LWZ-SIG-Heup-PGP Flashcards

1
Q

Hoe herken je discale pijn?

A
  • Bandvormige bilaterale pijn die beter wordt bij bewegen
  • Ochtendstijfheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij welke bewegingen klaagt iemand met flexiepijn? Wat zijn mogelijke oorzaken?

A

Pijn

  • Zitten
  • Voorover buigen

Probleem
* Motorisch controle probleem
* korte hamstrings/gluteii/exorotatoren
* Zwakke iliopsoas/extensoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij welke bewegingen klaagt iemand met extensiepijn? Wat zijn mogelijke oorzaken?

A

Pijn bij

  • Staan
  • Wandelen
  • Gewicht voor zich dragen
  • leunen
  • Buiklig
  • Ruglig

Probleem

  • korte heupflexoren/Quadriceps/lumbale ext
  • zwakke gluteii/hamstrings/buikspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij welke bewegingen klaagt iemand met rotatiepijn? Wat zijn mogelijke oorzaken?

A

Pijn bij

  • draaien
  • Lateraal trekken of duwen
  • trekken of duwen met 1 hand
  • rollen in bed

Oorzaken

  • verkorte heuprotatoren/adductoren/gluteii
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In de axiale structuren hebben we nood aan stabiliteit en mobiliteit, welke delen zorgen ideaal gezien voor wat? (van top tot teen)

A
  • Cervicaal: stabiliteit
  • Thoracaal: mobiliteit
  • Lumbaal: stabiliteit
  • Heup: mobiliteit
  • Knie: stabiliteit
  • Enkel: mobiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een dissociatietest? Wat zijn de scoringscriteria?

A
  • Niet-functionele, cognitief gecontroleerde beweging (niet natuurlijk)
  • Criteria: Kwaniteit, kwaliteit, hoeveel moeite nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef voorbeelden van dissociatiestesten voor rotatie lumbaal.

A
  • been optrekken en glijden in ruglig
  • Clams zijlig
  • Heuprotatie in buiklig, knie 90°
  • Side bending in stand
  • Side glide in stand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe presenteert PGP zich?

A
  • pijn zitvlak
  • laterale heuppijn
  • pijn inguinale en pubis regio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe presenteer SIG pijn zich?

A

Fortin area: unilateraal onder L5 (boven SIG), die uitwaaiiert naar gluteaal lateraal tot net voorbij knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke bewegingen zien we in het SIG?

A

Nutatie
Contranutatie
Er is weinig beweging! (4-8mm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke ligamenten komen op spanning (en verhinderen dus) nutatie en contranutatie?

A
  • Nutatie: alle lign in en rond SIG op spanning behalve long dorsal
  • Contranutatie: enkel long dorsal sacro-iliacaal ligament op spanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van pregnancy related PGP?

A
  • VG rugpijn/PGP
  • VG trauma pelvis/rug
  • fysieke job
  • niet eerste zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer en hoeveel komt pregnancy related PGP voor?

A
  • Rond 18e week met piek klachten week 24-36.
  • Helft van de vrouwen heeft het tijdens zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe herkennen we PGP in anamnese?

A
  • Gerelateerd aan loading
  • Pijn tijdens seks, slaap, zitten, staan,..
  • Onset 18e week zwangerschap (piek week 24-36)
  • Regio SIG, gluteaal, symphisis pubis
  • Stekende, schietende, brandende pijn
  • VAS 5-6/10
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de voornaamste functie van de bekkengordel?

A

Krachten verdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de prognose van pregnanct related PGP?

A
  • Gaat meestal vanzelf over 3m postpartum
  • Kan chronisch worden, vooral bij slecht zelfbeeld enzo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke specifieke testen voeren we uit in het onderzoek voor diagnose PGP? Welke structuur onderzoeken we met deze tests?

A
  • SIG: Testbatterij Laslett of Van der Wurff, Palpatie long dorsal ligament
  • Pubis: Modified trendelenburg, Palpatie pubis
  • Functioneel: Actieve SLR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe differentieer je tussen LBP en SIG?

A

Voor diagnose SIG:

  • Unilaterale pijn in regio fortin area (regio SIG/bil en laterale posterieure bovenbeen)
  • LWZ provocatietests negatief moet (krachtiger bewijs)
  • Provocatietests SIG positief 3/5
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe palpeer je het long dorsal ligament?

