Klare taal plus 1. Flashcards
The book I bought is difficult to read.
Het boek dat ik gekocht heb, is moeilijk om te lezen.
When the calf is drowned, the well is filled. / A borjú megfulladásakor a kút megtelik.
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
When the need is greatest, salvation is at hand. / Amikor a legnagyobb a szükség, az üdvösség van kéznél.
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij.
Whoever says a must also say b.
Wie a zegt, moet ook b zeggen.
A swallow does not make summer yet.
Een zwaluw maakt nog geen zomer.
single / egyedülálló
enkelvoudig
simple / egyszerű
eenvoudig
Anyone who does not honor the small is not worth the great.
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. (=waard)
It is not all gold that glitters.
Het is niet alles goud wat er blinkt.
unfinished
onvoltooid
The book falls to the floor.
Het boek valt op de grond.
prepared
klaargemaakt
executed
uitgevoerd
happened
gebeurd
driven
gereden