Hoorcollege 8 A Flashcards

1
Q

Wat vormt samen de immunologie?

A

De leer van de afweermechanismen bestaat uit de aangeboren en de verkregen afweer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer waren er al voorlopers van vaccinaties bekend?

A

Eeuwen geleden waren er al primitieve volkeren waarbij al een soort vaccinatie systeem werd gebruikt. Gezonde koeien kregen geïnfecteerd koeienspul in hun neus gesmeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat heeft Benjamin Jesty bijgedragen?

A
  1. Dit was een boer die zag dat als mensen in contact waren geweest met koepokken, ze geen smallpox meer konden krijgen. Dat zag hij met name bij mensen die betrokken waren bij het melken van de koeien. Hij concludeerde dat de twee ziektes aan elkaar verwant waren. Hij heeft toen zijn vrouw geïnoculeerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat heeft Geert Reinders bijgedragen?

A
  1. Boer in Nederland. Deze meneer had eenzelfde idee als Jesty. Hij deed veepest entingen met smetstof op runderen. De runderen raakten beschermd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat heeft Edward Jenner bijgedragen?

A
  1. Edward Jenner vaccineerde 24 kinderen tegen smallpox. Hij stelde hen na enkele maanden en na vijf jaar opnieuw bloot aan smallpox. Dit heeft ertoe geleidt dat de pokken uiteindelijk helemaal zijn uitgeroeid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie is de grondlegger van de vaccinatie?

A

Edward Jenner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de beschrijving van vaccinatie?

A

Vaccination is the process of inoculation with vaccinia. Vaccinia virus was het koepokvirus, Vacca = koe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat ontdekte Koch? Wat ontwikkelde hij aan de hand van zijn ontdekkingen?

A

Koch deed de ontdekking van micro-organismen als ziekteverwekkers. Hij maakte gebruik van het door van Leeuwenhoek ontwikkelde principe van microscopiseren. Aan de hand van zijn ontdekkingen ontwikkelde hij de postulaten van Koch.

  1. Micro-organisme komt in ieder geval van ziekte voor
  2. Micro-organisme is uit ziek dier te isoleren en te groeien in een reincultuur
  3. Gezond organisme wordt na inoculatie met de reincultuur ook ziek
  4. Uit dit nu zieke dier kan opnieuw hetzelfde micro-organisme worden geïsoleerd en worden gegroeid in een reincultuur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ontwikkelde Louis Pasteur?

A

Vaccins. Hij wordt gezien als de échte grondlegger van de immunologie. Hij heeft bijvoorbeeld gewerkt aan vogelpokken en rabiës vaccins.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef andere namen voor niet-specifieke afweer. Geef ook aan waar deze zich bevindt en of het snel of langzaam geactiveerd wordt.

A

Innate immunity
Aangeboren afweer

Ter plaatse, snel geactiveerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef andere namen voor de specifieke afweer. Wat herkent de specifieke afweer?

A

Adaptive immunity
Verkregen afweer

De specifieke afweer herkend aminozuren in de orde van grote van 10 tot 20 aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je herbesmettingsimmuniteit bereiken?

A

Via natuurlijk contact of via vaccinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een antigeen?

A

Antigenen zijn alle structuren die van buitenaf naar binnen komen. Een structuur waartegen het afweersysteem tot stand komt, kan 12 tot 20 aminozuren lang zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke onderdelen van binnen in het lichaam kunnen, zonder dat er autoimmuniteit aanwezig is, ook voor een afweerreactie zorgen?

A

Rode bloedcellen, transplantaten en een tumor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de externe barrières.

A
  • Hoesten, mucus, ciliën
  • Lysozyme in traanvocht en andere secreties
  • Slijmvliezen, mucus, commenzalen
  • Huid: fysieke barrière, vetzuren en commensalen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe worden de onderdelen van het lichaam die ervoor zorgen dat infectieuze agentia buiten blijven ook wel genoemd?

A

De first line of defence.

17
Q

Wat volgt er nadat een antigeen de first line of defence heeft doorbroken?

A

De innate afweer reageert direct.

De residente cellen (macrofagen, dendrieten en mestcellen) liggen in het weefsel klaar om actief te worden. Er vindt eerst herkenning plaats en daar zijn heel veel receptoren voor. Na die herkenning kan fagocytose plaatsvinden door residente cellen (macrofagen en dendritische cellen) en dat heeft activatie van deze cellen tot gevolg. Ook het complement systeem wordt geactiveerd. Het complement systeem heeft belangrijke functies in het aanzetten van de ontstekingsreactie, die heel belangrijk is bij het opgang komen van de afweer.

18
Q

Wat zijn Patern Recognition Receptoren?