A
  • Indirecte palpatie
  • We palperen SIPS
  • Verticale lijn naar beneden palperen vandaaruit
  • Dan raporteert pt herkenbare pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe voer je de actieve SLR uit ter bevestiging van PGP?

A
  • 5° van tafel heffen -> we evalueren de functie (!) -> vgl andere zijde -> mate van inspanning (hoe lastig is het optillen) bv 10s aanhouden
  • Dan anterieure compressie geven ilium en beoordelen of dit minder lastig is -> bij eenvoudiger is positieve test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe palpeer je de symphisis pubis bij vermoeden PGP?

A
  • Directe palpatie os pubis -> vraag informed consent! Leg uit waarom je het doet enzo
  • Met duimen vanaf navel progressief naar beneden palperen totdat je os pubis raakt (kussentje onder knieen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe gaan we PGP behandelen? Welke behandelmethodes gebruik je of raad je je pt aan?

A
  • Load management (activiteiten en participatie veranderen)
  • Pelvic belt kan helpen
  • Manuele therapie kan pijn dempen
  • Oefentherapie kan, maar moet individueel aangepast zijn (training of relaxatie transversus abdominis, bekkenbodemspieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke stabilisatie-oefeningen kan je geven bij PGP?

A
  • Bird dog
  • Back bridge
  • Zitten op swissball
  • Voorwaarts leunen met armen in touwen/ tegen muur
  • Lichte squats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke structuren kunnen liespijn geven?

A
  • Iliopsoas
  • Adductoren
  • N. obturatorius
  • SIG
  • CAM-pincer
  • Labrum
  • stressfractuur femur of pubis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke bewegingen laten we uitvoeren in het actief BFO van de heup? Wat is de UH?

A

In ruglig

  • Flexie met gestrekte knie
  • Flexie met gebogen knie
  • Endorotatie
  • Exorotatie
  • ABD
  • ADD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke bewegingen voeren we uit in het passief BFO van de heup?

A

In ruglig

  • Flexie
  • ABD
  • ADD
  • EXO
  • ENDO
  • Patrick’s test (FABER)
  • FADDIR
  • ABD in knie- en heupflexie
  • ADD in 90° flexie
  • ADD in 120° flexie

In buiklig
* Extensie
* Endo (bilat)
* EXO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke zaken voeren we uit in het weerstands BFO van de heup?

A
  • Flexie
  • Extensie
  • ADD
  • ABD
  • ADD in heupflexie
  • ABD in heupflexie
  • EXO
  • ENDO
  • Flexie knie
  • Extensie knie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke articulaire testen kunnen we uitvoeren in het TO van de heup?

A
  • Primaire heuptractie
  • Labrum test (Loose body)
  • Snapping hip test
  • Quadranttest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke neurogene testen kunnen we uitvoeren in het TO van de heup?

A
  • Lasègue (SLR)
  • N. femoralis rektest
  • Slump test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke soort pijn geeft een neurogene aandoening?

A
  • Schietend
  • Uitstralend
  • Tintelend
  • Stekend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke soort pijn geeft een myofasciale aandoening?

A
  • Zeurend
  • Knagend
  • Dof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke bewegingen laten we uitvoeren in het actief BFO van de LWZ? Wat is de UH?

A

In stand

  • Flexie
  • EXT
  • LF
  • Rotatie
  • Side glide (schouder naar links = linker side glide)
  • Extensie diagonaal tegengesteld (EXT + LF + tegengestelde ROT)
  • Extensie diagonaal gelijkgericht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke bewegingen voeren we uit in het passief BFO van de LWZ? Wat is de UH?

A

In stand, overdruk geven bij volgende actieve bewegingen

  • EXT
  • LF
  • ROT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat gebeurt er met de facetgewricht en neuroforamina bij rotatie naar rechts in de LWZ?

A
  • Rechter facetgewricht opent
  • Linker facetgewricht sluit
  • Rechter neuroforamen sluit
35
Q

Hoe sluit je een facetgewricht maximaal in de LWZ?

A

Als je rechter facet wilt sluiten:

  • EXT
  • LF R
  • ROT L
36
Q

Welke extensie diagonaal in het actieve BFO van de LWZ is (a)fysiologisch?

A
  • Tegengesteld = fysiologisch
  • Gelijkgericht = afysiologisch
37
Q

Hoe kunnen we DD heup-LWZ uitvoeren?

A
  • Laat pt actieve heupflexie in ruglig uitvoeren (met gestrekte en geplooide knie) en het been terug strekken. Als dit geen pijn doet is het waarschijnlijk geen heupprobleem.
  • Tijdens passief onderzoek heup (Flexie, EXO, FABER,…), plaatst P hand onder LWZ, dit zorgt voor minder beweeglijkheid lumbaal. Als de pijn weg is, zal het dus eerder LWZ. Als de pijn blijft, heup.
38
Q

Welke LWZ segmenten zijn meestal betrokken bij neurologische pijn?

A

L4-L5-S1

39
Q

In welke volgorde voeren we het neurologisch onderzoek van de LWZ uit? Uit welke onderdelen bestaat elk deel?

A
  • Eerst functietests: Kracht, sensibiliteit, reflexen
  • Dan provocatietests: SLR, Slump, prone knee bend, Kemp, palpatie
40
Q

Welke neurologische provocatietests LWZ onderscheiden we?

A

Lengteprovocatie

  • SLR
  • Slump
  • Prone knee bend

Drukprovocatie

  • Kemp
  • Directe palpatie zenuw
41
Q

Wat het gevolg van radiculaire pijn? Wat is het verschil met radiculopathie?

A
  • Radiculaire pijn: pt heeft last van neurologische uitstralingspijn
  • Radiculopathie: Daarbovenop ook motorische of sensorische uitval
42
Q

Hoe voeren we de slump test uit? Welk type test is het?

A
  • P in zit
  • P gaat doorgezakt zitten, met flexie LWZ, TWZ, CWZ
  • Unilaterale knie-extensie om N. Ischiadicus op rek te brengen
  • Dan DF (tibialis op rek) en PF (peroneii op rek)

Als er bij een van de stappen herkenbare pijn is, kan een hoogcervicale EXT uitgevoerd worden. Als de pijn dan weg is, is de test positief.

Lengteprovocatie test voor de N. Ischiadicus (L4-S2)

43
Q

Als de slump test herkenbare pijn uitlokt, maar de pijn niet weggaat door hoogcervicale extensie, wat is de diagnose dan?

A

Eerder myofasciaal probleem

44
Q

Hoe voeren we de SLR test uit? Welk type test is het?

A
  • P in ruglig
  • Eerst passief heup testen door eens FL (gelpooid) en eens ENDO te doen
  • T heft passief het been op van de tafel terwijl de knie gestrekt blijft en het ander been plat op tafel blijft
  • T observeert de hoek waarop de pt herkenbare pijn rapporteert, als dit na 70° is, is het klinisch niet zo relevant

Lengteprovocatie test voor de N. Ischiadicus (L4-S2)

45
Q

Wat is de lasègue test?

A

SLR (lengteprovocatie)

46
Q

Welke extra varianten op de SLR kunnen we uitvoeren? Wat is het doel per test?

A
  • Bragard: DF bijvoegen (Provocatie n. tibialis)
  • Neri: actieve hoogcervicale flexie en passieve DF bijvoegen (rek dura)
  • Passieve heupendorotatie en adductie toevoegen (extra provocatie n. ischiadicus)
  • Gekruiste SLR: als de test uitvoeren aan de contralaterale zijde klachten uitlokt aan de aangedane zijde (beste sensitiviteit voor neurogeen karakter klachten)
47
Q

Hoe voeren we de prone knee bend test uit? Welk type test is het?

A
  • P in buiklig
  • T plooit passief het aangedane been terwijl het bekken gestabiliseerd wordt
  • Positief bij uitlokken klachten

Lengteprovocatie test voor de N. Femoralis (L2-L4)

48
Q

Hoe voeren we de Kemp test uit? Welk type test is het? Wat is het mechanisme?

A

We willen indirecte druk geven op de zenuwwortel door de neuroforaminale ruimte zoveel mogelijk te sluiten. Zo willen we de herkenbare pijn van de pt uitlokken.

