H 4-5-6 Flashcards
Genegenheid
L’affetto
Liefdevol, hartelijk
Affetuoso/a
Hartelijke groeten
Affetuosi saluti
Besparen
Evitare
Onverwacht, plotseling
Improvviso/a
Het hart op de juiste plaats hebben
Essere di animo buono
Laat de moed niet zakken
Non perderti d’animo!
Gemoedstoestand
Lo stato d’animo
De genegenheid
La simpatia
Beleefd, voorkomend
Garbato
Waardering voelen voor
Simpatizzare
Hartelijkheid, warmte; het enthousiasme
Il calore
Genieten
Godere
Smachten
Spasimare
Hoogachtend
Con la massima stima
Schijn, uiterlijk
L’apparenza
Lijken, blijken
Apparire
Bemind, geliefd
Benvisto
Verachten/ minachten
Disprezzare qc/qu
Zijn hart luchten, zich uitleven
Sfogarsi
Ongenmanierdheid, onbeleefdheid
Lo sgarbo
Haten
Odiare
Afgunst, jaloezie
L’invidia
Jaloers, afgunstig
Invidioso/a
Afkeer, hekel
L’antipatia
Wrok, rancune
Il risentimento
Weerzin, walging
Lo schifo
Weerzinwekkend; vies; lelijk
Schifoso
Afschuw, afgrijnzen
L’orrore
Afschuwelijk, verschrikkelijk
Orrendo/a
Klap om de oren (geven)
Lo schiaffo -> schiaffeggiare
Iem kwaad maken
Fare arrabiare
Boos, kwaad
Arrabiato/a
WOedend, razend
Furioso/a
Kwaad worden
Incavolarsi
Kwaad, nijdig
Incavolato
Gewaarwording, (innerlijk) gevoel
La sensazione
Opzienbarend, ongelooflijk
Sensazionale
Voelen
Provare
Heimwee
La nostalgia
De zin, het verlangen
La voglia
Lusteloos, met tegenzin
Svogliato
Instinctief, impulsief
Istintivo
(Op)wekken, veroorzaken
Suscitare
Provocerend
PRovocatorio
Ontroeren, aangrijpen
Commuovere
Ontroerd, aangedaan
Commosso
De Dankbaarheid
LA gratitudine
Schaamte, schande
La vergogna
Wroeging, berouw, spijt
Il rimorso
Wat naargeestig
Che tristezza
Verlegenheid, onbehagen
L’imbarazzo
Pijnlijk, genant
Imbarazzante
Het minderwaardigheidscomplex
Il complesso d’inferiorità
Ontroering, bewogenheid
La commozione
Verwachting
L’aspettativa
Teleurstelling
La delusione
CHaos, drukte, verwarring,
La confusione
Peinzend, in gedachten verzonken
Pensoso/a
Gedachte
Il pensiero
In de war sturen, brengen
Sconvolgere
Begrijpen, vatten
Afferrare
Begrijpend, vol begrip
Comprensivo
Begrijpelijk, duidelijk
Comprensibile
Het is zeer onwaarschijnlijk dat
È Molto difficile che
Complexiteit, ingewikkeldheid
La complicatezza
HeT hoofd bieden, aanpakken
Affrontare
Ongerust, bezorgd
Preoccupato
Wijsheid
La sapienza
Veronderstellen, aannnemen
Suppore
Denkbeeldig, fictief
IMmaginario
Waarschijnlijk
Probabilmente
Zich een beeld maken
Figurarsi
Bezorgdheid, de zorg
La preoccupazione
Betekenis, de zin
Il senso
Credo in Dio
Ik geloof in God
Ik geloof hem niet
Non gli credo
Ik geloof dat verhaal niet
Non credo a questa storia
Nou, dat wil ik wel geloven!
Eh, lo credo!