A

Dit zijn receptoren die patronen herkennen die niet passen bij de lichaamseigen cellen. Die receptoren kunnen aanwezig zijn in het celmembraan en dan naar buiten wijzen. Deze herkennen bijvoorbeeld diacyllipopeptiden, triacyllipopeptiden, flagelline en LPS. Er zijn ook receptoren die aan de binnenkant van endosomen zitten en zij herkennen allerlei RNA en DNA wat niet in de gastheercel voor zou moeten komen. Al deze receptoren hebben een onderdeel wat in het cytoplasma aanwezig is en binding leidt dan aan die kant tot een verandering die moet leiden tot het opruimen van de infectieuze agentia.

19
Q

Wat zal er gebeuren nadat de residente cellen (macrofagen, dendritische cellen en mestcellen) zijn geactiveerd en ook het complement geactiveerd is geraakt?

A

Ontstekingscellen zullen uit de bloedcirculatie naar buiten treden en dan gaan proberen te helpen bij het opruimen van het agens. Het gaat dan in de eerste instantie om neutrofielen, basofielen, eosinofielen en Natural Killer cellen

20
Q

Wat zijn NK cellen?

A

Natural Killer cellen. Dit zijn primitieve lymfocyten met een brede herkenning voor antigenen.

21
Q

Tot wanneer kun je spreken van de innate afweer als het gaat om het uittreden van cellen?

A

Tot het moment dat de lymfocyten uittreden. De granulocyten en NK cellen horen nog bij de innate afweer.

22
Q

Wat produceren de residente cellen nadat zij een antigeen hebben herkend en waar zorgt dit voor?

A

De residente cellen produceren cytokines die andere cellen activeren. Dat draagt bij aan de eliminatie van het pathogeen en de presentatie van het pathogeen. Soms is enkel eliminatie voldoende om het pathogeen op te ruimen.

23
Q

Geef een hele basale beschrijving van het complement systeem.

A

Het complement systeem is de productie van ontstekingsmediatoren (signaalstoffen). Het complement kan op verschillende manieren geactiveerd worden (bijvoorbeeld via lectines of via binding op het pathogeen). Het C3 molecuul is het belangrijkste. Het complement systeem heeft een grote invloed op de vasoactiviteit.

24
Q

Wat doet een macrofaag als er herkenning van een pathogeen heeft plaatsgevonden?

A

Macrofaag die in het weefsel zit ziet het pathogeen en gaat het fagocyteren (later gaat de macrofaag ook presenteren). Vervolgens gaan er cytokines en chemokines vrijkomen in de omgeving. Chemokines hebben specifiek als functie het aantrekken van andere cellen. De cytokines veranderen het aanwezige endotheel en de chemokines veranderen het milieu waardoor de cellen die langs komen in het bloedvat (wat teden deze tijd verwijdt is) gesignaleerd worden en naar buiten treden. Ze gaan dan richting de macrofaag om daar te helpen met het opruimen van het pathogeen. In de eerste 0 tot 72 uur treden alleen granulocyten, monocyten en NK cellen uit. Na 3 tot 4 dagen gaan ook de lymfocyten uittreden. Alleen geactiveerde lymfocyten kunnen uittreden.

25
Q

Hoe verandert het endotheel naar aanleiding van de cytokines die bijvoorbeeld de macrofaag produceert?

A

Het endotheel raakt verwijd, wordt beter doorlaatbaar en het oppervlak verandert.

26
Q

Hoe verschuift de afweerreactie van innate naar adaptive?

A

Bij ontsteking gaan de dendritische cellen die een pathogeen hebben gefagocyteerd en deze willen gaan presenteren als antigenen, migreren (en daarmee matureren) via het lymfe stelsel naar de dichtsbijzijnde lymfeklier. Deze dendritische cellen gaan dan in de lymfeklier antigenen presenteren aan B en T cellen.

27
Q

Wat is er bijzonder aan de antilichamen van de B cel?

A

Deze receptor zit niet vast aan het membraan van de B cel maar wordt uitgescheiden en kan zich heel ver van die B cel verplaatsen. De B cel produceert naast dit soort vrije antilichamen ook receptoren die dezelfde bindingsplaats hebben, maar wel vast op het membraan zitten.

28
Q

Wat is er bijzonder aan de binding van de T cel en zijn antigeen?

A

De T cel moet het antigeen echt aangeboden krijgen. Hij kan deze structuur niet zomaar herkennen als die ergens rond gaat in het lichaam.

29
Q

Wat is de humorale immuniteit?

A

Immuniteit die bewerkstelligt wordt door antilichamen in oplossing. Deze antilichamen kunnen ver van de B cellen in de circulatie komen.

30
Q

Wat is de cellulaire immuniteit?

A

Dit is de immuniteit die bewerkstelligt wordt door receptoren die aan de membranen vast zitten en wordt dus eigenlijk door de cellen bewerkstelligt.