grondstations en vliegtuigen waaraan reddingsstations en
specifieke noodbakens deel uit van mogen maken
D. De dienstverlening tussen vliegtuigen onderling waaraan reddingsstations en specifieke
noodbakens deel uit van mogen maken.
A
C
4
Q
- Het radiosignaal is:
A. statische elektriciteit
B. een vorm van magnetisme
C. een vorm van inductie
D. een samenstelling van een elektrisch en een magnetisch veld
A
D
5
Q
- In de volgende vergelijkingen is:
LABDA de golflengte in meters
RHO de luchtdichtheid op vlieghoogte
V de voortplantingssnelheid van elektrische golven
F de frequentie in Herz
Welke vergelijking is waar:
A. LABDA = V/F
B. LABDA = LABDA/F
C. LABDA = F x RHO
D. LABDA = FN
A
A
6
Q
- Een antenne van een zender dient om:
A. de zenderinformatie over te brengen
B. het elektromagnetische veld uit te stralen
C. de zender te laten werken
D. de frequentie op te wekken
A
B
7
Q
- In de radiotechniek verstaat men onder de frequentie:
A. de maximaal overbrugbare afstand
B. het aantal elektromagnetische trillingen per seconde
C. de voortplanting van het signaal
D. de verdeling van het radiospectrum
A
B
8
Q
- Radiotelefonie voor de burgerluchtvaart vindt plaats in de:
A. HF band
B. VHF band
C. UHF band
D. antwoorden a en b
A
D
9
Q
- Het frequentiegebied van de VHF band ligt tussen:
A. 30 MHz en 300 MHz
B. 30 MHz en 300 KHz
C. 30 GHz en 300 GHz
D. 3 MHz en 30 MHz
A
A
10
Q
- De frequentie van een zender is 3.75 Mhz. De golflengte van deze frequentie is:
A. 80 meter
B. 2.5 meter
C. 8 meter
D. 1.25 meter
A
A
11
Q
- Frequentie is:
A. het aantal golven per seconde, uitgerukt in Herz (Hz)
B. het aantal golven per minuut, uitgedrukt in Herz (Hz)
C. het aantal golven per seconde, uitgedrukt in Mega-Herz (MHz)
D. het aantal golven per tijdseenheid, uitgedrukt in Herz (Hz)
A
A
12
Q
- Bij de ‘transmitting blind’ procedure:
A. dient het bericht slechts 1 keer te worden doorgegeven
B. dienen de woorden ‘transmitting blind’ 1 keer to worden vermeld en het bericht zelf 2 keer
to worden uitgezonden
C. dient het bericht 3 keer to worden uitgezonden telkens voorafgegaan door de worden
‘transmitting blind’
D. dient het bericht 2 keer to worden uitgezonden telkens voorafgegaan door de woorden
‘transmitting blind’
A
D
13
Q
- Bij radiofailure dient de volgende transponder code te worden ingesteld:
A. code 2000
B. code 7600
C. code 7500
D. code 7700
A
B
14
Q
- Indien een grondstation een oproep van een vliegtuigstation niet beantwoordt dan dient men
het aantal volgende seconden te wachten alvorens een nieuwe oproep mag worden gedaan:
A. 2 seconden
B. 8 seconden
C. 10 seconden
D. 12 seconden
A
C
15
Q
16.AIs een vlieger gedurende een gecontroleerde vlucht niet in staat is om
verbinding te maken omdat zijn zend/ontvanginstallatie defect is dan moet hij indien uitgerust met
transponder de volgende SSR-code selecteren:
A. 7700
B. 7500
C. 7600
D. geen van bovenstaande codes
A
C