Italiaans H1-2-3 Flashcards
Richten aan
Indirizzare a
Woonplaats, wettige adres
La Residenza / il luogo di residenza
Meerderjarigheid
La maggiore età
Even oud
Coetaneo
Vervallen, verlopen
Scadere
Het rijbewijs
La patente
Legitimatiebewijs
Il documento
Afgeven
Rilasciare
Visitekaartje
Il biglietto da visita
Onbestorven weduwe
La vedova bianca
De oude vrijster
La zitella
De vrijgezel
Lo scapolo
Staatsburgerschap/ nationaliteit
La cittadinanza
Geloofsovertuiging
La confessione
Bevolken/ leven in
Poplare
Banneling
Il confinato / la confinata
Tegenhouden/ aanhouden
Fermare
Grenzen aan
Confinare con
De emigrant
L’emigrato
De migrant
Il, la migrante
De patriot
Il, la patriota
Van buiten de EU
Extracomunitario
De illegaal
Il clandestino
Afrikaanse ambulante verkoper
Il vu comprà
Discriminerend
Discriminatorio
Wit-Rusland
la Bielorussia
Bosnisch
Bosniaco
Wales
il Galles
Welsh
galese
Georgisch
georgiana
Malta
il Malta
Roemeens
rumeno
Schotland
la Scozia
Schots
scozzese
Canada
il Canada
Israëlisch
israeliano
Iraans
iraniano
Irak
l’Iraq
Iraaks
iracheno
het lichaamshaar
il pelo
op een haar na
per un pelo
een wenkbrauw
il sopracciglio
het ooglid
la palpebra
stalen zenuwen
nervi saldi
zenuwstelsel
il sistema nervoso
de slaap
la tempia
bovenkaak
la mascella superiore
onderkaak
la mandibola
kin
il mento
achter iemands rug
alle spalle di
de borst
il petto
wervelkolom
la colonna vertebrale
borst, boezem
il seno
borstkas
il torace
op de arm
in braccio
in je armen
fra le braccia
duim
il pollice
wijsvinger
l’indice
middelvinger
il (dito) medio
ringvinger
l’anulare
pink
il mignolo
elleboog
gomito
nagel
l’unghia
blijven staan
stare in piedi
zitvlak, achterwerk
il sedere
heup(gewricht)
l’anca
heup, zij
il fianco
middel, taille
la vita
dij
la coscia
scheenbeen
la tibia
kuitbeen
il perone
dijbeen
il femore
hiel
il calcagno
hart-
cardiaco/a
een vol gevoel in mijn maag
lo stomaco pesante
nier
il rene
darm
l’intestino
buikpijn
mal di pancia
stikken
soffocare
condoom
il preservativo
anticonceptie
la contraccezione
de pil
la pillola
het veilig vrijen
il sesso sicuro
eierstok
l’ovaia
penis
il pene
geslachtsorganen
gli organi genitali
baarmoeder
l’utero
de ouderdom
la vecchiaia
de maagd
la vergine
het geslachtsverkeer
il rapporto sessuale
voortbrengen, verwekken, baren
generare
de bevruchting
la fecondazione
bevruchten
fecondare
rijpen
maturare
zwanger
incinta
zwangerschap
la gravidanza
bevalling
il parto
Van liefde ga je niet dood
D’amore non si muore
het graf
la tomba
overlijden, het sterfgeval
il decesso
begraven
seppellire
begrafenis
la sepoltura
uit de ooghoek
con la coda dell’occhio
de opticien
l’ottico
verrekijker
il binocolo
blind
non vedente / cieco
blindheid
la cecità
het gehoor
l’udito
ik hoor niet zo goed
sono un po’ debole d’udito
doofheid
la sordità
kun je even komen?
Senta!
smaak
il gusto
lekker vinden
essere di tuo gusto
gehemelte
il palato
tastzin
il tatto
de (voort)gang, het verloop
l’andamento
bewegingloos, onbeweeglijk
immobile
mobilisatie
la mobilitazione
door de stad lopen
girare per la città
met een ruk omdraaien
girarsi di scatto
de wekker
la sveglia
drukken, stevig vasthouden
stringere
hand geven/schudden
stringere la mano
handdruk
una stretta di mano
een steek in mijn hart
una stretta al cuore
de hand uitsteken, reiken
tendere la mano
grijpen, vastpakken
afferrare
optillen, opheffen
sollevare
aanreiken, geven
porgere
uiterlijk
l’aspetto
uiterlijk, aan de buitenkant
esteriore
aardig, lief, leuk om te zien
carino/a
lieflijk, sierlijk, charmant
grazioso/a
iets/iem verwaarlozen
trascurare qu/qc