16. Schouder Flashcards

Theorie + Praktijk

1
Q

Wat is kenmerkend voor een hoge irriteerbaarheid? (6)(schouder)

A
  • pijn in rust
  • pijn ‘s nachts
  • niet kunnen slapen op schouder
  • hoge VAS score >= 7/10 tijdens bewegen
  • passief onderzoek moeten stoppen omdat er teveel pijn is hoewel er nog meer ROM is
  • actief onderzoek slechter dan passief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is kenmerken voor een matige irriteerbaarheid? (5)(schouder)

A
  • soms pijn in rust
  • soms pijn ‘s nachts
  • VAS score 4-6/10 tijdens bewegen
  • actief onderzoek ongeveer zelfde als passief
  • klein beetje beperking passief onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is kenmerkend voor een lage irriteerbaarheid? (6)(Schouder)

A
  • geen pijn in rust
  • geen pijn ‘s nachts
  • pt kan op schouder slapen
  • lage VAS score bij bewegen =< 3/10
  • actief onderzoek zelfde als passief
  • bij passief onderzoek kan je naar eindstand gaan en overdruk geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het SSMP?

A

Shoulder symptom modification procedure

  • We doen onderzoek (kan BFO of TO zijn)
  • We vinden een beweging/test die pijnlijk is
  • Doe nu test opnieuw met een schakel te veranderen en kijk of dit symptoomreductie geven
  • Veranderen kan op verschillende niveau’s van kinetische keten: start lokaal -> eerst humeruskop, dan scapula, CWZ, TWZ, kinetische keten
  • Verandert dit iets in symptomen pt? (NPRS vragen -> numeric pain scale)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kunnen we opwaartse rotatie van de scapula bevorderen tijdens oefenen?

A
  • Shrug
  • Hoge elevatiestanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen hypermobiliteit, laxiteit en instabiliteit? Wat zijn AIOS, TUBS en AMBRI?

A

Hypermobiliteit = laxiteit = niet pathologisch (AMBRI als niet erg)
Instabiliteit = klachten (AIOS en TUBS, erge AMBRI)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef het spectrum van MDI.

A

Multidirectionele instabiliteit

  • aJH (asymptomatic joint hypermobility)
  • HSD (hypermobility spectrum disorder): beperkt tot MSS
  • hEDS (hypermobiel Ehler danlos syndroom): genetisch syndroom, meer dan enkel gewrichten (bloeddruk, huid,…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk type diagnose is HSD?

A

Beschrijvende uitsluitingsdiagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk type diagnose is hEDS?

A

Beschrijvende uitsluitingsdiagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Adhv welke criteria stellen we de diagnose van hEDS? (4)

A
  • Beighton score
  • Aantal typische symptomen die wijzen op weefselfragiliteit (zachte en laxe huid, abdominale hernia’s, hartklepproblemen,…)
  • Familiale achtergrond
  • Chronische wijdverspreide pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de Beighton score?

A

Test voor veralgemeende gewrichtshypermobiliteit. Je krijgt 1 punt per kant, bij >4,5,6 (afh lft) is het positief

  1. Hand op tafel en extensie MCP5 (niet PIP of DIP) > 90° (1 punt waard links en rechts)
  2. Duim tegen onderarm met gestrekte elleboog (1 punt waard links en rechts)
  3. Hyperextensie elleboog 10° (1 punt waard links en rechts)
  4. Hyperextensie knieen 10° (1 punt waard links en rechts)
  5. Handen plat op grond in stand (1 punt waard)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke richting zien we de meeste MDI van de schouder?

A

Anterieur en inferieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke bewegingspatronen zijn anders bij HSD/hEDS ptn tov controle?

A
  • Scapulaire kinematica (minder opwaartse rot en post tilt)
  • GH kinematica
  • Spieractiviteit (meer IS en MT, stabiliserende spieren moeten meer werken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke zijn de 3 typische barrières voor therapietrouw bij thuistherapie?

A
  • Patientgerelateerd: self-efficacy, pain catastrophizing, bewegingsangst, kinesiophobie, verkeerde verwachtingen therapie
  • Kinesitherapeut: oefening goed uitleggen als therapeut, duidelijkheid, bv doorsturen naar pt filmpje
  • Niveau oefenprogramma: leuke oefeningen, toegepast op hobby’s pt, nut van oefening zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke zijn onze 3 hoofddoelen in oefentherapie bij ptn met MDI. Wanneer passen we welke best toe?

A
  • Psychosociaal (hoge irriteerbaarheid, bewegingsangst)
  • Spierversterkende oefeningen (matige/lage irriteerbaarheid, spierkracht probleem)
  • Scapulaire kinematica (bij abnormale bewegingen scapula in KO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke soort oefeningen geven we bij ptn met MDI die psychosociaal niet durven bewegen? Waarom? Geef voorbeelden

A

Zo veilig mogelijk, GKK, pt moet vertrouwen krijgen in schouder:

  • Bench slide (veiligst)
  • Wall slide
  • Elevatie met exorotatie (al iets uitdagender)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke spieren zijn voornamelijk actief bij elevatie met exo schouder?

A

Lower trap en infraspinatus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke spieren zijn voornamelijk actief tijdens wall slides?

A

Weinig activiteit over algemeen, enkel pectoralis major veel actief wat niet ideaal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke soort oefening zorgt voor meer posterieure tilt scapula?

A

Elevatie + EXO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welk soort oefening zorgt voor meer opwaartse rotatie scapula?

A

Shrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk soort oefening zorgt voor meer scapulaire externe rotatie?

A

Elevatie met gewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarop wijst laterale bovenarmpijn ikv schouderklachten?

A

Rotator cuff pathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke gevolgen kan repetitieve overbelasting van de schouder hebben mbt instabiliteit en RC-pathologie?

A
  • Repetitieve belasting => microtraumata => laxiteit
  • Milde instabiliteit => functioneel subacromiaal conflict vd rotator cuff => secundaire tendinopathie (vaak Supraspin)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe presenteren schouderklachten zich vaak bij zwemmers?

A
  • Supraspinatus tendinopathie door overbelasting
  • Subtiele (anterieure) instabiliteitsklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Uit welke componenten bestaat het actief BFO van de schouder? Wat doe je als T?

A
  • AF bilat
  • ABD bilat
  • Elevatie scapulair vlak bilat
  • Exo functioneel (hand nek)
  • Endo functioneel (hand rug)

Sta achter pt en observeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat evalueer je als T tijdens het actief BFO? (5)

A
  • Pijn
  • ROM
  • Coördinatie
  • Bereidwilligheid pt
  • Kwaliteit bewegingspatroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat evalueer je als T tijdens het passief BFO? (4)

A
  • Pijn
  • ROM
  • Trajectweerstand
  • Eindgevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat evalueer je als T tijdens het weerstands BFO? (3)

A
  • Pijn
  • Kracht
  • Integriteit motorische bezenuwing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Uit welke componenten bestaat het passief BFO van de schouder?

A
  • AF
  • ABD
  • ABD GH
  • HADD
  • Exo (axiaal)
  • Endo (axiaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Uit welke componenten bestaat het weerstands BFO van de schouder?

A
  • AF
  • RF
  • ABD
  • ADD
  • Exo (axiaal)
  • Endo (axiaal)
  • FL EB
  • EXT EB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke 5 testen gebruik je om SAPS op te sporen?

A
  • Jobe (empty can)
  • Hawkins-Kennedy
  • Neer (anterieur)
  • Painful arc
  • Exo tegen R
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke zaken kunnen schouderpijn geven?

A
  • RC dysfunctie (tendinopathie, scheur, zwakte)
  • Instabiliteit (TUBS, AIOS, AMBRI)
  • Biceps-gerelateerd (Tendinopathie, tenosynovitis, SLAP)
  • Gedaalde ROM (naar posterieur, anterieur of capsulair)
  • Scapulaire dysfunctie (Mobiliteit, spierperformantie)
  • Andere SA abnormailiteit (Calcificatie, bursitis, osteofyten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is TUBS? Wat zijn de gevolgen?

A
  • Traumatic unidirectional bankart (leidt vaak tot bankart letsel) surgery (vaak operatie nodig)
  • Is dus structurele, traumatische instabiliteit GH
  • Vaak dislocaties, schouder uit de kom, bankart letsels, hill sachs-laesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe stellen we de diagnose van TUBS?

A
  • Kine: apprehensie, relocatie test
  • MBV: hill sachs-laesie op MRI te zien (bankart niet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de noodzakelijke behandeling bij sporters met TUBS?

A

Chirurgische bankart repair indien ze > 2 luxaties / jaar hebben. Daaropvolgend 12-24w revalidatie:

  • Aanleren bewuste spiercontrole RC (co-contractie) tijdens immobilisatiefase
  • Dynamische oefeningen (eerst GKK, dan OKK)
  • Functionele oefeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe leer je co-contractie van de RC aan?

A

In drie stappen:
1. P in zit, doet exo tegen lichte weerstand. T palpeert infraspinatus = contractie exorotatoren
2. Idem, maar T laat los en P moet contractie aanhouden = co-contractie endorotatoren
3. Pt vragen de co-contractie uit te voeren zonder initiële weerstand T

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn mogelijke complicaties van TUBS?

