meds Flashcards

1
Q

anticholinergica

A
  • Effect op tremor
    • Muscarine antagonist
    • Centrale werking
      Bijwerking –> verwardheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

amantadine

A
  • Eig infectiebestrijder
    • Werkt als glutamaat R antagonist (NMDA receptor anta)
    • Onderdrukt receptor die dopamine onderdrukt
      ○ Aka er komt meer dopa vrij
    • Werkt snel
    • Werkt op rigiditeit en akinesie
      Nadelen:
    • Snel uitgewerkt
    • Misselijkheid
      Rash livedo reticularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ldopa

A
  • Precursor van dopamine
    • Je geeft dit in combi met decarboxylase remmer
      ○ Om te voorkomen dat L-dopa in maag wordt omgezet naar dopamine
      ○ Passeert bhbarr niet, dus L-dopa wordt in hersenen omgezet
      ○ T’as compris dus eigenlijk je neemt l dopa in en komt natuurlijk in je maag maar in je maag heb je decarboxylase die ldopa omzet in dopamine maar dat wil je niet want anders is er geen ldopa voor
    • Wrm geef je niet meteen dopamine?
      ○ Moet bhbarr passeren
      ○ L-dopa kan dat wel passeren
      -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voordelen d2 r agonisten en bijwerkingen

A

bhbarr passeren
langere t12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

apomorfine

A

d2 r ag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

selegiline

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

entacapone

A

comt breekt levodopa
af.

comtremmer verhoogt t12 ldopa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

med adhd

A

(methylfenidaat,
dexamfetamine, clonidine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

volgorde antidepressiva

A

Ssri (want bijwerkingen mildst en kans antidepr is hoogst)
Snri
TCA (werken goed maar ergere bijwerkingen)
MAOA remmers (erge bijwerkingen door aanwezigheid thyramine dus dieet)
De rest wordt meer als adjuvant gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

amitryptiline / nortryptiline

A

tca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

venlafaxine

A

SNRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

citalopram

A

SSRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sertraline

A

SSRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

imipramine

A

tca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

paroxetine

A

SSRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mirtazepine

A

a2 receptor antagonist

17
Q

tranylcypromine

A

maoa remmer

18
Q

fluoxetine

A

ssri

19
Q

mianserine

A

a2 receptor antagonist

20
Q

trazodon

A

a2 receptor antagonist

21
Q

noradrenaline

A
22
Q

serotonine

A
23
Q

waarom duurt het een aantal weken voordat antidepressivum werkt

A

systeem moet eerst aanpassen
dus eerst worden de klachten erger
want het antidepressivum zal zijn eigen werking remmen

na een paar weken raken de receptoren gedesensitiseerd
dan geen remming meer
dan pas neemt geneesmiddel goed toe

24
Q

amfetamine

A
  • Remt re-uptake
    ○ Norad, dopa en sero omhoog!

3mmc

25
Q
  • Opioid receptor continu stimulatie
A

○ Hierdoor
§ Remming adenylyl cyclase (cAMP omlaag)
§ Opening K kanalen (hyperpolarisatie)
§ Sluiting Ca kanalen (transmitter release daalt)
○ Lichaam gaat dit upreguleren
○ Duidelijk fysieke veranderingen
Zodra je stopt met de drug heb je weer alles omgekeerd te veel = abstinentiesyndroom

26
Q

tolerantie

A
  • Steeds meer nodig om zelfde effect te krijgen
    • Waarom?
      ○ Versneld metabolisme
      ○ Afgenomen receptoraffininteit
      ○ Downregulatie receptoren
      ○ Upregulatie adenylyl cyclase
      TOLERANTIE IS NA AFKICKEN VERDWENEN
27
Q

gabapentine

A

gaba stimulatie
geven bij verslaving

28
Q

topiramaat

A

gaba stimulatie
geven bij verslaving

29
Q

naloxon (iv) en naltrexon (iv en oraal)

A

opioid receptor antagonist
naloxon sneller

30
Q

clonidine

A

a2 receptor agonist
onderdrukt sympaticus
onderdrukt autonome component abstinentiesyn

31
Q

methadon en buprenorfine

A

bij heroine verslaving
opioid receptor agonist
methadon: lange t12
- prettig want je krijgt dus minder stof binnen
- drug seeking behavior minder

32
Q

hoe behandel je coke verslaving

A

precursors van dopa of serotonine of norad

33
Q

who ladder

A
34
Q

bijwerkingen opioiden

A
35
Q

behandeling migraine

A

triptanen
5ht receptor agonisten

effect
- neuropeptide CGRP afgifte minder
- centraal effect
- vasoconstrictie