  • P in stand
  • T achter P, haakt aan op schouder en fixeert bekken
  • T voert passieve EXT, LF (naar aangedane zijde) en ROT homolateraal uit
  • Positief bij herkenbare schietende pijn in het been

Drukprovocatie test lumbaal

49
Q

Waarop letten we bij het uitvoeren van functietests naar kracht uit in het neurologisch onderzoek van de LWZ?

A
  • Per segment (bv. L3 = Quadriceps) 5s isometrische weerstand geven, gevolgd door een breaktest
  • L-R vergelijken
  • Moet pijnvrij verlopen
50
Q

Hoe voeren we de functietest naar kracht uit in het neurologisch onderzoek van de L1-L2?

A

Iliopsoas
Weerstand naar heupflexie in ruglig en 90° heup- en knieflexie

51
Q

Hoe voeren we de functietest naar kracht uit in het neurologisch onderzoek van de L3?

A

Quadriceps
* Weerstand naar knie-extensie in ruglig en 90° heup- en knieflexie
* OF in buiklig met knie 90° weerstand naar knie-extensie

52
Q

Hoe voeren we de functietest naar kracht uit in het neurologisch onderzoek van de L4?

A

Tibialis Anterior
Weerstand naar DF in ruglig met gewricht in neutrale stand

53
Q

Hoe voeren we de functietest naar kracht uit in het neurologisch onderzoek van de L5?

A

Extensor hallucis longus
Weerstand naar hallux extensie in ruglig met gewricht in neutrale stand

54
Q

Hoe voeren we de functietest naar kracht uit in het neurologisch onderzoek van de L5-S1?

A

Peroneii
Weerstand naar eversie in ruglig met gewricht in neutrale stand

55
Q

Hoe voeren we de functietest naar kracht uit in het neurologisch onderzoek van de S1?

A

Triceps surae
* Weerstand naar PF in ruglig met gewricht in neutrale stand
* OF tenenstand

56
Q

Hoe voeren we de functietest naar kracht uit in het neurologisch onderzoek van de S2?

A

Hamstrings
* Weerstand naar knieflexie in ruglig en 90° knie- en heupflexie
* OF in buiklig met knie 90° weerstand naar knieflexie

57
Q

Op welke manier kunnen we reflexen makkelijker uitlokken?

A
  • Hoesten op het moment dat je aanslaat
  • Greep van jendrassik (handen aanhaken en uit elkaar trekken
  • Lichte voorrek geven
58
Q

Waarop letten we bij het uitvoeren van functietests naar sensibiliteit uit in het neurologisch onderzoek van de LWZ?

A
  • Eerst niet-aangedane zijde
  • Eerst uitleggen aan P en al eens laten voelen met ogen open
  • Dan met ogen gesloten L-R vergelijken
  • Belangrijk om als T exact dezelfde prikkel te geven
59
Q

Welke provocatietesten voeren we in het articulair onderzoek uit bij de LWZ?

A
  • Centrale PA provocatie (postero-anterieur)
  • Unilaterale PA op het facetgewricht
  • Latero-laterale PA processus spinosus
60
Q

Hoe palpeer je het facetgewricht in de LWZ?

A

1.5cm lateraal en klein beetje caudaal van de processus spinosus

61
Q

Hoe palpeer je de processus transversus in de LWZ?

A
  • 3 vingers opzij van spinosus
  • Beetje naar craniaal
62
Q

Hoe presenteert forward rotation zich? Wat zien we als het rechter ilium in forward rotation is tov het linker ilium?

A
  • Ruglig: Het rechter been zal functioneel langer zijn
  • Langzit: Het rechter been is functioneel korter
  • Stand: Rechter SIPS hoger dan linker, Rechter crista iliaca hoger dan linker, rechter SIAS lager dan linker
63
Q

Hoe presenteert backward rotation zich? Wat zien we als het rechter ilium in backward rotation is tov het linker ilium?

A
  • Ruglig: Het rechter been is functioneel korter
  • Langzit: Het rechter been is functioneel langer
  • Stand: Rechter SIPS lager dan linker, Rechter crista iliaca lager dan linker, rechter SIAS hoger dan linker
  • Biomechanisch: rechter acetabulum verplaatst zich naar craniaal => rechter been functioneel korter => rek hamstrings; Ook exorotatiestand rechter heup => overbelasting adductoren/sartorius/rectus femoris
64
Q

Wat zijn de oorzaken van een mechanische SIG dysfunctie (subluxatie/blokkering)?