A

Letsel N. musculocutaneus of axillaris (dus eerder lateraal deel plexus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is AIOS? Wat is vaak de oorzaak? Wat zijn de mogelijke gevolgen?

A

Acquired Instability Overuse Syndrome

  • Functionele overbelastingsinstabiliteit GH
  • Kom voor door voortdurende rek op het anterieure kapsel, vaak bij sporters (is dus onze populatie als kine)
  • Vaak anterieure laxiteit, onzeker gevoel, impingementklachten RC pezen, secundaire SAPS, partiële rupturen antero-inferieure capsulo-ligamentaire complex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoe behandelen we AIOS?

A

Stabiliteit verhogen GH:

  • Co-contractie RC
  • RC training (focus EXO)
  • Scapulothoracale training
  • Diagonaalbewegingen en functionele oefeningen
  • Kinetische keten en plyometrie implementeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is AMBRI? Wat zijn de oorzaken en gevolgen?

A

Atraumatic multidirectional bilateral rehabilitation (reageert op therapie) inferior (bij operatie moet kapsel naar inferieur gereconstrueert worden)

  • GH hyperlaxiteit (ligamentair) vnl. in inferieure (dan anterieure/posterieure) richting
  • Oorzaken: Aangeboren aandoening
  • Gevolgen: Pt kan zelf (sub)luxeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke testen in het onderzoek zullen positief zijn bij AMBRI?

A
  • Load & shift test (anterieure en/of posterieure shift)
  • Sulcus sign
  • Beighton score (veralgemeende laxiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Welke spier zal bij AMBRI heel belangrijk zijn om oefentherapie voor te geven? Waarom?

A

Deltoideus pars posterior

Bij AMBRI vnl. inferieure laxiteit, dus we willen superieure translaties bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe verloopt de behandeling bij AMBRI?

A
  1. Co-contractie deltoideus aanleren (bal naar voor rollen tegen weerstand, dan lost T weerstand en aanhouden)
  2. GKK rekening houdend met de richting van de instabiliteit
  3. OKK met compressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is een SLAP laesie?

A

Een SLAP-laesie (Superior Labrum Anterior to Posterior) is een scheur in het superieure labrum (losgescheurd van glenoid), van anterieur naar posterieur, vaak met betrokkenheid van de lange bicepspees.
Dit is dus labrumpathologie, maar ook bicepsgerelateerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van een SLAP-laesie?

A
  • Repetitieve overheadbewegingen (Tractie biceps, bijv. bij werpsporten moet biceps afremmen).
  • Acute trauma (bijv. een val op een gestrekte arm).
  • Schouderluxatie.
  • Degeneratieve veranderingen (leeftijd).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Bij welke testresultaten spreken we over primaire (structurele) SAPS?

A
  • Positieve apprehension test
  • Negatieve relocatietest
  • Negatieve AHD test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Bij welke testresultaten spreken we over secundaire (functionele) SAPS?

A
  • Positieve apprehension test
  • Positieve relocatietest
  • Positieve AHD test
  • Positieve release test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Welke testen gebruiken we om RC dysfunctie op te sporen bij SAPS?

A
  • Supraspinatus: Full can
  • Subscapularis: Lift off test (Gerber), belly press test, Internal rotation lag sign
  • Infraspinatus/ Teres minor: External rotation lag sign
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welke testen gebruiken we om schouderinstabiliteit op te sporen?

A
  • Apprehensie, relocatie (provocatief)
  • Anterieur: Load & shift test
  • Posterieur: Test van Jerk
  • Inferieur: Sulcus sign
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Welke testen gebruiken we om de betrokkenheid van de biceps te bevestigen bij schouderpijn?

A
  • Speeds test
  • O’brien test
  • Biceps load test
  • Bicepscontractietest vanuit rek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Welke testen gebruiken we om de betrokkenheid van scapulaire dysfunctie te bevestigen bij schouderpijn?

A
  • SAT (scapular assistance)
  • SRT (Scapular relocation)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Met welke richtlijnen houd je rekening bij het geven van oefentherapie bij type 3 scapulaire dyskinesie?

A

Oefenen in hoge elevatiegraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Met welke richtlijnen houd je rekening bij het geven van oefentherapie bij type 2 scapulaire dyskinesie?

A
  • HABD uitvoeren
  • romprotaties gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Met welke richtlijnen houd je rekening bij het geven van oefentherapie bij type 1 scapulaire dyskinesie?

A
  • EXO toevoegen
  • GKK vermijden
  • Thoracale extensie toevoegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Op welke manier willen we oefentherapie aanbrengen bij type 1 scapulaire dysfunctie?

A

Elevatie met EXO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Op welke manier willen we oefentherapie aanbrengen bij type 2 scapulaire dysfunctie?

A

Protractie en retractie oefeningen in 90° elevatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

In welke stappen bouwen we stabilisatietraining op bij MDI?

A
  1. Gesloten keten oefeningen met ‘lage’ belasting
  2. Open keten oefeningen met ‘lage’ belasting
  3. Gesloten keten oefeningen met ‘hoge’ belasting
  4. Open keten oefeningen met ‘hoge’ belasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Leg het mechanisme uit waarom pijn ontstaat bij SAPS

A

Bij een subacromiaal conflict wordt een kinematisch conflict uitgelokt tussen de tuberculum majus en het acromion. Hierbij wordt gezorgd voor inklemming van de supraspinatuspees en van de bursa. Dit manifesteert zich voornamelijk met de schouder in abductie en in abductie met endorotatie positie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Hoe voeren we de Full can test uit?

A

Armen in 90° elevatie in het scapulaire vlak en exorotatie, therapeut biedt weerstand tegen
elevatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Hoe voeren we de test van Jobe uit?

A

Empty can: Armen in 90° elevatie in het scapulaire vlak en endorotatie, therapeut biedt weerstand tegen elevatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Hoe voeren we de Hawkins-Kennedy test uit?

A

Arm in 90° anteflexie, therapeut voert passief een endorotatie uit terwijl de arm van de P ondersteunt wordt door arm T (hand op schouder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Hoe voeren we de test van Neer uit?

A

T achter P. Arm in endorotatie, therapeut fixeert scapula in depressie (duw schouder naar beneden) en voert passief een anteflexie uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Hoe voeren we de apprehensie-relocatie-release test uit?

A
  • P ruglig, T aan aangedane zijde.
  • Apprehensie: Therapeut brengt passief de schouder naar ABER.
  • Relocatie: In de pijnlijke positie voert de therapeut een dorsale translatie uit om de humeruskop te reloceren. Bij een subacromiaal conflict zullen de klachten afnemen.
  • Releasetest: Bij het plots loslaten van de humeruskop in de apprehensie positie ervaart de patiënt opnieuw zijn typische (anterieure) klachten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Hoe voeren we de load & shift test uit? Wat onderzoeken we met deze test?

A
  • P in zit, T achter P.
  • De therapeut fixeert de schoudertop/scapula en neemt met de andere hand de humeruskop vast (duim dorsaal, vingers anterieur). Voorafgaand aan de eigenlijke translatie wordt een druk gegeven op de humeruskop naar mediaal (en een beetje naar dorsaal) om de humeruskop te centreren in het glenoïd. Vervolgens wordt de humeruskop via de duim naar anterieur getransleerd.
  • Test voor anterieur laxiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Hoe voeren we het sulcus sign uit? Wat onderzoeken we met deze test?

A
  • P in zit, T naast P aan aangedane zijde
  • De therapeut fixeert de schoudertop/scapula (met hand en voorarm) en palpeert tussen acromion en humeruskop (om te voelen of de ruimte opengaat). De andere hand omvat de bovenarm ter hoogte van de elleboog. De onderzoeker voert een tractie uit op de humeruskop naar inferieur en palpeert de translatie van de humeruskop.
  • Test voor inferieure laxiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Hoe voeren we de test van Jerk uit? Wat onderzoeken we met deze test?

A
  • P in zit, T aan aangedane zijde (begin schuin-voor en eindig schuin-achter)
  • De therapeut brengt de schouder in 70°-90° anteflexie, adductie, endorotatie, elleboog 90° gebogen. De therapeut oefent ter hoogte van de elleboog een druk uit naar posterieur. Tijdens het uitvoeren van de druk brengt de therapeut de arm meer naar horizontale abductie en externe rotatie (van sagittaal naar frontaal vlak).
  • Test voor posterieure laxiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Hoe voeren we de hyperabductie test uit? Wat onderzoeken we met deze test?

A
  • P in zit, T achter P aan aangedane zijde
  • Breng de arm passief in 90° abductie in neutrale stand tussen endorotatie en exorotatie. Therapeut geeft een neerwaartse kracht op de humeruskop. De test is positief wanneer een verschil in laxiteit gezien wordt tussen de beide zijden.
  • Laxiteitstest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wat is scapulaire dyskinesie type I? Wat is mogelijks de oorzaak?

A
  • Anterieure tilt, Angulus inferior laat los en wordt dus prominent
  • Zwakte lower trapezius, serratus anterior (doen posterieure tilt)
  • Hypertonie pectoralis minor, verstijving postieure kapsel GH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat is scapulaire dyskinesie type II? Wat is mogelijks de oorzaak?

