Eva 06.07 hete + boek 65- Flashcards
I would like to learn Dutch quickly. (een wens)
Ik zou graag snel Nederlands willen leren. (zou+graag/weleens+willen+werkwoord)
I would like to do a Spanish course. (een wens)
Ik zou weleens een cursus Spaans willen gaan doen. (zou+graag/weleens+willen+werkwoord)
You could do another Dutch course. (een mogelijkheid)
Je zou nog een cursus Nederlands kunnen gaan doen. (zou+kunnen+werkwoord)
Or you could take a volunteer job. (een mogelijkheid)
Of je zou een vrijwilligersbaantje kunnen nemen. (zou+kunnen+werkwoord)
fiercely / hevesen
heftig
That’s ridiculous!
Dat is toch belachelijk!
What an idiot!
Wat een idioot!
Well say!
Nou zeg!
That’s too crazy to run loose! / Ez túl őrült ahhoz, hogy elszabaduljon!
Dat is toch te gek om los te lopen!
How do you come up with that?
Hoe verzin je het?
What kind of world do we live in?
In wat voor wereld leven we?
I’ve never heard anything like it!
Zoiets heb ik nog nooit gehoord!
Geez, what a noise!
Jeetje, wat een herrie!
Thunder on man. I was here.
Donder op man. Ik zat hier.
Would you mind turning the music down a bit?
Zou u de muziek wat zachter willen zetten?
Do you mind sitting elsewhere? I was already here.
Vindt u het erg om ergens anders te gaan zitten? Ik zat hier al.
to fulminate / mennydörögni
fulmineren
to shout
schreeuwen
to whisper
fluisteren
to curse / átkozodni
vloeken
to rage / dühöng
razen
rebuttal / cáfolat
weerwoord
reaction
reactie
motivation
motivatie
answer
antwoord
counter argument / ellenérv
tegenargument
gross / bruttó, nagy
schromelijk
serious
ernstig
terrible
verschrikkelijk
careful
voorzichtig
very, extremely
erg
excessive / túlzott (2)
excessief, overmatig
extreme
extreem
out of the ordinary / szokatlan
buitengewoon
too much
te veel
special
bijzonder
to ramble / zakatol
leuteren
to pick / kiszed, szed
plukken
to chit-chat
kletsen
to gossip
babbelen
to gabble / hadar
zwammen
press someone with the nose on the facts (make something clear to someone)
iemand met de neus op de feiten drukken
Something is wrong. (It’s not right.)
Er is iets niet in orde.
the folding chair
de klapstoel
the addiction / a függőség
de verslaving
Are you addicted or not?
Ben je dan verslaafd of niet?
spastic / görcsös
spastisch
the reach
bereik
He constantly pulled his phone out of his pocket.
Constant trok hij zijn telefoon uit zijn broekzak.
It seemed like a tic.
Het leek wel een tic.
Every time I want to meet you, you don’t have time.
Telkens als ik iets met je wil afspreken, heb je geen tijd.
He kept staring at…
Telkens staarde hij naar…
the truth got through again
de waarheid weer doordrong
to go through (to penetrate) / keresztülmegy (behatol) (3-forms) (+vonzat)
doordringen (tot), drong door, is doorgedrongen
just about everyone
zowat iedereen
I’m running out of time
ik kom tijd tekort
as a result, lack of sleep
daardoor slaap tekortkomen
to fail, to be short of (3-forms)
tekortkomen, kwam tekort, is tekortgekomen
A partner who can’t control himself…
Een partner die zich niet kan beheersen…
the control, the management
de beheersing
the reality
de werkelijkheid
fierce rebuttal / heves cáfolat
fel weerwoord
he is grossly exaggerating / durván eltúlozza
hij schromelijk overdrijft
No, that has not been discussed. / Nem, erről még nem esett szó.
Nee, dat is niet ter sprake gekomen.
but that’s not the case / de ez nem így van
maar daar is geen sprake van
No way,
Geen sprake van,
When is it overuse?
Wanneer is sprake van overmatig gebruik?
difficult
lastig
to walk around
rondlopen
to stack phone / nyomkodni a telefont
telefoon stapelen