Hoorcollege 10 A Flashcards

1
Q

Wat is de cellulaire respons?

A

De T cel respons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar bevindt het MHC klasse I molecuul zich? UIt hoeveel onderdelen bestaat dit molecuul? Welke structuur ondersteund het MHC klasse I molecuul?

A

In het endoplasmatisch reticulum bevindt zich het MHC klasse I molecuul. Het MHC Klasse I moelcuul bestaat uit drie ruimtelijke structuren en het wordt altijd ondersteund door bèta 2 microlobuline. Deze twee structuren gaan in het endoplasmatisch reticulum dicht bij elkaar zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvandaan komen de antigenen die in het MHC Klasse I molecuul geladen worden? En wat kunnen dit zijn?

A

Hetgeen wat in de groeve van het MHC Klasse I molecuul geladen wordt, komt altijd uit het cytoplasma van de cel. MHC I presenteert dus zaken die in het cytoplasma aanwezig zijn. Dat kan van alles zijn, eigen antigenen, tumor antigenen, virale antigenen. Ze komen allemaal uit het afbraakproces van de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan het zijn dat de structuren die zich in het cytoplasma bevinden worden afgebroken en naar het endoplasmatisch reticulum worden vervoerd om op het MHC klasse I molecuul te worden geladen?

A

Eiwit (ook eigen, maar ook virale eiwitten of tumor eiwitten) raakt versleten en wordt dan door een ander eiwit geubiquitineseerd. Dat ubiquitiniseren zorgt voor een soort marker waardoor proteosomen het eiwit in stukjes gaan knippen. Een proteosoom is een complex van eiwitten waar de kleine stukjes die als antigeen gaan dienen uitkomen. De stukjes worden naar de TAP moleculen gebracht. Dit zijn moleculen die een poort vormen naar het endoplasmatisch reticulum. Eenmaal in het endoplasmatisch reticulum worden ze in de groeve van het MHC klasse I molecuul geladen. Dit gebeurt in iedere levende KERNHOUDENDE cel. Iedere levende cel kan dus laten zien: kijk, dit gebeurt er in mijn cytoplasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar bevindt MHC Klasse II zich? Waaruit bestaat MHC klasse II? Wat is er anders in het MHC klasse II molecuul dan in het MHC klasse I molecuul?

A

MHC klasse II zit ook in het endoplasmatisch reticulum. Het bestaat uit twee ketens die samen de groeve vormen. Die groeve wordt in het ER in de eerste instantie afgedicht door de invariant chain om te voorkomen dat er dan al zaken in de groeve worden geladen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar gaat het MHC Klasse II molecuul altijd naar op weg? En wat gebeurt er onderweg?

A

Dit molecuul is altijd bezig om vanuit het ER naar het celmembraan te komen. Onderweg kan het zo zijn dat zo’n blaasje fuseert met een endosoom of fagosoom. Daar zitten dan zaken van buitenaf in die naar binnen gehaald zijn. Endosomen, fagosomen en lysosomen fuseren met elkaar om het proces van in stukjes knippen te bewerkstelligen. Ook MHC klasse II komt hierin. Door de enzymen die daar werkzaam zijn sneuvelt het deel van de invariant chain die de groeve dicht houdt. Stukjes die in het blaasje aanwezig zijn, kunnen nu in de groeve gaan zitten. Dit complex gaat dan vervolgens naar het celmembraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welke cellen kan presentatie door MHC Klasse II moleculen plaatsvinden?

A

Alleen in antigeen presenterende cellen, dus dat zijn de dendritische cellen, de macrofagen en ook de B cellen. Als B cellen een antigeen zien, gaan ze interactie aan met de receptor en halen vervolgens ook dat antigeen naar binnen en knippen dat in stukjes en laten het vervolgens weer zien aan T cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe vindt de activatie van de T cel plaats

A

We hebben een antigeen presenterende cel. Deze laat bijvoorbeeld een MHC klasse II zien aan de T cel. De T cel herkent vervolgens dat MHC Klasse II met het aanwezige epitoop (antigeen). Dit alleen is niet voldoende om de T cel te activeren. CD4 moet aanwezig zijn op de T cel en er moet co-stimulatie plaatsvinden via moleculen op de antigeen presenterende cel en de T cel, zoals B7 en CD28. Het binden van B7 aan CD28 geeft een overlevingssignaal. Co-stimulerende cytokinen zorgen vervolgens voor de richting van differentiatie. Je hebt verschillende soorten effector T cellen en welke soort zij zijn, wordt bepaald door de activatie en door de verschillende soorten signaalmoleculen die zij tegenkomen.

Dus in het kort :

  1. Activatie (MHC Klasse II op TCR en CD4 op T cel)
  2. Overlevingssignalen van B7 (APC) en CD28 (Tcel)
  3. Differentiatie door cytokines (kunnen door de APC worden gemaakt en uitgescheiden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CD4 en CD8, geef het verschil in T cellen aan.

A

MHC klasse II op de antigeen presenterende cel wordt altijd gezien door T cellen die CD4 op hun oppervlakte hebben (T helpercellen). CD4 en MHC klasse II hoort onverbrekelijk bij elkaar. MHC Klasse I op de antigeen presenterende cel wordt juist altijd gezien door T cellen die CD8 aan hun oppervlakte hebben. Dit zijn de Cytotoxissche T cellen. Dit komt goed uit, want MHC klasse I zit op iedere levende kernhoudende cel. Iedere levende kernhoudende cel kan zo laten zien wat hij in zich heeft zitten. De cytotoxische T cel kan kernhoudende cellen die via MHC klasse I een viraal antigeen presenteren, gelijk doden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat komt er op de T cel voor wat op geen enkele andere lymfocyt voorkomt (en daarmee dus makkelijk voor herkenning zorgt)?

A

Om de TCR receptor heen zitten een aantal accessoire moleculen die helpen bij de activatie van de T cel en dat is het CD3-TCR complex. Dit komt op alle T cellen voor en dit is de manier om de T cel te onderscheiden van andersoortige lymfocyten (zoals B cellen en NK cellen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen de verschillende effector T cellen?

A

De verschillende effector uitingen van de T helpercel zorgen ervoor dat je een ander effect kan hebben.

Th1 stimuleert macrofagen
Th2 stimuleert granulocyten en mestcellen
Th17 stimuleer neutrofielen
Tfh helpt B cellen
Treg zorgt voor repressie van de dendritische cel (en onderdrukt daarmee activatie van de T cel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zorgt ervoor dat de macrofagen actief worden door de T helpercel?

A

Th1 produceert IFN gamma, dat stimuleert de macrofaag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar spelen IL-4 en IL-13 altijd een rol?

A

Bij de activatie van de mestcellen en eosienofiele granulocyten door Th2 cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarbij spelen IL-17 en IL-22 een rol?

A

Bij het activeren van neurtofielen door Th17 cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarbij speelt IL-21 een rol?

A

Dit is een molecuul dat bij de B cel differentiatie een rol speelt. Komt uit de Tfh cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt de cytotoxische T cel?

A

De cytotoxische T cel bindt altijd aan MHC klasse I. MHC klasse I kan stukjes bij zich dragen van 8 tot 12 aminozuren lang .Het CD8 helpt een beetje mee met binden en de cytotoxische T cel gaat stoffen maken die ervoor zorgen dat de cel met MHC klasse I molecuul dood gaat.

17
Q

Hoe zorgt de B cel ervoor dat hij hulp krijgt van de T cel?

A

De B cel herkent met zijn receptor, met IgM. Vervolgens kan hij dit fagocyteren, in stukjes knippen en op een MHC klasse II molecuul laden om te presenteren aan bijvoorbeeld een Tfh cel. Wat deze T cel gaat maken, is redelijk afhankelijk van de heersende omstandigheden. De cytokines kunnen verschillen en reguleren vervolgens wat de B cel gaat doen. De B cel gaat in ieder geval prolifereren en dat worden dan vervolgens effectorcellen (plasmacellen) en memory cellen.

18
Q

Hoe werkt de klasse switch?

A

De B cel heeft eerst altijd IgM en IgD productie. De dochtercellen maken in de eerste instantie ook gewoon IgM, maar in die proliferatie kan een klasse switch plaatsvinden naar andere Ig moleculen. Die klasse switch wordt gestuurd door wat de T cellen aanleveren aan cytokines etcetera.

19
Q

Wat doet IL-4 wat Ig switch betreft?

A

Inhibeert IgM, IgG3, IgG2a

Stimuleert IgG1 en IgE

20
Q

Wat doet IL-5 wat Ig switch betreft?

A

Verhoogt de productie van IgA

21
Q

Wat doet IFN-gamma met de Ig switch?

A

Inhibeert IgM, IgG1, IgE

Stimuleert IgG3, IgG2a

22
Q

Wat doet TGF-bèta met de Ig switch?

A

Inhibeert IgM, IgG3

Stimuleert IgG2b IgA

23
Q

Wat doet IL-21 met de Ig switch?

A

Stimuleert IgG2, IgG1, IgA

24
Q

Wat gebeurt er met IgD op de B cel?

A

Die verdwijnt op een gegeven moment vanzelf, we weten niet wat de functie van dit antilichaam is.

25
Q

Hoe kan een klasse switch plaatsvinden binnen het genoom van de B cel?

A

De B cel codeerde in de eerste instantie voor IgM en dus moet er weer genherschikking plaatsvinden. Een stuk DNA wordt eruit geknipt waardoor het constante gedeelte voor een ander antilichaam kan aanschuiven bij VDJ. Het VDJ gebied zelf blijft wat het is.

26
Q

Waar zorgt uitscheiding van IL-5 door de T cel voor bij de B cel wat betreft de klasse?

A

Dit zorgt voor de productie van IgA.

27
Q

Wat is affinity maturation?

A

De mutaties die tijdens de deling van de B cellen plaatsvinden, zorgen middels selectie voor een steeds betere fit met het antigeen.

28
Q

Hoe herkent een B cel een antigeen?

A

Middels de ruimtelijke structuur. Er is een slot-sleutel reactie. Dit is een eiwit - eiwit (met eventueel lipiden, suikergroep, fosfaten e.d.) interactie. De twee eiwitten moeten goed bij elkaar passen. Dan kunnen de twee eiwitten dom weg goed naast elkaar liggen en daarom een interactie aangaan. De ruimtelijke fit is hierbij het aller belangrijkste.

Elektrostatische verbindingen, waterstofbruggen, vanderwaals bindingen, hydrofobische krachten en cation - electron interacties.

29
Q

Waarom hebben we al die verschillende zware ketens? Geef IgM als voorbeeld.

A

Dit zijn effector mechantismen immuungrolbuline (sub)klassen. Dat heeft te maken met het soort van antigeen en de plek waar het antigeen aanwezig is. IgM is bijvoorbeeld in staat tot neutralisatie (antigeen wordt geneutraliseerd, geen toxische werking meer) en opsonisatie (als op een antigeen IgM aanwezig is wordt dit complex makkelijker gefagocyteerd door macrofagen omdat macrofagen een receptor hebben voor de zware keten).

30
Q

Welke zware ketens moet je gebruiken als je door middel van NK cellen een effectfunctie wil hebben?

A

IgG1 en IgG3. NK cellen hebben voor deze zware ketens namelijk en receptor.