A
  • Interne rotatiestand met loslating margo medialis (=> prominent); winging
  • Zwakte serratus anterior, lower trapezius (doen externe rotatie)
  • Houding: protractie, kyfose, endorotatiestand schouders, forward head posture
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Wat is scapulaire dyskinesie type III? Wat is mogelijks de oorzaak?

A
  • Neerwaartse rotatiestand, angulus superior prominent
  • Overactiviteit upper trapezius, levator scapulae
  • Verzwakking serratus anterior (met disfunctie krachtkoppel UT / SA tot gevolg)
  • Minst frequent van de 3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Welke specifieke compensatie zien we bij type 3 scapulaire dyskinesie tijdens elevatie? waarom?

A

shrug-fenomeen omw onvoldoende opwaartse rotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Hoe voeren we de SAT (scapular assistance test) uit?

A
  • P zit of stand, T achter P
  • De therapeut plaatst een hand ter hoogte van de angulus inferior en de andere hand haakt
    over de scapula (duim aan margo medialis). De patiënt voert de elevatie uit die klachten
    uitlokte en de therapeut assisteert manueel de scapulaire beweging naar opwaartse rotatie en posterieure tilt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Hoe voeren we de SRT (scapular relocation test) uit?

A
  • P zit of stand, T achter P
  • De therapeut haakt met een hand over de schoudertop en plaatst de voorarm tegen de
    mediale rand van de scapula. De therapeut fixeert met deze hand de scapula in retractie tegen
    de thoraxwand en de pijnlijke beweging wordt uitgevoerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Hoe voeren we een dissociatietest uit voor het scapulothoracaal vs glenohumeraal gewricht?

A

De patiënt ligt in buiklig, met de schouder in 90° abductie, de onderarm afhangend. Patiënt
voert een actieve exorotatie/endorotatie uit. De test wordt uitgevoerd met en zonder steun van een handdoek onder de anterieure schouder of fixatie van de bovenarm. Door de
steun/fixatie wordt de stabilisatie door het ST complex uitgeschakeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wat zijn de verschillende types SLAP laesies? Hoe behandelen we ze?

A
  • I Degeneratieve uitrafeling, biceps intact (niet te zien op MRI); Conservatief/debridement
  • II Labrum loslating, biceps instabiel want origo hangt los; Labrumfixatie (kan ook conservatief)
  • III Bucket-handle (labrum scheurt echt van glenoid), biceps intact; Debridement/reparatie
  • IV Bucket-handle met longitudinale bicepsscheur; Reparatie/tenotomie/tenodese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Hoe voeren we de O’brien test uit? Wat onderzoeken we?

A
  • SLAP test
  • Pt in zit, Elevatie arm 90°, 10° HADD, ENDO (duim naar beneden); dan isometrische weerstand tegen elevatie
  • Daarna zelfde met duim omhoog
  • Bij SLAP letsel: enkel deel 1 positief;
  • Indien beide positief -> niet per se SLAP, kan ook AC gewricht zijn (want beide stappen geven druk in het AC-gewricht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Hoe voeren we de Biceps load II test uit? Wat onderzoeken we?

A
  • SLAP test
  • Pt in ruglig, 90° EB flexie, 120° ABD, supinatie; vanuit hier hoofd proberen tikken (isometrisch tegen R)
  • Positief bij SLAP pijn diep in schouder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Wat is GIRD? Hoe stellen we de diagnose?

A
  • Glenohumeral internal rotation deficit
  • > 20° verschil endo of > 10° verschil totale ROM exo-endo
  • Vaak zien we compensatoir toegenomen EXO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Hoe behandelen we GIRD best als kine?

A
  • Translaties: Posterieure translatie passief vanuit eindstandige endorotatie (hand rug)(techniek om ENDO te bevorderen)
  • Stretching: Sleeper’s stretch (door T of P), cross-body stretch (HADD)
  • Sotf tissue technieken: Losmaken infraspinatus door balletje onder spier te leggen en endo-exo te doen in zijlig
  • Mobiliteit: Actief bewegen naar ENDO met gewichtje in zijlig
  • Kracht: Versterken posterieure RC (train your parachute, check your brakes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Hoe kunnen we pectoralis minor / lower trap balans herstellen bij scapulaire dyskinesie?

A
  • Inhibitie Pmi: EXO, OKK
  • LT activatie: EXO, retractie
  • Met handen open oefenen => meer MT en LT (gesloten: meer Pmi & flexoren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Wat is extern impingement van de schouder?

A

= SAPS: Beknelling van structuren buiten het gewricht (zoals de supraspinatuspees of bursa) in de subacromiale ruimte. Komt vaak door structurele afwijkingen of slechte scapulaire controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Wat is intern impingement van de schouder?

A

Conflict in het gewricht. Beknelling van structuren binnen het gewricht (zoals de supraspinatus/ infraspinatus en het posterieur labrum, dus ook de weke delen tussen humeruskop en glenoid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Wat zij de oorzaken van intern impingement van de schouder?

A
  • door overbelasting, typisch bij werpsporters: vooral bij maximale abductie en externe rotatie (= late cocking)
  • Hyperangulatie (arm voorbij lijn tussen scapulae)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Wat is hyperangulatie?

A

Een situatie die gelinkt is aan intern impingement van de schouder en vaak voorkomt bij bovenhandse werpsporters waarbij de arm voorbij de lijn van de scapulae gaat. Het is een kinematisch dysfunctie uitgelokt door:

  • De humerus die te ver beweegt tov de scapula (bv bij anterieure instabiliteit)
  • OF te weinig retractie van de scapula tijdens late cocking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Geef een voorbeeld van intern impingement waarbij de supraspinatus betrokken is.

A

Supraspinatus geplet tussen humeruskop en postero-superieure rand labrum => pees geïrriteerd => tendinose/tendinopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Welke bevindingen zullen we in ons onderzoek hebben bij intern impingement? Hoe presenteert het zich?

A
  • Pijn posterieur in de schouder thv infraspinatuspees
  • Drukgevoeligheid infraspinatuspees
  • Pijn tijdens late cocking
  • Apprehensie- en relocatietest positief
  • Negatief: Jobe, Hawkins-kennedy, Neer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Welke schoudertest zal zowel positief zijn bij intern als extern impingement?

A

Apprehensie-relocatie-release: posterieur bij intern; anterieur bij extern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Hoe kunnen we met een specificiteit van 90% een SLAP laesie diagnosticeren als kine?

A

Combinatie van:
Apprehension, O’brien, Biceps load test alle 3 positief
OF
Apprehension, O’brien, speed test alle 3 positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Waarom is SAPS een vorm van een extern conflict en niet intern?

A

Schoudergewricht = Glenoid met humeruskop. SAPS is in subacromiale ruimte en dus buiten het gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Welke RC spieren zijn meest gevoelig aan tendinopathie? Hoe pak je de oefentherapie dan aan?

A
  • Supra- en infraspinatus
  • Isometrisch of dynamisch oefenen afhankelijk van irriteerbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Wat zijn de gevolgen van RC zwakte? Hoe pak je de oefentherapie dan aan?

A
  • Leidt tot functioneel kinematisch conflicht (SAPS)
  • In OEF focus op exorotatoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Wat is suprascapular nerve pathology?

A

Een mononeuropathie van de N. suprascapularis (die in infra- en supraspinatus bezenuwd). Met zwakte en atrofie van deze spieren tot gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van suprascapular nerve pathology?

A

Probleem = Tractie zenuw

  • Acuut: Tramautisch door geforceerde HADD
  • Chronisch: werpsporten (bv. volleyballers doen veel HADD in follow-through)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Hoe presenteer suprascapular nerve pathology zich? Wat zien we in het onderzoek?

A
  • Vage pijn deltoideusregio en posterieur
  • Nachtelijk pijn
  • Zwakte SS en IS in chronisch stadium (bv zelf geen waarde 3 EXO)
  • Atrofie SS en/of IS
  • Pijn HADD passief
  • Kan soms al aan de gang zijn zonder echte pijn (komt dan pas op het einde van het seizoen op)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Hoe behandelen we suprascapular nerve pathology?

A
  • Een keer dat er echte neurologische atrofie aanwezig is, is het te laat.
  • Vroege detectie is dus super belangrijk (krachtmetingen EXO)
  • Preventieve krachttraining EXO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Hoe onderscheiden we bij krachttraining naar exorotatie de infraspinatus vs supraspinatus?

A
  • IS: exo doen in neutral stand
  • SS: exo doen in 90° ABD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Hoe verloopt deceleratie doorheen de volledige arm/schouder na werpen/slaan?

A
  • Pols: extensoren
  • Elleboog: biceps
  • GH: exorotatoren
  • scapulair: lower trap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Op welke manieren trainen we goed voor de deceleratiefase?

A
  • Catching exercises (liefst in functionele houding)
  • XCO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Op welke manier willen we oefentherapie aanbrengen bij instabiliteitsklachten?

A

Zo functioneel mogelijk! (geen geïsoleerde oefeningen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Geef een goede opbouw voor een werper om de exorotatoren op te trainen met een rekker bij instabiliteit.

