Infertiliteit, HFDST 6, deel 3/7 Flashcards

1
Q

Welke factor moet eerst onderzocht worden bij oligo-ovulatie of anovulatie?

A

Factoren die de eierstokken beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factoren kunnen de eierstokken beïnvloeden? (4)

A
  • Schildklierproblemen
  • Medicatiegebruik
  • Gewicht (zowel ondergewicht als overgewicht + obesitas)
  • Een te hoog prolactine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat als alle factoren die de eierstokfunctie kunnen beïnvloeden zijn uitgesloten? + hoe wordt dit genoemd?

A

Dan is er sprake van een dysfunctie vd eierstokken + ovariële dysfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

O.b.v. wat kan er een verdere differentiatie worden gemaakt in ovariële disfunctie?

A

o.b.v. hormonaal onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke manier differentieert WHO hierin?

A

1e stap: prolactine concentratie
indien hoog -> WHO I of WHO II
Indien normaal -> 2e stap: FSH meting
<1,5: WHO I
1,5-20: WHO II
>20: WHO III

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hormonaal profiel + oorzaak + voorkomen WHO I

A

Hypogonadatroop, hypo-oestrogeen
Centrale oorzaak
5-10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hormonaal profiel + oorzaak + voorkomen WHO II

A

normogonadotroop, normo-oestrogeen
Disbalans hypofyse-ovarium-as
85% vd gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hormonaal profiel + oorzaak + voorkomen WHO III

A

Hypergonadotroop, hypo-oestrogenen
Ovarieel
5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly