H 22 Verbale communicatie Flashcards
interviewen
intervistare
het geschil
la vertenza
het verhoor
l’interrogatorio
ondervraging; overhoring
l’interrogazione
stilzwijgend
tacitamente
het geklets, de praatjes, de roddels
le chiacchiere
een praatje maken
fare quattro chiacchiere
gericht
rivolto
het gesprek, de toespraak, de kwestie
il discorso
iemand iets meedelen/ vertellen
riferire qc a qu
waarschuwen, laten weten
avvisare
iets aan iemand voorleggen
sottoporre qc a qu
schreeuwen, gillen
strillare
naar mijn mening
secondo la mia opinione
iemand met iets feliciteren / gelukwensen
congratularsi con qu per qc
vrijuit, zonder beleefdheid
senza complimenti
Wat jammer!
Che peccato!
Arme kerel! Arme vrouw!
Poveretto/a!
wanhopig, radeloos
disperato/a
condoleantie, deelneming
le condoglianze
Met deelneming
Sentite condoglianze
de rouw, het sterfgeval
il lutto
aanbevelingsbrief
la lettera di raccomandazione
zich duidelijk uitdrukken
spiegarsi
zich wenden tot; gebruik maken van
ricorrere a
zoals voorgeschreven
in modo dovuto
uitvoeren
eseguire
de uitvoering
l’esecuzione
iemand gehoorzamen, naar iemand luisteren
obbedire a qu
oppassen voor
guardarsi da
handhaving, onderhoud
il mantenimento
iemand iets verbieden iets te doen (2)
proibire qc a qu; vietare
het verbod
il divieto
iemand verhinderen/ beletten iets te doen
impedire a qu di fare qc
iemand iets toestaan/ gunnen
consentire qc a qu
vestigen op iets; iets herinneren
richiamare qc
bedreiging, dreigement
la minaccia
belediging (2)
l’insulto; l’offesa
beledigen, uitschelden, kwetsen (2)
insultare; offendere
in discussie gaan
polemizzare
vergeving, vergiffenis
il perdono
helaas, jammer genoeg
purtroppo
verkeerd begrijpen
fraintendere
misverstand
il malinteso
het bedanken
il ringraziamento
iets, iemand vergelijken met
paragonare qc/qu a
vergelijking, parallel
il paragone
een loze belofte
una promessa da marinaio
vooronderstelling
la premessa
onthullen
svelare
Zweert u de waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen!
Giuri di dire la verità, nient’altro che la verità.
de eed
il giuramento
inderdaad; dan ook, namelijk
infatti
om precies te zijn
per l’esattezza
iemand waarschuwen; iemand berispen
ammonire qu
de opzeggingsbrief; het ongeluk, de pech
la disdetta
iets afzeggen, opzeggen, annuleren
disdire qc
afwijzen, van de hand wijzen
respingere
de kritiek, de protest
la contestazione
protesteren tegen iets/iemand
contestare qu/qc
zich verzetten tegen
opporsi a
misverstand; vergissing
l’equivoco
anders
altrimenti
trouwens, overigens
d’altronde
Nu is het genoeg!
Adesso basta!
eind-, slot-, afsluitend
conclusivo/a
zich iets voorbehouden
riservarsi qc
beoordeling; oordeel, de mening
il giudizio
de rechtvaardiging, het excuus
la giustificazione
heersend, gangbaar
prevalente
overmacht, meerderheid
la prevalenza
merendeels, voornamelijk
in prevalenza
van oordeel zijn, vinden, beschouwen
ritenere
mening, standpunt
il parere
iets/ iemand opmerken
accorgersi di qc/qu
truc, foefje
l’accorgimento
zich opknappen
mettersi in ordine
overzichtelijk te werk gaan
procedere con ordine
verspreid
in ordine sparso
derderangs
di terz’ordine
iets raden/ voorspellen
indovinare qc
het raadsel
l’indovinello
opzetten, stellen
impostare
het best
al meglio
verbazing, verwondering; het wonder
la maraviglia
aanpassing; bewerking
l’adattamento
geschikt, aangewezen
adatto/a
correctheid, fatsoen, eerlijkheid
la correttezza
de waarde, verdienste
il pregio
waardevol, kostbaar, geacht, geëerd
pregiato/a
uitmunten, uitblinken
eccellere
bij uitstek
per eccellenza
buitengewoon, uitzonderlijk
straordinario/a
spannend, opwindend
entusiasmante
iets waarderen, iets wensen
gradire qc
aangenaam, plezierig
gradevole
tevredenheid, goedkeurig
il gradimento
van pas komen
tornare utile
in overeenstemming met
adeguato/a
gepast; voordelig, gunstig
conveniente
de boosaardigheid; de slechtheid
la cattiveria
laf
vigliacco/a
de lafheid
la vigliaccheria
bang worden, schrikken
spaventarsi
verschrikkelijk, ontzettend
spaventoso/a
schrik, angst
lo spavento
Getver! Wat smerig!