A
  1. Diagonaal: rekker van schuin onder trekken naar schuin boven
  2. Slow throwing -> elastiek komt van voor; belasting postieure cuff groter
  3. Uithouding -> in ABER (ABD + EXO) houding kleine bewegingen doen naar exo-endo (elastiek voor)
  4. Werp-beweging snel (elastiek voor)-> je werpt niet tegen weerstand -> je remt af tegen weerstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Hoe stellen we diagnose van een SLAP-laesie?

A

MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Welke types sporters zijn meest gevoelig aan SLAP laesies? Waarom?

A
  • Werpers: Door afremmen OF door intern conflict (humeruskop duwt tegen labrum)
  • Hangers (gymnasten, klimmers): tractie
  • Natural dysplacement sporten (roeien, kayakers): continue belasting schouderhoogte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Hoe presenteren SLAP laesies zich? Wat zien we in het onderzoek?

A
  • Localisatie pijn is diep vanbinnen
  • Pijn bij overhead activities
  • Klikken, crepitaties
  • Dead arm syndrome (verlamd gevoel bij werpen)
  • gedaalde ROM interne rotatie (GIRD)
  • Positieve SAPS testen (apprehension, jobe, hawkings-kennedy, neer)
  • Positieve SLAP testen (O’brien, biceps load, Speed)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Hoe verschilt de localisatie van pijn bij volgende pathologieën?

  • RC
  • Biceps
  • AC
  • SLAP
A
  • RC: laterale bovenarm (deltoideusregio)
  • Biceps: voorkant bovenarm
  • AC: C4 dermatoom (bovenaan schouder)
  • SLAP: diep binnen in de schouder
105
Q

Hoe ziet een revalidatie-programma post-op van een SLAP laesie er week per week uit? (start 0w post-op tot 7m post-op)

A
  • 0-3w: elevatie onder 90°, sling, passief pijnvrij bewegen
  • 3-6w: AG, bench slide, wall slide, ROM oefeningen
  • 6w: cuff en scapulaire spieren trainen
  • 8w: bicepstraining
  • 14w: intensieve bicepsbelasting (excentrisch, plyometrisch)
  • 4m: werp-oefeningen
  • 6m: Return to training
  • 7m: RTP
106
Q

Geef 3 oefeningen waarbij de Upper Trapezius zeer actief is.

A
  • Full Can
  • AF met gewicht (in EXO, supinatie)
  • Exorotatie-diagonaal
107
Q

Geef 3 oefeningen waarbij de Middle Trapezuis zeer actief is.

A
  • AF in zijlig
  • EXO in 20° ABD-houding
  • Exorotatie-diagonaal
108
Q

Geef 3 oefeningen waarbij de Lower Trapezuis zeer actief is.

A
  • AF in zijlig
  • EXO in 20° ABD houding
  • EXO in 90° ABD houding
109
Q

Geef 3 oefeningen waarbij de Serratus Anterior zeer actief is.

A
  • AF met gewicht (in EXO en supinatie)
  • Full can
  • Exorotatie-diagonaal
110
Q

Geef 3 oefeningen waarbij de Deltoideus Anterior zeer actief is.

A
  • AF met gewicht (in EXO en supinatie)
  • Full can
  • Uppercut
111
Q

Geef 3 oefeningen waarbij de Deltoideus Posterior zeer actief is.

A
  • AF in zijlig
  • RF in buiklig
  • EXO in 20° ABD houding
112
Q

Geef 4 oefeningen waarbij de Biceps Brachii zeer actief is.

A
  • Reverse punch
  • Pull up in redcord met supinatie (of chin up)
  • AF met gewicht (in EXO en supinatie)
  • Biceps curl in supinatie (goed met incline)
113
Q

Geef 3 oefeningen waarbij de Triceps Brachii zeer actief is.

A
  • RF in buiklig
  • AF in zijlig
  • Push-ups
114
Q

Via welke beweging train je de SA best wel/niet?

A

Elevatie implementeren. Protractie is minder nuttig.

115
Q

Welke 2 belangrijke spiergroepen zijn vaak samen actief bij schouderoefeningen?

A

Lower trap en exorotatoren werken vaak samen.

116
Q

Welke principes zijn belangrijk bij het trainen van de biceps brachii? (oefentherapie)

A
  • AF component
  • Rek op de biceps steken
  • Plyometrie gebruiken
  • Combinatie van AF, EB flexie, supinatie
117
Q

Bij welke populaties zien we vaak GIRD?

A
  • Werpsporters (het is een aanpassing aan repetitieve deceleratie)
  • Vaak asymptomatisch bij jonge overhead atleten (10-14j), neemt dan toe met leeftijd
118
Q

Is GIRD een risicofactor voor schouderblessures?

A

Geen consensus over. Wat wel duidelijk is, is dat krachtsverlies naar EXO een belangrijkere risicofactor is.

119
Q

Welke mechanismes kunnen tot GIRD leiden?

A
  • Stijfheid posterieure kapsel
  • Stijfheid/contractuur posterieure rotator cuff
  • Bot-adaptaties aan sport (toegenomen retroversie humeruskop)
120
Q

Hoe verhoudt de humeruskop zich normaalgezien tov de diafyse?

A

Humeruskop staat 30° naar posterieur gericht

121
Q

Waarom zijn jonge atleten gevoeliger aan GIRD?

A

Humeruskop staat normaal 30° naar achter gericht tov diafyse. Als je als kind bovenhandse sport doet, ha je ver naar EXO en gaat je humeruskop beetje verschuiven owv flexiebele groeischijven. Hierdoor eindig je dus met grotere retroversie van de humeruskop waardoor neutraal niet meer neutraal is maar lichte EXO voor deze mensen. Stretchen heeft hierbij dus geen zin meer, daarom is meten van totale ROM (EXO + ENDO) belangrijk.

122
Q

Wat zijn risicofactoren voor de ontwikkeling van overbelastingsblessures van de schouder om het niveau van de schouder zelf?

A
  • Gedaalde ROM naar IR
  • Gedaalde kracht naar ER
  • Scapulaire malpositionering
123
Q

In welke niveau’s kunnen we risicofactoren voor overbelastingsletsels die leiden tot schouderblessures onderscheiden?

A
  • Lokaal: in de schouder of op scapulair niveau
  • Kinetische keten
  • Training load/intensiteit, vermoeidheid
124
Q

Wat is, bij elite adolescente zwemmers, het gevolg op de spierkracht rond van de schouderspieren?

A
  • Jongens: Meer kracht ENDO, minder kracht EXO
  • Meisjes: Minder kracht Lower Trap
125
Q

Wat is een normaal ratio EXO / ENDO

A

65-70%

126
Q

In welk vlak zullen we initieel oefeningen geven bij anterieure en posterieure instabiliteit?

A
  • Anterieur: sagittale vlak, dus arm voor je uit
  • Posterieur: frontale vlak, dus arm opzij
  • Hoe minder actueel de klacht, hoe meer we zullen overgaan tot de tegenovergestelde vlakken in oefentherapie
127
Q

Vanaf hoeveel graden elevatie verkleint de subacromiale ruimte? Wat is het gevolg?

A

90° => inklemmingsgevaar RC-pezen

128
Q

Wat is het verschil in localisatie van een bankart letsel en een SLAP laesie?

A
  • Bankart: anterieure capsulolabrale complex
  • SLAP laesie: superieure deel labrum
129
Q

Wat is een frozen shoulder?

A

= Adhesieve capsulitis

Fibreuze adhesies in het GH gewrichtskapsel (antero-inferieur deel). Daarom kan de kapselplooi niet mooi ontvouwen tijdens elevatie en wordt de ROM beperkt.

130
Q

Wat is het rotatorcuff interval? Welke structuren vormen het? Welke structuren liggen er in?

A

Plaats waar de RC spieren elkaar niet raken, gevormd uit de onderrand van de Supraspinatus, bovenrand van Subscapularis en processus coracoideus. Hier zorgen enkel het coracohumeraal en superieure glenohumeraal lig voor stabiliteit. Ook de lange bicepspees ligt hier

131
Q

Wat is de functie van het rotatorcuff interval?

A
  • GH stabiliteit bevorderen
  • Stabiliteit lange kop biceps bevorderen
  • Overmatige GH bewegingen beperken
132
Q

Wat zijn mogelijk gevolgen van problemen van het rotatorcuff interval? Bij welke pathologie?

A
  • Frozen shoulder (bij verstijving interval)
  • Instabiliteit (bij letsel interval) -> sulcus sign
133
Q

Hoe zullen de scapula en clavicula bewegen tijdens elevatie van de arm?

A
  • Scapula 60° opwaartse rotatie (+ posterieure tilt, externe rotatie)
  • Clavicula 40° elevatie
  • Clavicula posterieure rotatie bij laatste 20° opw rot van scapula
134
Q

Wat is de functie van het ligamentum conoideum?

A

Doet posterieure rotatie tijdens elevatie van de arm. Het is dus een ligament dat een beweging veroorzaakt ipv beperkt

135
Q

Bij welke populatie zien we meestal frozen shoulders?

A
  • Vrouwen > mannen
  • 40-65 jarigen
136
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van frozen shoulder?

A
  • 60% is idiopathisch
  • Acute emotionele stress
  • Ziektebeelden: Diabetes, Dupuytren, CRPS, schildklier- en hardaandoeningen
  • Schouder: RCpathologie, Tendinopathieën, peesscheuren, trauma
137
Q

Welke arm wordt meestal getroffen door een frozen shoulder? Wat met recidieven?

A

Iets vaker de niet-dominante arm. 10-20% ontwikkelt daarna binnen de 5j ook frozen shoulder contralateraal. Zelfde zijde recidieven zeer zeldzaam.

138
Q

Hoe kunnen we frozen shoulder indelen obv actualiteit?

A
  • Hoog actueel: pijn > stijfheid
  • Laag actueel: stijfheid > pijn
139
Q

Hoe presenteert een hoog-actuele frozen shoulder zich?

A

Pijn > Stijfheid

  • Pijn in rust
  • Niet kunnen slapen op schouder
  • Pijn straalt uit tot voorbij elleboog
  • ADL en participatie gestoord (beroep, hobby, sport, ADL)
  • Onderzoek: Pijn komt voor stijfheid, afweerspanning, actief/passief/weerstand alle pijnlijk
140
Q

Hoe presenteert een laag-actuele frozen shoulder zich?

A

Stijfheid > Pijn

  • Geen pijn in rust
  • Geen pijn tijdens ADL, maar wel nog beperkt
  • Ernstige beperkingen ROM
  • Kapsulair patroon (EXO > ABD >ENDO)
  • Onderzoek: Stijfheid komt voor pijn, actief en passief beperkt, weerstand minder pijnlijk
141
Q

Kapsulair patroon schouder

A

EXO > ABD > ENDO

142
Q

CPP schouder

A

max ABD en EXO

143
Q

LPP schouder

A

60° AF, 60° ABD

144
Q

Hoe pak je de behandeling van een frozen shoulder aan in de hoogactuele fase?

A
  • Communicatie en educatie is key: natuurlijk verloop en lange duur aandoening uitleggen, positieve effect van kine op ROM en kracht, pijnvrije bewegingen onderhouden
  • Doelstelling: pijndemping, aanpassen activiteiten, adviseren
  • secundaire zaken (CWZ, TWZ) behandelen: soft tissue, mobilisaties
  • Houdingscorrectie algemeen
  • Pijndempende GH mobilisaties: harmonics, tracties, translaties graad I
  • OEF: circulatiebevorderen, zowel OKK als GKK (bench slide, wall slide), pijnvrij
  • NSAID, analgetica
145
Q

Hoe pak je de behandeling van een frozen shoulder aan in de laagactuele fase?

A
  • Doelstelling: ROM bevorderen, ADL beter, Krachttoename
  • Houdingscorrectie scapulothoracaal
  • Mobilisaties GH graad III-IV (pijn niet boven 5/10 en moet binnen 24u weg zijn)
  • OEF: OKK, GKK; isometrisch, dynamisch; Actief, AG; weerstand; … (correcte uitvoering cruciaal)
146
Q

Welke pathologieën kunnen het gevolg zijn van intern impingement van de schouder?

A
  • RC lijden (Supraspin, infraspin)
  • Labrumlijden
147
Q

Welke pathologieën kunnen het gevolg zijn van extern impingement van de schouder?

A
  • Bursitis
  • Tendinopathie
  • Peesruptuur
148
Q

Welke is de belangrijkste schouderpathologie?

A

RC pathologie, met in bijzonder supraspinatuspeespathologie, gevolgd door infraspinatus en subscapularispees pathologie

149
Q

Wat zijn de oorzaken van een Supraspinatuspees tendinopathie?

A

Vaak multifactorieel: Overbelasting, vascularisatie, wring out fenomeen, genetisch, leeftijd, extern impingement (Primair of secundair)

  • Primaire overbelasting door repititief microtrauma, ADL & bovenhandse sporten; jonge sporters
  • Secundaire overbelasting door instabieliteit (structureel of functioneel) GH gewricht (kan ontstaan uit impingementfenomeen)
  • Vascularisatie: SSP heeft slechte vasc thv instertie
  • Wring out fenomeen: thv insertie wordt vasc uitgepompt
  • Leeftijd: > 60j
150
Q

Welke pathologieën zien we bij de supraspinatuspees?

A
  • Tendinopathie
  • Calcifiërende tendinopathie
  • Ruptuur (Partieel of totaal)
151
Q

Welke pathologieën zien we bij de infraspinatuspees?

A
  • Tendinopathie
  • Calcifiërende tendinopathie
  • Ruptuur (Partieel of totaal)
152
Q

Welke pathologieën zien we bij de subscapularispees?

A
  • Tendinopathie
  • Calcifiërende tendinopathie
  • Ruptuur (Partieel of totaal)
153
Q

Wat zijn de klinische symptomen van Supraspinatuspees tendinopathie?

A
  • Klachten variëren naargelang ernst
  • Pijn laterale zijde BA
  • Pijn bovenhandse bew (ADL-Sport; ABD & EXO)
  • Meer pijn bij ADB-EXO tegen R
  • Later ook nachtelijke pijn & afunctionele schouder
154
Q

Hoe screenen we naar Supraspinatuspeestendinopathie in het KO?

A
  • Painful arc >60° elevatie ABD en bij terugkeren
  • Pijn bij ABD tegen R
  • Pijn bij EXO tegen R
  • Positieve impingementtests: Jobe, Neer, Hawkins
  • Drukpijn insertie (bij schouder in endo op rug)
155
Q

Wat is de behandeling van Supraspinatuspees tendinopathie en infraspinatuspees tendinopathie?

A
  • Educatie: RR, aanpassen activiteiten
  • Kine: motorische controle, spierversterking, houdingscorrectie, scapulasetting
  • Pijnmedicatie: NSAID, paracetamol
  • evt infiltratie corticosteroïden
156
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van calcifiërende Supraspinatuspees tendinopathie?

A
  • Ongekend
  • Overbelasting
  • 30-50j
157
Q

Wat zijn de klinische symptomen van calcifiërende Supraspinatuspees tendinopathie?

A
  • Inflammatoire pijn (in rust, meer bij beweging, nachtelijke pijn)
  • Neemt toe afh van activiteit
  • Recidiverende opstoten
158
Q

Hoe maken we de DD van Supraspinatuspees tendinopathie met of zonder calcificatie?

A
  • In beide zullen R testen positief zijn & painful arc
  • Calc: alle bewegingen pijnlijk
  • Echo (of RX): calcifiëring zichtbaar
159
Q

Wat is de therapie bij calcifiërende Supraspinatuspees tendinopathie?

A
  • Bij opstoot NSAID
  • Infiltratie met corticosteroïden 2x
  • ECSWT, dry needling
  • evt arthroscopie
160
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken/risicofactoren van een Supraspinatusruptuur?

A
  • Degeneratie, hypovascularisatie -> ouderen
  • Trauma -> acute partiële of totale scheur (bij jongeren zwaar trauma, bij ouderen kan kleiner trauma)
  • Roken
  • Overbelasting
161
Q

Wat zijn de klinische symptomen van een supraspinatus ruptuur?

A
  • Pijn bovenarm
  • Bewegingen schouder pijnlijk, vnl ABD
  • Krachtsverlies ABD (ook exo)
  • Lokale drukpijn
  • Degeneratieve scheuren zijn vaak asymptomatisch
162
Q

Wat is de therapie van een Supraspinatuspees ruptuur en infraspinatuspees ruptuur afh van leeftijd?

A

< 55j:
* Arthroscopie
* 6-12m reva

55-65j:
* Infiltratie
* Daarna evt arthroscopie

> 65j:
* Conservatief
* Pijnstilling
* Kine

163
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van infraspinatuspees tendinopathie?

A

Multifactorieel: Overbelasting, genetisch, extern impingement, intern impingement

  • Primaire overbelasting (jonge sporters, followthrough, ADL-bovenhandse activiteiten met EXO)
  • Secundaire overbelasting (structurele of functionele instabiliteit GH)
  • Extern impingement (primair of secundair)
  • Intern impingement (cocking phase)
164
Q

Wat zijn de klinische symptomen van infraspinatuspees tendinopathie?

A
  • Mechanische pijn posterolaterale zijde schouder
  • evt nachtelijke pijn
  • Pijn bij EXO (ADL-sport)
  • Klachten variëren naargelang ernst
165
Q

Wat doen we in het onderzoek om infraspinatuspees tendinopathie op te sporen?

A
  • Painful arc
  • Pijn bij EXO tegen R
  • Drukpijn insertie
  • Passieve eindstandige elevatie, endo, HADD pijnlijk
  • Impingementests kunnen positief zijn
166
Q

Wat zijn de klinische symptomen van een infraspinatuspees ruptuur?

A
  • Pijn BA lateraal-posterieur
  • Daling F EXO
  • Degeneratieve scheuren vaak asymptomatisch
167
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van Subscapularis tendinpathie?