A

Rechtstreeks trauma

  • Dagelijks leven: val, stoot, misstappen op gestrekt been
  • Sport: val wielrennen, paardrijden, volleybal, voetbal

Onrechtstreeks trauma

  • Zwangerschap
  • Seks
  • Beenlengteverschil (verkorte been)
  • Hypermobiliteit

Degeneratief kan ook

65
Q

Wat vragen we in het actief BFO van het SIG?

A
  • Vorlauf test (volledige flexie)
  • Hip drop test
  • Gillet test (= rücklauf = heupflexie in stand)
  • Test variabel beenlengteverschil
66
Q

Wat moet je zeker doen alvorens het SIG te onderzoeken?

A

Uitsluiten dat de klachten van de LWZ afkomstig zijn, anders krijgen we veel vals-positieven

67
Q

Hoe voeren we de Vorlauf test uit? Hoe interpreteer je de test?

A
  • P in stand, T achter P
  • T palpeert SIPS
  • P doet volledige flexie
  • T beoordeelt symmetrie craniaalwaartse beweging SIPS
  • Positief als 1 SIPS eerder naar craniaal beweegt
68
Q

Hoe voeren we de Hip-drop test uit? Hoe interpreteer je de test?

A
  • P in stand, T achter P
  • P laat 1 heup zakken (bv. rechts)
  • T palpeert rechter SIPS en S2
  • T beoordeelt zakken SIPS tov S2 (die op locatie blijft). Bij hypomobiliteit zal er geen verschil zijn in de positie van de SIPS in stand tov hip drop
69
Q

Hoe voeren we de Gillet/Rücklauf test uit? Hoe interpreteer je de test?

A

Heupflexie in stand

  • P in stand, T achter P
  • P voert unilaterale heupflexie uit (bv. rechts) meer dan 90°
  • T palpeert rechter SIP en S2
  • T Beoordeelt zakken van rechter SIPS tov S2 (die op locatie blijft)
70
Q

Hoe voeren we de Test voor variabel beenlengteverschil uit? Hoe interpreteer je de test?

A

Ruglig

  • P in ruglig, T aan voeteinde
  • P voert 3x bridging uit voor standardisatie bekken, dan strekt T passief de benen
  • T omgrijpt de enkels, plaatst duimen aan malleoli medialis en brengt benen dicht bij elkaar

Langzit

  • Dan helpt T de P tot langzit. Handen P achter gesteund
  • Meting idem

Interpretatie

  • Zelfde been korter => Reëel beenlengteverschil
  • Ander been langer/korter => forward/backward rotation
71
Q

Welke provocatietests kunnen we uitvoeren in het articulair TO voor het SIG?

A

Testbatterij Van Der Wurff of Laslett

72
Q

Uit welke onderdelen bestaat de testbatterij van Van Der wurff? Hoe interpreteer je?

A

3/5 positieve tests => SIG verantwoordelijk voor de pijn

  • Thigh thrust
  • Compressietest
  • Patrick’s test
  • Distractie test
  • Gaenslen test
73
Q

Hoe voeren we de Thigh thrust test uit? Hoe interpreteer je de test?

A
  • P in ruglig met te onderzoeken been geplooid
  • T aan te onderzoeken zijde
  • T omgrijpt knie en voert 90° heupflexie + add uit (legt andere hand onder SIG)
  • Geef dan caudale druk in lengterichting femur voor 5s met lichte overdruk op het einde
  • SIG: Positief bij voor SIG bij herkenbare pijn fortin regio (achteraan!).
  • Vgl L-R
  • Ventrale pijn: provocatie adductoren, heuppathologie
  • Gluteale pijn: N. ischiadicus probleem (dan dat verder onderzoeken)
74
Q

Hoe voeren we de compressie/approximatie test uit? Hoe interpreteer je de test?

