hormoonstelsel 3 Flashcards

1
Q

bijnieren latijn

A

Glandulae adrenales
glandulae suprarenales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de twee delen van de bijnieren

A

buitenste laag = Bijnierschors = cortex adrenalis

binnenste laag = bijniermerg = medulla adrenalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat producereert de bijnierschors

A

corticostereoïden
- mineralocorticoïden
- glucocorticoïden
- androgenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn Mineralocorticoïden en voorbeeld

A

aldosteron
vocht en zout bijhouden (invloed waterbalans nieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat doen Glucocorticoïden en voorbeeld

A

cortisol (stresshormoon)
- gestimuleerd doo ACTH (Adrenocorticotroop hormoon)
-glucosestofwisseling beïnvloeden (bloedsuikerspiegel verhogen)
- onderdrukken immuunsysteem (anti-inflamatoir effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn androgenen

A

testosteron (mannelijke geslachthormonen)
kleine hoeveelheden
betekenis onduidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat produceert het bijniermerg

A

stresshormonen:
adrenaline (epinefrine) 80%
noradrenaline (norepinefrine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar is het bijniermerg mee verbonden

A

hypothalamus
-> sympatische zenuwvezels zorgen voor extra hormonale afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarvoor zorgen de hormonen van het bijniermerg

A

Krachtigere spiercontracties, bronchodilatatie, tachycardie, afgifte glucose in bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

epifyse latijn (en andere naam)

A

pijnappelklier = glandula pinealis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar ligt de epifyse

A

diencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat bevat de pijnappelklier

A

neuronen + kliercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat vormt de epifyse en wat doet dit

A

melatonine (cyclisch pattroon) slaaphormoon
veel ‘s nachts, weinig overdag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

andere naam dag-nachtritme

A

circadiane ritmiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de eigenschap van de pancreas

A

Exocriene én endocriene klier
Exocriene cellen (99%) maken verteringsenzymen
Endocriene cellen (1%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar zitten de endocriene klieren van de pancreas

A

eilandjes van Langerhans

17
Q

welke endocriene hormonen geeft de pancreas af

A

insuline (bètacellen)
glucagon (alfacellen)

antagonisten die bloedsuikerspiegel reguleren

18
Q

wat is de werking van insuline

A

Stimulans: stijgende bloedsuikerspiegel

Effect: vergroot opname en gebruik van glucose/vetten + energiereserve (glycogeen) aanleggen

Resultaat: dalende bloedsuikerspiegel

19
Q

wat is de werking van glucagon (stimulans, effect, resultaat)

A

Stimulans: dalende bloedsuikerspiegel

Effect: energiereserves mobiliseren: afbraak van glycogeen/vetten + vorming van glucose

Resultaat: stijgende bloedsuikerspiegel

20
Q

wat is de invloed van het autonoom zenuwstelsel op de bloedsuikerspiegel

A

Parasympathicus bevordert afgifte van insuline

Sympathicus bevordert afgifte van glucagon

21
Q

waarvoor zorgen de hormonen van de darmen voor

A

regulatie van spijsvertering

22
Q

welke hormonen produceren de nieren

A

Calcitriol
Erythropoëtine (EPO)
Renine

23
Q

wat doet calcitrol

A

stimuleert opname van calcium en fosfaat in darmen (mits vitamine D3)

24
Q

wat doet Erythropoëtine

A

stimuleert aanmaak van RBC

25
Q

wat doet renine

A

voorloper van angiotensine

26
Q

wat doet angiotensine

A

bevordert vorming van
- aldosteron (uit bijnierschors)
- ADH (uit hypofyse) (Antidiuretisch hormoon )

resultaat: beperken van water- en zoutverlies

27
Q

wat produceert het hart

A

Atriaal natriuretisch peptide (ANP)

resultaat: daling van bloeddruk/bloedvolume

28
Q

wat produceert de thymus

A

Thymosinen die afweerreacties reguleren

29
Q

wat produceert vetweefsel

A

leptine
resistine

30
Q

wat doet leptine

A

verzadigingsgevoel -> eetlust afremmen
GnRH produceren (gonadotrope releasing hormonen)

31
Q

wat doet resistine

A

gevoeligheid voor insuline verminderen