A

Overbelasting
* Primair (werpsporten)
* Secundair (structurele/functionele instabiliteit GH)

Komt minder voor dan SSP & IS want betere vascularisatie

168
Q

Wat zijn de klinische symptomen subscapularis tendinopathie?

A
  • Pijn ant schouder
  • Pijn bij ENDO
169
Q

Wat doen we in het onderzoek voor het opsporen van subscapularis tendinopathie?

A
  • Painful arc
  • Drukpijn thv insertie (anterieur)
  • Gerber (Endo tegen R)
  • Pijn bij passieve EXO
  • Soms pijn bij passieve HADD
170
Q

Wat is de therapie bij subscapularis tendinopathie?

A
  • RR, aanpassen activiteiten
  • Kine
  • NSAID en paracetamol waar nodig
  • Preventie: sporters werptechniek
171
Q

Wat zijn de klinische symptomen van een biceps brachii tendinopathie?

A
  • Pijn voorzijde schouder
  • Pijn bij FL en Sup VA
  • Pijn bij stretch
172
Q

Welke verschillende biceps brachii pathologieën zien we?

A
  • Tendinopathie
  • Instabiliteit
  • Ruptuur
  • SLAP
  • Subluxaties/luxaties
173
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van biceps brachii tendinopathie?

A
  • Overbelasting (sport bovenhands; benchen, ADL)
  • Genetisch
174
Q

Wat doen we in het onderzoek om biceps brachii tendinopathie op te sporen?

A
  • Passieve rekpijn
  • Speed’s test (palm-up test)
  • FL EB tegen R
  • Lokale drukpijn
175
Q

Wat is de therapie bij biceps brachii tendinopathie?

A
  • RR
  • Kine
  • Paracetamol, NSAID indien nodig
176
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van (sub)luxaties biceps brachii, caput longum?

A
  • Abnormale vorm groeve
  • Degeneratieve veranderingen van: de ligamenten die pees in groeve houden, subscapularis of supraspinatus
  • Eenmalig trauma
177
Q

Wat zijn klinische symptomen van (sub)luxaties biceps brachii, caput longum?

A
  • Pijn ant BA, zelden ernstige pijn
  • Gevoel van verspringen of klikken thv BI pees bij bepaalde bewegingen (vnl EXO-ABD)
178
Q

Wat doen we in het KO ter opsporing van (sub)luxaties biceps brachii, caput longum?

A

Test van Yergason

179
Q

Wat is de therapie bij (sub)luxaties biceps brachii, caput longum?

A
  • Als tgv tendinopathie: conservatief
  • Heelkunde (tenodese) -> 3-6m REVA
180
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een biceps brachii, caput longum ruptuur?

A
  • Acute val
  • Chronische degeneratie
  • In minst gevasculariseerde deel vd pees
181
Q

Wat zijn de klinische symptomen van een biceps brachii, caput longum ruptuur?

A
  • hematoom voorarm
  • Plotse knap met pijn
  • Verplaatsing spierbuik naar distaal
182
Q

Wat de therapie van een biceps brachii, caput longum ruptuur?

A

Geen therapie noodzakelijk, geruststellen

183
Q

Waar ligt de bursa subacromialis?

A

Tussen deltoideus/acromion en humeruskop/supraspinatuspees

184
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een acute bursitis?

A
  • Traumatisch (slag op schouder, val)
  • Reumatisch
185
Q

Wat zijn de klinische symptomen van een acute bursitis subacromiodeltoidea?

A
  • Plotse felle inflammatoire pijn schouder lateraal
  • Bewegingsbeperking alle richtingen (vnl ABD) -> pseudoparalyse
  • Nachtelijke pijn
186
Q

Wat zien we in het onderzoek bij een acute bursitis subacromiodeltoidea?

A
  • Actieve bewegingsbeperking
  • Schoudertesten vals positief (atypisch patroon)
  • Pijn bij bewegingen boven schouderhoogte (painful arc)
  • Weerstandstesten positief, maar minder positief als subacromiale ruimte vergroot wordt door longitudinale tractie op humerus te geven bij deze testen (AHD)
187
Q

Wat is de behandeling van een acute bursitis subacromiodeltoidea?

A
  • Ijs
  • NSAID
  • Infiltratie subacromiaal
  • Geen kine, spontaan herstel
188
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een (secundaire) chronische bursitis subacromiodeltoidea?

A

Meestal secundair aan:
* supraspinatus-, infraspinatus-, subscapularis-, biceps (caput longum)- pees pathologie
* Letsels AC gewricht
* Schouderinstabiliteit

189
Q

Wat is bursitis calcarea? Wat zijn de gevolgen/symptomen? Wat is de therapie?

A
  • Wat: Bursitis waarbij de calcificatie van supraspinatus- of infraspinatuspees doorbreekt naar de bursa
  • Symptomen: Hevige schouderpijn, pseudoparalytische schouder
  • Behandeling: ijs, NSAID, infiltratie
190
Q

Wanneer is kine nuttig bij bursitis subacromiodeltoidea?

A
  • Acute bursitis: niet
  • Chronisch primair: niet (infiltratie wel)
  • Chronisch secundair: wel om onderliggende pathologie op te lossen
191
Q

Wat is de pathogenese van een frozen shoulder? Wat gebeurt er in de schouder?

A
  • Macroscopisch: contractie kapsel
  • Microscopisch: inflammatie & fibrose
192
Q

Wat zijn de klinische symptomen in de 3 fasen van de frozen shoulder? Hoelang duurt elke fase gemiddeld?

A

Freezing, painful
* Pijn bij bewegen
* Progressief ook spontaan opkomende pijn
* van maand 0 tot 2-9

Frozen, adhesief
* Vnl bewegingsbeperking zowel passief als actief
* Kapsulair patroon
* Compensatie thoracoscapulaire bewegingen
* Pijn minder prominent
* van vorige fase tot maand 4-12

Thawing, resolutie
* Normale mobiliteit wordt herwonnen
* van vorige fase tot maand 5-12

193
Q

Wat zijn de symptomen van degeneratief AC lijden?

A
  • Pijn thv AC gewricht of bovenarm
  • Pijn bij ABD, ADD & bovenhandse bewegingen
  • Soms lokale klik
194
Q

Wat zien we in het onderzoek bij degeneratief AC lijden?

A
  • Lijkt op extern impingement
  • Lokale drukpijn AC
  • Scarf sign (HyperADD test, ADD geeft pijn)
  • HABD pijn (rek)
  • Stabiliteit clavicula anteroposterieur testen
195
Q

Wat is de therapie bij degeneratief AC lijden?

A
  • HADD vermijden
  • Oefentherapie
  • Evt infiltratie corticosteroïden
196
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van SC lijden?

A
  • Traumatisch (fractuur prox clav)
  • (sub)luxatie
  • Meniscusletsel
  • Inflammatoir (reumatisch)
  • Degeneratief
197
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van scapula alata (winging)?

A

Primair

  • Neurologisch
  • Bot
  • Weke delen (contractuur)

Secundair

  • Functionele dysbalans spieren
198
Q

Wat doen we in het onderzoek bij het opsporen van scapulaire dyskinesie?

A

We kijken naar bewegingen van de scapula tijdens ABD-elevatie, Anterieure elevatie, elevatie in het scapulaire vlak & pro-retractie. Laat pt zeker een aantal herhalingen uitvoeren om het effect van vermoeidheid mee te nemen.

199
Q

Welke organen/structuren geven gerefeerde schouderpijn? Waar?

A
  • Galblaas: Rechterschouder
  • Hart, aorta, diaphragma (N. phrenicus): Linkerschouder
200
Q

Welke types AC luxatie zien we? Wat is dan de behandeling?

A
  • Type 1: Sprain ligament (zonder translatie)(meest)
  • Type 2: Scheur ligament (met translatie, pianotoets)
  • Type 3: Alle ligamenten gescheurd
  • Type 4, 5 & 6: nog erger

1-2 -> conservatief
4-6 -> chirurgie

201
Q

Wat zijn de mogelijke behandelingen bij een claviculafractuur?

A
  • Cijfer 8 verband (2w)
  • Chirurgie: indien dichter bij acromion OF snellere sporthervatting sporters
202
Q

Welke soorten schouderluxatie zien we? Welke meest? Hoe ontstaat deze dan?

A
  • Anterieur of posterieur
  • Traumatisch of atraumatisch
  • Unilateraal of bilateraal

Meest: Anterieur + Traumatisch + unilateraal -> schouderkop glijdt anterieur en inferieur van glenoid
-> door ABD + externe rotatie (vaak bij sport of val van de trap)

203
Q

Welke structuren kunnen beschadigd geraken na anterieure schouderluxatie?

A

De humeruskop glijdt anterieur en inferieur:
* Afrukking anterieure/inferieure GH ligamenten (Bankart)
* Beenderige indeuking achterzijde humeruskop (Hill sachs letsel)
* N axillaris letsel (sensibiliteitsverlies BA)
* Scheur RC

bankart + hill sachs => kans op recidieven hoog

204
Q

Wat is een hill sachs-letsel?

