Hoofdstuk 12 Flashcards
denken (aan)
to think about
sturen (naar/aan)
send to
verlangen naar
long for
genieten van
enjoy
ontzettend
very much
bang zijn voor
to be afraid of
verliefd zijn
to be in love with
het onweer
thunderstorm
hetzelfde
the same
blij zijn met
to be happy with
het schilderij
the painting
twijfelen over
to doubt about
zorgen voor
to take care of
smaken naar
to taste like
spreken tegen
speak to
spelen tegen
to play against
het elftal
the football team
luisteren naar
to listen to
schrikken van
to be startled by
verrassen
to surprise
de plek
the place
de ochtend
the morning
de klas
the class
trakteren
to treat
van harte gefeliciteerd
congratulations
de bon
the gift card
the receipt
binnenkomen
to come in
uitpakken
to unpack
de knuffel
the cuddly toy
the hug
de vorm
the form