H18 Natuur, milieu en ecologie Flashcards
ruimte, kosmos (2)
lo spazio; il cosmo
nietig, leeg, vergeefs
vano/a
Melkweg
la Via Lattea
de (zons)ondergang
il tramonto (del sole)
de (zons)opgang
il sorgere (del sole)
bijval, meedoen
l’adesione
gewichtloosheid
la mancanza di gravità
beginnen, starten
avviare
ruimteschip
l’astronave
de raket
il razzo
wereldbol; wereldkaart
il mappamondo
windstreek
il punto cardinale
ergens aan (zee)
un luogo sul (mare)
naar de top van
in cima al
de (aard)schok
la scossa
de lawine; aardverschuiving (2)
la valagna; la frana
straat, zee-engte
lo stretto
aan het strand
in riva al mare
woelig, ruw
mosso/a
rots, klip
lo scoglio
verdwijnen
sparire
verwijning
la sparizione
overstromen (3)
tracimare; inondare ; sommergere
overstroming (2)
un’inondazione; una sommersione
doen zinken, doen verdrinken
sommergere
bovenkomen, tevoorschijn komen (2)
emergere, riemergere
de bron (2)
la fonte, la sorgente
poolkap
la calotta polare
de gletsjer
il ghiacciaio
Antarctica
l’antartide
klimaatverandering
il mutamento climatico
weerspiegelen, weergeven
rispecchiare
kortstondig, vluchtig
passeggero/a
zakken, dalen
calare
mild, zacht
mite
drukkende hitte, benauwde weer
l’afa
onweer, noodweer, onweersbui
il temporale
bliksemflits, weerlicht (2)
il fulmine; il lampo
nat, vochtig
bagnato/a
nat worden
bagnarsi
vochtig, klam
umido/a
schijnen, stralen (2)
brillare, splendere
de (avond)schemering
il crepuscolo
ijskoud, ijzig
gelido/a
uitglijden; slippen
scivolare
ontdooien
sgelare
de dooi
il disgelo
de sneeuwlok
il fiocco
hagel(bui)
la grandine
zuchtje wind
il soffio
het mengsel (2)
il miscuglio; la miscela
gasfles
la bombola del gas
glad
liscio/a
echt, zuiver, puur
genuino/a
gebrek, foutje, tekortkoming
il difetto
steen, kei (2)
la pietra; il sasso
het zand
la sabbia
de was
la cera
de mijn
la miniera
hulpbron, rijkdom
la risorsa
de teer
il catrame
zwavel
il zolfo
put; schacht
il pozzo
gasleiding
il gasdotto
de vonk
la scintilla
in brand steken
incendiare
ontploffen; uitbarsten; uitbreken
scoppiare
oliepijpleiding
l’oleodotto
kapotslaan; doen barsten; (open)breken
spaccare
de barst, kloof
la spaccatura
onbuigzaam, stijf, hard
rigido/a
roestvrij staal
l’acciaio inossidabile
het tin
lo stagno
legering
la lega
roest
la ruggine
verroesten
arrugginire
de schors
la corteccia
stam, stronk
il tronco
tak, twijg (2)
il ramo; la frasca
door, stekel
la spina
veld, weiland
il prato
vertrappen, plattrappen
calpestare
rietland, rietveld
il canneto
tarwe, graan (2)
il grano; il frumento
havervlokken
i fiocchi d’avena
haver
l’avena
gerst
l’orzo
rogge
la segale/segala
de schil
la buccia
kikkererwt
il cece
tuiboon
la fava
eekhoorntjesbrood
il fungo porcino
sponszwam
la spugnola
de anjer
il garofano
de lelie
il giglio
de sering
il lillà
de tulp
il tulipano
bos, boeket
il mazzo
verdorren, uitdrogen, (laten) drogen
seccare
het helemaal mis hebben
avere torto marcio
de spar
l’abete
de linde
il tiglio
esdoorn, ahorn
l’acero
beuk
il faggio
kurkeik
il sughero
wilg
il salice
wild, ongetemd (3)
salvatico/a; selvaggio/a; feroce
de reukzin
l’olfatto
schaapskudde
il gregge
de veren
le penne
de (dons)veer
la piuma
de staart
la coda
de snuit
il muso
poot, klauw
la zampa