A
  • P in zijlig met 45° heupflexie en 90° knieflexie
  • T achter P
  • T voert druk uit op de anterieure rand crista iliaca naar mediaal (loodrecht op tafel) voor 5s met lichte overdruk op einde.
  • Positief bij voor SIG herkenbare pijn fortin regio (achteraan)
  • Vgl L-R
75
Q

Hoe voeren we de distractie/gapping test uit? Hoe interpreteer je de test?

A
  • P in ruglig
  • T naast P
  • T plaatst handen gekruist op beide SIAS en voert dorso-laterale druk uit voor 5s met lichte overdruk op het einde
  • Positief bij voor SIG herkenbare pijn fortin regio (achteraan)
76
Q

Hoe voeren we de gaenslen/pelvic torsion test uit? Hoe interpreteer je de test?

A
  • P in ruglig aan voeteinde tafel (zoals Thomas test, lengtetest iliopsoas)
  • T aan voeteinde
  • T brengt het ene been in flexie en lichte ABD (posterieure rotatie ilium)
  • Het te testen been brengt hij in extensie met lichte neerwaartse druk (anterieure rotatie ilium) voor 5s
  • Positief bij voor SIG herkenbare pijn fortin regio (achteraan)
  • Vgl L-R
77
Q

Hoe voeren we de Patrick’s test uit? Hoe interpreteer je de test?

A

FABER

  • P in ruglig, T naast P
  • T brengt het te onderzoeken been in flexie, ABD en EXO door de hiel net onder de andere knie te plaatsen
  • T fixeert contralaterale SIAS
  • T oefent lichte overdruk uit op knie naar beneden
  • SIG: Positief bij voor SIG herkenbare pijn fortin regio (achteraan)
  • Heup: pijn in anterieure regio (heup/lies) kan indicatief zijn voor artrose of labrumletsel
  • Vgl L-R
78
Q

Met welk doeleind voeren we de FADDIR test uit?

A

Diagnose FAI (cam of pincer), labrumletsel

79
Q

Met welk doeleind voeren we de FABER test uit?

A

Heup- of SIG-pathologie

80
Q

Hoe kunnen we de mobiliteit van het ilium testen naar posterieur? Hoe interpreteer je de test?

A

Gapping test

  • P in ruglig met te onderzoeken been geplooid
  • T aan te onderzoeken zijde
  • T omgrijpt knie en voert 90° heupflexie + add uit
  • T legt andere hand thv SIG in gewrichtsspleet (sacrale sulcus)
  • Geef dan caudale druk in lengterichting femur en evalueert ondertussen met andere hand de gapping.
  • Vgl L-R
81
Q

Hoe kunnen we de mobiliteit van het ilium testen naar anterieur?

A
  • P in buiklig, T aan tegenovergestelde zijde van te testen SIG
  • T Plaatst 1 hand op het sacrum ter fixatie
  • T mobiliseert door hand op dorso-craniale zijde ilium te leggen (crista) en in ventero-laterale richting druk uit te oefenen.
82
Q

Hoe kunnen we het SIG neuromusculair onderzoeken?

A

Actieve SLR

  • Vragen aan P in ruglig om been 5cm omhoog te tillen
  • Als 1 kan zwaarder aanvoelt is die waarschijnlijk aangedaan
  • Dan geeft T een bilaterale compressiedruk op de illii naar mediaal
  • Als de beweging nu makkelijker verloopt spreken we van een positieve test
83
Q

Hoe voeren we een passieve mobilisatie uit bij een backward rotation?

A

We willen naar anterieur mobiliseren

  • P in buiklig, T aan tegenovergestelde zijde van te behandelen SIG
  • T Plaatst 1 hand op het sacrum ter fixatie
  • T mobiliseert door hand op dorso-craniale zijde ilium te leggen (crista) en in ventero-laterale richting druk uit te oefenen.

Kan evt ook met been passief in CPP (EXT + ADD)

84
Q

Hoe voeren we een fo mobilisatie uit bij een forward rotation?

A

We willen naar posterieur mobiliseren

  • P in ruglig met te behandelen been geplooid
  • T aan contralaterale zijde
  • T omgrijpt been en voert 90° heupflexie + add uit
  • Knie P is onder oksel T, ene hand op crista, andere op tuber ischiadicus
  • Zo mobiliseert T met de hand op de crista in dorsocaudale richting; en met de andere hand in venterocraniale richting