We achtten hem tot alles in staat
Lo credevamo capace di tutto
in overeenstemming zijn; tot stand brengen
combinare
vergeten
dimenticare
vergeten te
dimenticarsi di
redeneren, logisch denken, nadenken
ragionare
redelijk, verstandig
ragionevole
dom, onwetend
ignorante
uit de hoogte doen, negeren, neerkijken op
snobbare
de lomperik
il cafone, la cafona
plannen, ontwerpen
progettare
nalaten, weglaten
omettere
weglaten, verzuimen
tralasciare
planning
la programmazione
nadenken, overwegen
riflettere
een sterke persoonlijkheid hebben
avere una personalità forte
ongeïnteresseerd, ongemotiveerd
svogliato/a
de eerzucht
l’ambizione
de slechte gewoonte, ondeugd
il vizio
slecht, verdorven; verkeerd
vizioso
de slimmerik uithangen
fare il furbo
opscheppen; trots zijn
vantarsi
de vaardigheid, bekwaamheid
la bravura
Dit boek is heel goed
Questo libro è ottimo
Deze pasta is heerlijk
Questa pasta è buonissima
fijn, verfijnd, scherp
fine
(de) trouw (subst en adj)
fedele, la fedeltà
loyaal, trouw
leale
(de) trots
orgoglioso, l’orgoglio
stommiteit, de flater
la stronzata
een stommiteit begaan
combinare una stronzata
iemand slaan
picchiare qu
streng, hard, koppig
duro
de strengheid
la durezza
een man van weinig woorden
un uomo avaro di parole
iemand onhoffelijk bejegenen
fare uno sgarbo a qu
laf
vigliacco/a
lafheid
la vigliaccheria
pietluttig
pignolo/a
bescheiden
modesto/a
eerlijk, oprecht
sincero/a
liegen tegen
mentire a
de leugen
la bugia
leugenachtig
bugiardo/a
plat, grof, ordinair
volgare
verlegen
timido/a
fascinerend, boeiend
affascinante
aantrekkingskracht, charme
il fascino
rust, kalmte
la tranquillità
rustig, kalm
tranquillo/a
aan de gang zijn
essere in atto
grap
la burla
grap, mop
lo scherzo
grappen maken, gekscheren
scherzare
Dat meen je toch niet?
Tu stai scherzando,spero!
poets, streek, spot
la beffa
bezwering; bijgelovigheid
la scaramanzia
het bezwerend gebaar
il gesto scaramantico
het boze oog
il malocchio
de ongeluksbrenger
lo iettatore, la iettatrice
op iemand lette
fare attenzione a qu
openhartig
aperto, aperta
Let goed op wat ik je nu zeg
Stai attento a quello che ti dico!
Pas op voor de auto’s!
Attento alle macchine!
Geestig, gevat
spiritoso/a
lollig doen
fare lo spiritoso
koketteren
fare la civetta
het vertrouwen
la fiducia
vertrouwen op
fidarsi di
naïef
ingenuo/a
stom; idioot
cretino/a
dom
fesso/a
de dommerik uithangen
fare il fesso/la fessa
ongemanierd, lomp
villano/a
onzinnig
sballato/a
wantrouwend, achterdochtig
diffidente
iemand wantrouwen
diffidare di qu
het wantrouwen
la sfiducia
besluiteloos, onzeker
indeciso/a
rusteloos, bezorgd, ongerust
inquito/a
bedoeling, plan
l’intenzione
iets van plan zijn
avere l’intenzione di / essere intenzionato/a
van plan, voornemens
intenzionato/a
Luca heeft het goed met Giovanni voor
Luca è bene intenzionato verso Gio.
zwichten, toegeven, afstand doen
cedere
omstandigheid, gelegenheid
la circonstanza
Men kan niet voorzichtig genoeg zijn!
La prudenza non è mai troppa!
doorgaan, aandringen
insistere
vasthoudendheid
l’insistenza
zich terugtrekken, zich afsluiten
chiudersi
Wees flink!
Sii forte!
het gemak
l’agio
ik voel me op mijn gemak
mi sento a mio agio
overkomen, gebeuren
capitare
Ons zijn de gekste dingen overkomen
ce ne capitano di tutti i colori
het vooroordeel
il pregiudizio
ijverig, vlijtig
diligente
stiptheid, nauwkeurigheid
la puntualità
onbevooroordeeld, ruimdenkend
spregiudicato/a
vlot, nonchalant, spontaan
disinvolto/a
vlotheid, nonchalance
la disinvoltura
afstandelijk, gereserveerd
distaccato/a
afstandelijkheid, gereserveerdheid
il distacco
reageren op
reagire a
zuchten, verzuchten
sospirare
snikken, de hik hebben
singhiozzare
opluchting
il sollievo
een zucht van verlichting
un sospiro di sollievo
opgelucht
sollevato/a
de onverwachte verrassing
l’improvvisata
direct, onmiddelijk
immediato/a
gek worden van de pijn
impazzire dal dolore
onnozel, verstrooid
balordo/a
domoor, sukkel, sufferd
il balordo/a
expres, opzettelijk
apposta
bereidwillig, ijverig
volenteroso/a
het initiatief
l’iniziativa
de poging; proef
la prova
ongelijk, fout, onrecht
il torto
op gang brengen
attivare
vastberaden
deciso/a
energiek, doortastend
energico/a
hard, koppig
tosto/a
aansporing
l’incitamento
dwingen, verplichten
costringere
vervreemdend
alienante
iem respecteren
rispettare qu
vol respect, eerbiedig
rispettoso/a
Wat een tranen!
