Practicum 2 B Flashcards

1
Q

Waarom wordt niet al ons voedsel met ioniserende straling bestraalt?

A

Kan de structuur erg veranderen waardoor het niet meer lekker smaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe steriliseer je metalen voorwerpen?

A

Autoclaveren, anders met alcohol of chemicaliën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe worden de hier aangeleverde puntjes gesteriliseerd?

A

Autoclaveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom heeft thermische desinfectie de voorkeur boven chemische desinfectie?

A

Je laat geen chemische resten achter (chemische vervuiling). Daarnaast is het gevaarlijk om toe te dienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt zeep en doodt dit bacteriën?

A

Zeep lost lipide structuren op in een hydrofiele omgeving. Het hoeft bacteriën niet te doden, maar het maakt ze wel los.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Alcohol en chloor zijn chemische ontsmettingsmiddelen. Kun je nog andere middelen bedenken?

A

Jodium, hamalid, stoom, H2O2, formaldehyde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tussen welke minimum en maximum temperatuur zijn pathogene bacteriën voor warmbloedige dieren nog in staat zich te vermenigvuldigen?

A

4 tot 5 graden Celsius en 50 graden Celsius. Ze vermenigvuldigen zich echter veel beter tussen de 35 en de 40 graden Celsius.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke wijze ga je je handen ontsmetten voor de operatie?

A

Met alcohol, zeep en je trekt steriele handschoenen aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontsmet je het beste je mes?

A

Het liefste autoclaveer je je mes, als dat niet kan dan ontsmet je het mes chemisch (met alcohol).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarop berust de werking van de verschillende soorten desinfecterende middelen?

A
Autoclaveren: eiwitten coaguleren
Alcohol: droogt bacterie uit
Formaldehyde: vormt complexen van eiwitten
Zeep: vetdruppeltjes lossen ze op
H2O2: splitst DNA en eiwitten
Jodium: oxideert eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zijn alle micro-organismen gevoelig voor desinfecterende middelen? Motiveer uw antwoord

A

Nee, bijvoorbeeld endosporen hebben een heel erg dik kapsel waarmee ze beschermd zijn tegen bepaalde desinfecterende middelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met welke methode)n) kan men een varkensstal vrij krijgen van infectieuze bacteriën?

A

Stomen, uitgassen, UV-licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een verschil tussen E. coli en Staphylococ?

A

E. coli is een gram negatieve bacterie terwijl Staphylococ een gram positieve bacterie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke lichaamsvloeistoffen van een gezond dier en welke van een ziek dier kunnen bacteriën, virussen en/of parasieten bevatten?

A

Alle lichaamsvloeistoffen van (zieke) dieren. Urine, feces, traanvocht, speeksel, zweet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Is het dragen van handschoenen bij het afnemen van monsters zinvol? Verklaar.

A

Ja, handschoenen kun je uittrekken en weggooien om besmetting te voorkomen. Mocht je inderdaad een wondje hebben, dan kan je zo jezelf beschermen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zou je monsters bewaren en opsturen voor nadere analyse?

A

Gekoeld, opsturen in een koelbox, dubbel verpakt, in een transportmedium

17
Q

Wat zit er in een MacConkey-agarplaat? Welke bacterie zal op deze plaat kunnen groeien?

A

Galzouten. Een gram negatieve bacterie die normaal gesproken in de darm voorkomt zal op deze plaat kunnen groeien. Een gram positieve bacterie die normaal gesproken als een commensaal op de huid voorkomt, zal hier niet op kunnen groeien.

18
Q

Waarom hebben antibiotica geen invloed op het functioneren van eukaryotische cellen?

A

Selectiviteit berust op het feit dat antibiotica op structuren aangrijpt die alleen in bacteriën (prokaryoten) voorkomen.

19
Q

Zijn antibiotica ook werkzaam tegen virussen, schimmels of parasieten?

A

Nee, antibiotica grijpen specifiek aan op structuren van bacteriën

20
Q

Wat is een breed spectrum antibioticum?

A

Haakt aan op gram positieven en gram negatieven.

21
Q

Geneest een patiënt sneller door toediening van een antibioticum?

A

Ja, minder bacteriegroei terwijl het immuunsysteem op gang komt.

22
Q

Verlaagt een antibioticum koorts?

A

Indirect wel. Direct kan het juist zorgen voor verhoging omdat lipid A vrijkomt bij lysis van gram negatieve bacteriën.

23
Q

Kunnen antibiotica infecties voorkomen?

A

Ja, als de kans op infectie groot is (bij bijvoorbeeld operaties), kunnen antibiotica preventief worden gegeven.

24
Q

Aan welke eisen moet een antibioticum voldoen?

A

Het moet selectief toxisch zijn, de bacteriën stoppen in hun groei of doden en de PK/PD moet juist zijn voor de infectie en het dier.

25
Q

Wanneer gebruik je een bactericide en wanneer gebruik je een bacteriostatisch antibioticum?

A

Bactericide gebruik je wanneer de bacteriële infectie zodanig groot of gevaarlijk (verlaagde afweer) is dat het dier er zelf niet meer tegen kan vechten. Bacteriostatisch geef je alleen om de balans te herstellen zodat het eigen immuunsysteem het weer over kan nemen.