Che schifo!
het gemopper, het gebrom
il brontolio
mopperen, brommen
brontolare
de klacht
la lamentela
de klacht; het gejammer
il lamento
nadelig
svantaggioso/a
verachtelijk, verwerpelijk
spregevole
zich iets wijs maken, zich illusies maken
illudersi
ongelovig
incredulo/a
ongelovigheid
l’incredulità
het gevlei
la lusinga
iemand vleien
lusingare qu
erbarmelijk, pijnlijk
penoso/a
medogenloos, wreed
spietato/a
het verwijt
il rimprovero
iemand afwijzen/ afweren
respingere qu/c
het afwijzen
la respinta
fel, verhit
acceso/a
gedreven, bezield; geanimeerd, levendig
animato/a
Nou en of!
Eccome!
Heftig!
Forte!
gaaf, te gek, tof
ganzo/a
Gaaf! Onwijs leuk! Geweldig!
Figo!
Wat gaaf!
Che figata!
Krijg nou wat!
Ammazza!
Lieve hemel! Allemachtig! Jeetje!
Caspita!
Potverdorie! Jeetje!
Cavolo!
Wee je gebeente!
Guai!
Wat een ramp! Verdorie! Verdomme! (2)
Maledizione! Managgia!
tussen; op de overgang van
a cavallo di
Wie weet? Misschien?
Chissà?
Natuurlijk!
Come no!
uit de brand zijn
essere a cavallo
Mondje toe
acqua in bocca!
diep in het glaasje kijken
alzare il gomito
op drift raken
andare alla deriva
in het verkeerde keelgat schieten
andare di traverso
mislukken, tegenzitten
andare storto
zijn papieren in orde hebben
aver le carte in regola
een gat in zijn hand hebben
avere le mani bucate
des duivels zijn
avere un diavolo per capello
de tijd doden
ammazzare il tempo
het water tot de lippen hebben staan
avere l’acqua alla gola
ronduit, onomwonden
chiaro e tondo
Dat moest er nog bijkomen! Stel je voor!
Ci mancherebbe altro!
opvangen, toevallig horen
cogliere al volo
de gelegenheid/kans grijpen
cogliere la palla al balzo
vol raken/ treffen
cogliere in pieno
aanrichten, uithalen, uitvoeren
combinare qc
het is beter, het komt uit
conviene
Toe! Vooruit!
dai!
opvallen
dare nell’occhio
belang hechten aan
dare importanza a
in vorm zijn, bekwaam zijn
essere in gamba
op zwart zaad zitten, blut zijn
essere al verde
op stelten zetten
fare un quarantotto
het beste hopen, afkloppen; bedriegen;
fare le corna
een goed / slecht figuur slaan
fare bella figura brutta figura
doen alsof
fare finta di
schoon schip maken; alles opeten
fare piazza pulita
Afblijven! Handen thuis!
Giù le mani!
laten zitten, het opgeven
lasciar perdere
in de soep laten lopen, laten floppen
mandare all’aria
naar de pomp laten lopen
mandare a quel paese
bedriegen
mettere le corna
je neus ergens insteken
mettere il naso
veel geblaat maar weinig wol
molto fumo e poco arrosto
Driemaal is scheepsrecht
non c’è due senza tre
Doet u geen moeite!
non si disturbi!
verlangen iets te doen
non vedere l’ora di fare qc
iemand beetnemen
prendere in giro qu
gouden bergen beloven
promettere mari e monti
krokodillentranen vergieten
piangere lacrime di coccodrillo
met lege handen staan
restare a bocca asciutta
met stomheid geslagen zijn
rimanere a bocca aperta
zonder er doekjes om te winden, ronduit
senza mezzi termini
nergens voor deugen
senza arte né parte
Logisch!
Si capisce!
duimen draaien, geen vinger uitsteken
stare con le mani in mano
zich uit de voeten maken
tagliare la corda
afkloppen
toccar ferro
niet langer storen
togliere il disturbo
zich erdoorheen slaan
tirare avanti
ter zake komen
venire al sodo
de tussenoplossing, de middenweg
la via di mezzo
bij de dag leven
vivere alla giornata
op water en brood leven
vivere di pane e acqua
de uitweg (2)
la via d’uscita/ di scampo
waarschuwen
avvisare
informeren over, inlichten over
informare su
normaal, gewoon, alledaags
ordinario
de kwestie, het probleem
la questione
adviseren
consigliare
informeren naar
informarsi su
ordinair
volgare
de vraag
la domanda