A

Een Hill-Sachs letsel is een posterolaterale impressiefractuur van de humeruskop die ontstaat wanneer de humeruskop zich met kracht tegen de anterieure rand van de glenoïde positioneert. Het wordt meestal gezien in de context van een anterieure schouderluxatie. Dit type letsel wordt beschouwd als een secundaire schade die ontstaat door de dislocatie en wordt vaak geassocieerd met recidiverende instabiliteit van het schoudergewricht.

205
Q

Wat is het teken van de klaroen?

A

Bij gevorderde RC scheuren gaat humeruskop omhoog ipv in ABD (hornblower sign)

206
Q

Wat is omartrose? Welke onderverdelingen maken we?

A

Arthrose schouder, kraakbeenverlies

  • Primair: lage preventie want er is niet zoveel load als OL => prothese nodig
  • Secundair: door trauma/fracturen
207
Q

Wat zijn de 6/3 fases van de bovenhandse gooibeweging?

A
  1. Wind-up
  2. Stride
  3. Arm-cocking
  4. Acceleratie
  5. Deceleratie
  6. Followthrough
  • Cocking/ Back swing/ Achterwaartse acceleratie (wind-up + cocking)
  • Voorwaartse acceleratie
  • Follow-through/ swing out
208
Q

In welke fases van de gooibeweging ontstaan de meeste blessures?

A
  • Arm-cocking
  • Arm deceleratie
209
Q

Welke schouderspieren zijn meest actief tijdens de arm-cocking fase van de werpbeweging?

A
  • Anterior Delt & PMa (HADD)
  • Supraspinatus, infraspinatus, teres minor (GH stabilisatie)
  • Infraspinatus, teres minor, latissumus dorsi (posterieur houden humeruskop ter compensatie van voorwaartse translatiekrachten)
  • Subscapularis, pectoralis major, latissimus dorsi (excentrisch) (EXO controleren)
  • Serratus anterior (stabilisatie en positionering scapula)

=> Pectoralis major en subscapularis hebben duale functie EXC/CONC => uiteindelijk isometrisch

Van voetcontact tot maximale EXO

210
Q

Wat is het verschil tussen gezonde pitchers en pitchers met chronische anterieure schouderinstabiliteit tijdens arm-cocking fase?

A

Chronische anterieure schouderinstabiliteit
=> Toegenomen stretch anterieure kapsel
=> mechanoreceptoren activeren biceps en supraspinatus & inhiberen pectoralis major, subscapularis, serratus anterior
=> verhoogde GH stabiliteit; gedaalde stress inferieur GH gewricht bij ABD-EXO
-> Pectoralis major subscapularis minder actief (exc) tijdens EXO => hogere stress anterieure kapsel
-> Serratus anterior minder actief => scapulamalpositie => impingement

211
Q

Welke schouderspieren zijn meest actief tijdens arm acceleration phase van de werpbeweging?

A
  • Subscapularis, pectoralis major, latissimus dorsi (conc endo 6500°/s)
  • Teres minor, supraspinatus, infraspinatus (positionering humeruskop)
  • Deltoideus (behoud ABD)
  • Serratus anterior (scapulaire positie)

Van max EXO naar loslaten bal

212
Q

Wat is het verschil tussen een gezonde pitchers en pitchers met chronische anterieure schouderinstabiliteit tijdens acceleratiefase van de werpbeweging?

A

Chronisch anterieure schouderinstabiliteit
=> verhoogde spieractiviteit biceps (meest), supraspinatus, infraspinatus (GH stabiliteit)
=> Risico SLAP laesies (door biceps meest)
+
=> Lagere activiteit latissimus dorsi, subscapularis, serratus anterior
=> Minder efficiënte worp & secundaire blessures

213
Q

Welke schouderspieren zijn meest actief in de arm deceleratiefase van de werpbeweging?

A
  • Teres minor, teres major, latissimus dorsi, infraspinatus, deltoideus posterior (EXC, afremmen HADD, en IR)
  • Serratus anterior (controle elevatie, protractie en rotatie)
  • Belangrijke fase ivm blessures -> uithouding en kracht spieren belangrijk

Van loslaten bal tot volledige IR

214
Q

Wat is het verschil tussen een gezonde pitchers en pitchers met chronische anterieure schouderinstabiliteit tijdens deceleratiefase van de werpbeweging?

A

Chronische anterieure schouderpijn
=> Minder activiteit pectoralis major, latissimus dorsi, subscapularis, serratus anterior; Zelfde activiteit RC & biceps

215
Q

Tijdens welke fase van de werpbeweging vertoont de Biceps de grootste activiteit? Leg uit.

A
  • Arm deceleratie fase
  • Tweevoudige functie:
  1. EXC EB EXT afremmen (bij vermoeidheid kan dit lijden tot impingement olecranon met risico op botsporen en loose bodies)
  2. Synergische activiteit met RC om distractie en anterieure subluxatie GH te voorkomen
216
Q

Waarom hebben zwemmers vaak schouderklachten? Hoeveel zien we dit?

A
  • 80% vd propulsiekracht komt uit bovenste ledematen itt sporten waar je grond raakt en vandaar afstoot
  • Veel repetities + vaak weerstandstraining
  • Prevalentie: 40-90%
217
Q

Wat zijn de fasen van crawl zwemmen?

A
  • Pull through (hand entry, mid pull through, end pull through)
  • Recovery phase (elbow lift, midrecovery, hand entry)
218
Q

Welke elleboogspieren zijn meest actief in de arm cockingfase van de werpbeweging? Wat is het gevolg als dit niet gebeurd?

A
  • Flexoren & pronatoren om grote valgusstress tegen te gaan
  • Anders tractieletsel ulnaire collaterale ligament, mediale epicondylitis, oorsprongstendinopathie flexoren & pronatoren; compressieletsels lateraal
219
Q

Wat zijn de verschillende oorzaken van een plexus brachialis letsel? Lokalisatie?

A
  • Trauma (motor, fracturen, schot-/steekwondes) -> Vnl C5-C6
  • Geboortetrauma (Erb -> C5-C6)(Klumpke -> C8-T1)
220
Q

Welke geboortetrauma’s zijn er van de plexus brachialis? Leg ze uit.

A

Door tractie op de arm van de baby uit te oefenen bij moeilijke bevalling:
Erb
* C5-C6
* Schouderfunctie gestoord, handfunctie bewaard
* Arm in ADD en EXT bij geboorte
* schABD, schEXO, ebFL en ebSUP stoornis

Klumpke
* C8-T1
* Aantasting intrinsieke handspieren
* Hornersyndroom (ooglid hangt af)
* Klauwhand

221
Q

Welke ziekten geven plexus brachialis problemen? Licht ze toe.

A

Plexitis brachialis
* = Syndroom van Parsonage Turner
* C5-C6, unilateraal
* Hevige schouderpijn, nadien parese
* Ontsteking zenuw, kan na virale infectie (oorzaak vaak ongekend)
* Spontaan herstel na 3-6m

Carcinomen
* C8-T1
* Vnl vanuit longtop (pancoast tumor)
* Gevoelsstoornis pink
* Soms teken van horner (afhangend ooglid)

Iatrogene aandoeningen
* Tgv bestraling enz
* Littekens, oedeem

222
Q

Wat is CRPS? Leg de verschillende types uit.

A

Complex regional pain syndrome

  • Symptomen aanwezig in 1 lidmaat (meestal)
  • Dysproportionele brandende continuerende pijn (spontaan of uitgelokt)
  • Regionale pijn (niet volgens innervatiegebied)
  • Allodynie, hyperalgesie
  • Spierzwakte, gestoorde fijne motoriek
  • Zwelling

2 types:
Type 1: Reflex sympathetic dystrophy

  • ZONDER zenuwletsel (Tgv trauma, fractuur, weke delen laesie)
  • Andere namen: Reflex algodystrofie (pijn in bot, spieren, weke delen), Sudeck atrofie, Schouder-hand syndroom

Type 2: Causalgia

  • MET zenuw (beschadiging zenuw)
223
Q

Wat zijn de verschillende stadia van CRPS?

A
  1. Hypertrofische/hyperemisch stadium (warm)
    * 2-4m
    * Inflammatie, zwelling (vooral hand), pijn, roodheid
    * Haren en nagels groeien sneller
    * Aangetaste zone zweet overmatig
    * Toenemende pijn volledige arm (brandende pijn)
    * Hypersensitiviteit
    * Gewijzigde pijnsensatie (pijn bij wrijven)
  2. Ischemisch stadium (koud)
    * 3-12m
    * Hevigere en vagere pijn
    * Zwelling
    * Gevoelsstoornissen
    * Stijfheid neemt toe (volgens KP, vnl schouder)
    * Trofische veranderingen huid en nagels
  3. Atrofisch stadium
    * Pijn vermindert
    * Spieren verzwakken en atrofiëren
    * Bleke, koude huid
    * Haaruitval, nagels breken af
    * Atrofie, verstijving articulair
    * ROM beperking
224
Q

Wat is het schouder-hand syndroom?