Ma quante lacrime!
melancholie,weemoed
la malinconia
waan, obsessie
la mania
het beven, trillen
il tremore
de poging
il tentativo
handig, bekwaam
abile
een man met veel capaciteiten
un uomo di grandi capacità
mislukking
il fallimento
mislukkeling(e)
il fallito/ la fallita
deskundigheid, bevoegdheid
la competenza
toepassen, aanbrengen
applicare
voltooien, afmaken, aanvullen
completare
pogen om, proberen om
tentare di, cercare di, provare a
het eens proberen
provarci
proberen, proeven
assaggiare qc
iemand in de verleiding brengen
tentare qu
in de verleiding zijn om, neigen om
essere tentato di
verleiding
la tentazione
zich meester maken van, meester worden
impadronirsi di
hanteren, omgaan met
maneggiare qc
verrichten, doen, afmaken
compiere
uiting, vertoon, bewijs
la dimostrazione
ondernemend
intraprendente
zich op iets concentreren
concentrarsi su qc
herhalen, doorvertellen, kritiek hebben
ridire
zorgen voor, voorzien in
provvedere a
de maatregel
il provvedimento
goed kennen, verstand hebben van
essere pratico di
slagen
riuscire
plotseling optreden als, even doorgaan voor
improvvisarsi
de leugen
la bugia
gek, dwaas, maf
matto
humeur, de stemming
l’umore
de bougie
la candela
mat (flauwtjes)
fiacco
mat (lusteloos)
spento
mat (ondoorzichtig)
opaco
de mat
il tappeto
de humor
l’umorismo
hongerig
affamato/a
voedingsmiddelen, levensmiddelen
i generi alimentari/ gli alimentari
onmisbaar, absoluut noodzakelijk
indispensabile
voeding
la nutrizione
ondervoeding
la denutrizione
licht (verteerbaar)
leggero/a
meel
la farina
bruin brood
il pane nero
volkorenpasta
la pasta integrale
de (zoete) croissant
il cornetto
De tas is licht
La borsa è leggera
De koffer is zwaar
Il baule è pesante
dunne/luchtige kleren
abiti leggeri
dikke/warme kleren
abiti pesanti
Gisteren hebben we iets lichts gegeten
Ieri abbiamo mangiato leggero
een erg machtig gerecht
un piatto molto pesante
de bakker(swinkel) (2)
il panetteria/ il panificio
banketbakkerij
la pasticceria
taartje, gebakje
la pasta
schnitzel; kotelet
la cotoletta
kalfslapje
la scaloppina
mals; zacht
tenero/a
rundvlees
la carne di manzo
slager
il macellaio/a
de worst
il salame
braadworst, saucijs
la salsiccia
de ham
il prosciutto
gekookt, gaar rauw
cotto/a crudo/a
gesneden vleeswaren
gli affettati
visboer/visvrouw
il pescivendolo/a
tonijn
il tonno
forel
la trota
de tong
la sogliola
goudbrasem, dorade
l’orata
zeebaars (2)
il branzino/ la spigola
kreef (2) , langoest
l’aragosta/l’astice
de olijf
l’oliva
paprika
il peperone
Spaanse peper; chilipeper
il peperoncino
courgettes
le zucchine
aubergine
la melanza
spinazie
gli spinaci
doperwtjes
i piselli
de bonen
i fagioli
de selderij
il sedano
venkel
il finocchio
snijbiet
la bietola
komkommer
il cetriolo
de savooikool
la verza
zuurkool
i crauti
fruit van het seizoen
la frutta di stagione
nectarine
la pescanoce
fruitsalade
la macedonia (di frutta)
de vijg
il fico