A

Een subtype van CRPS type 1 met volgende kenmerken:

  • Pijn, krachtsverlies, functiestoornissen, wijzigingen troficiteit BL
  • Vaak secundair aan schouderproblemen, CVA, hartinfarct
225
Q

Ontleed de afkorting CRPS

A
  • Complex: niet enkel pijn, maar ook sensibele en motorische stoornissen
  • Regional: volledige BL betrokken (niet enkel schouder) en niet volgens innervatiegebieden
  • Pain: pijn niet in verhouding met initiële letsel
  • Syndrome: gekenmerkt door combinatie van sensorische, motorische, vasculaire en trofische stoornissen
226
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van CRPS?

A
  • Trauma
  • Operatie
  • Meer bij depressie, angst, hypochondrisch,…
227
Q

Hoe behandelen we CRPS?

A

Hoofddoel: pijndemping en onderhoud functie ADL

  • Pijndemping: TENS
  • OEF: laaggedoseerde /A/ en /AG/ oefeningen binnen pijngrens
  • Educatie: pijnvrije bewegingen blijven doen, fear avoidance vermijden
  • Preventie eigenlijk het belangrijkst, vroegtijdig opsporen,…
228
Q

Geef een oefenprogramma voor iemand met algemene RC zwakte. Welke 4 oefeningen geef je?

A
  • EXO tegen weerstand in verschillende UH en houdingen schouder
  • ENDO in 45° en 90° ABD
  • HABD met exorotatie
  • Full can oefeningen
229
Q

Welke oefeningen kunnen we bij scapulaire dyskinesie geven om de upper trap / serratus anterior balans ratio te verbeteren?

A
  • Elbow push up
  • Serratus punch (ruglig)
  • elevatie met EXO
  • wall slide
  • bench slide
230
Q

Welke oefeningen kunnen we bij scapulaire dyskinesie geven om de upper trap / middle trap en upper trap / lower trap balans ratio te verbeteren?

A
  • Elevatie met EXO
  • AF in zijlig
  • EXO in zijlig
  • HABD met EXO in buiklig
  • RF in buiklig
  • EXO in 90° ABD en buiklig
231
Q

Welke oefening kunnen we bij scapulaire dyskinesie geven om de serratus anterior / pectoralis minor balans ratio te verbeteren?

A

serratus punch in OKK (stand met rekker)

232
Q

Welke oefening kunnen we bij scapulaire dyskinesie geven om de pectoralis minor / middle trap en pectoralis minor / lower trap balans ratio te verbeteren?

A

Elevatie met EXO

233
Q

Wat zijn onze doelstellingen op musculair vlak bij het geven van oefentherapie bij type 1 scapulaire dyskinesie?

A
  • Inhibitie pectoralis minor, upper trap
  • stimulatie lower trap, serratus anterior
234
Q

Wat zijn onze doelstellingen op musculair vlak bij het geven van oefentherapie bij type 2 scapulaire dyskinesie?

A

Stimulatie trapezius (alle 3) en serratus anterior

235
Q

Wat zijn onze doelstellingen op musculair vlak bij het geven van oefentherapie bij type 3 scapulaire dyskinesie?

A
  • stimulatie alle opwaartse rotatoren
  • Inhibitie levator scapulae
236
Q

Welke specifieke oefeningen geef je bij type 1 scapulaire dyskinesie?

A
  • Elevatie met EXO
  • W-V oefeningen met EXO
  • EXO in zijlig
  • AF in zijlig
237
Q

Welke specifieke oefeningen geef je bij type 2 scapulaire dyskinesie?

A
  • HABD + EXO in stand
  • van plank naar side plank overgaan
238
Q

Welke specifieke oefeningen geef je bij type 3 scapulaire dyskinesie?

A
  • Overhead shrug
  • Overhead retractie
  • Wall slide
239
Q

Wat zijn de algemene behandelrichtlijnen na schouderprothese?

A

Vanaf week 1-4: mobilisatiefase

  • Passieve ROM verbeteren
  • Pijn dempen
  • RC stimuleren

Vanaf week 4-6: Spierversterking

  • Functionele kracht
  • ROM verbeteren

Vanaf week 10-12: Tonificatie

  • Functionele kracht
  • Uithouding spieren
  • ADL
240
Q

Wat zijn de algemene behandelrichtlijnen na rotatorcuff hechting?

A
  • Week 1-2: absolute immobilisatie
  • Week 3-4: Passieve mob, GKK pendelen, houdingscorrect scapulair en TWZ
  • Week 5-6: AG GKK, compressie-oefeningen, oefeningen < 90°
  • Week 6-12: oefeningen > 90° functioneel, weerstandoefeningen lichte weerstand
  • Week 12-26: OKK, basiskracht, uithouding
  • Vanaf maand 6: Graduele RTS
  • Na 1 jaar: maximale recuperatie
241
Q

Wat is de functie van het coracohumeraal ligament?

A
  • Beperkt overmatige EXO in nulstand
  • Verhindert inferieure translaties humeruskop in nulstand
242
Q

Wat is de functie van het medial glenohumeraal ligament?

A

Verhindert anterieure translatie humers bij EXO in ong 45° ABD

243
Q

Wat is de functie van het inferieure glenohumeraal ligament (pars anterior)?

A
  • Verhindert anterieure translaties bij ABD en EXO
  • Zorgt voor stabiliteit in hoge ABD-graden
244
Q

Wat is een mogelijk gevolg van hypertonie van de levator scapulae en rhomboideii?

A

Neerwaartse rotatiestand => SAPS

245
Q

Wat zijn mogelijke gevolgen van hypertonie van de pectoralis minor?

A
  • Anterieure tilt scapula
  • SAPS
  • TOS
246
Q

Hoe werken de deltoideus en RC-spieren samen in een krachtenkoppel?

A
  • Deltoideus: superieure translatie humeruskop tijdens elevatie
  • RC: caudale translatie humeruskop
247
Q

Wat zijn mogelijke gevolgen van een dysfunctioneel krachtenkoppel deltoideus / RC

A
  • Subacromiale conflicten
  • Bij RC zwakte: Tendinopathie, rupturen, instabiliteit
248
Q

Wat zijn mogelijke gevolgen van een verkorting van de latissumus dorsi?

A
  • Beperkte ROM naar AF
  • Hyperkyfose -> invloed scapulapositie -> SAPS
249
Q
A
250
Q

Wat zien we typisch in het actief onderzoek bij frozen shoulder?

A
  • Beperkte ROM in alle richtingen
  • Scapulaire compensaties
251
Q

Wat zien we typisch in het passief onderzoek bij frozen shoulder?

A
  • Verminderde ROM
  • Kapsulair patroon (EXO sterk verminderd > ABD > ENDO)
  • Beperkte GH ABD
252
Q

Hoe voeren we de acromiohumeral distance (AHD) test uit?

A
  • Eerst laten we P ABD tegen weerstand uitvoeren, als dit pijnlijk is gaan we naar de volgende stap
  • Nu geven we tractie in de lengterichting van de humerus en doen dan opnieuw ABD tegen weerstand
  • Pijn weg => positieve test (grotere ruimte)
253
Q

Hoe presenteert een reactieve tendinopathie van de RC zich? Wat zien we in het onderzoek?

A
  • Pijn in rust
  • Niet kunnen slapen op schouder
  • ADL sterk beperkt
  • pijn bij palpatie
  • Positief weerstandsonderzoek (dan best geen verdere provocatietesten doen)
254
Q

Hoe presenteert een degeneratieve tendinopathie van de RC zich? Wat zien we in het onderzoek?

A
  • Pijn bij activiteit
  • Symptomen van SAPS
  • ADL beperkt, maar enkel bij bovenhandse zaken
  • Pijn deltoideusregio
  • Lichte pijn bij palpatie
  • Weerstandsonderzoek positief (pijnlijk)
255
Q

Wat zijn de algemene behandelrichtlijnen bij een reactieve RC tendinopathie?

A

ontlasten maar niet immobiliseren

  • low load / high rep oefeningen < 50% 1RM
  • Isometrische oefeningen 70% 1RM 5x30” dagelijks, pijn max 4/10
  • Geen stretching/soft tissue werk
256
Q

Wat zijn de algemene behandelrichtlijnen bij een degeneratieve RC tendinopathie?

A

geleidelijk aan meer belasten

  • Load baseren op pijn, max 4-5/10
  • Excentrische oefeningen 3x15
  • Evt stretching en soft tissue indien nodig
257
Q

Welke co-contractie is belangrijk om aan te leren bij TUBS, AIOS en AMBRI?

A
  • TUBS en AIOS: RC
  • AMBRI: deltoideus
258
Q

Wat zijn algemene behandelrichtlijnen na fracturen schouderregio?

A
  • Geen EXO eerste 6-12w
  • Progressieve AG oefeningen naar elevatie in alle vlakken
259
Q

Hoe verloopt de behandeling post-bankart operatie ifv tijd?

A

Fase 1: week 0-6

  • Beschermen weefsel
  • ROM toename
  • Scapulaire controle
  • Pijn en inflammatie beperken
  • RC activeren
  • GEEN EXO
  • Veilig oefenen: bench slides, wall slides, co-contractie

Fase 2: Week 6-12

  • ROM toename
  • Kracht
  • Controle
  • Functionele stabiliteit
  • GEEN EXO IN ABER

Fase 3: Week 12-24

  • Belastbaarheid!
  • RTA
  • Excentrisch, plyo, functioneel oefenen