Boek 2 Hoofdstuk 6 Flashcards
1
Q
Soliceteren
A
To apply for a job
2
Q
De standardvraag
A
The standard question
3
Q
Jezelf
A
Yourself
4
Q
Het punt
A
The point
5
Q
Zwak
A
Weak
6
Q
Het sterke punt
A
The strength
7
Q
Het zwakke punt
A
The weakness
8
Q
Huidig
A
Current
9
Q
Motiveren
A
To motivate
10
Q
De weerkzaamheden
A
The work activities
11
Q
Het cv
A
The cv, resume
12
Q
De functie
A
The position
13
Q
Inhouden
A
To imply
14
Q
De kandidaat
A
The candidate
15
Q
De ontwikkelling
A
The development
16
Q
Het vakgebied
A
The field
17
Q
Relevant
A
Relevant
18
Q
Daarvoor
A
Before that
19
Q
Daardoor
A
Therefore
20
Q
Echter
A
Nevertheless
21
Q
Desondanks
A
In spite of that
22
Q
Vervolgens
A
Next, then
23
Q
Ten slotte
A
In the end finally
24
Q
Gisteravond
A
Yesterday evening
25
Direct
Direct
26
De directheid
The directness
27
De scheikunde
The chemistry
28
De scheikundig ingenieur
The chemical engineer
29
Resultaatgericht
Result driven
30
De stress
The stress
31
Stressbestendig
Immune to stress
32
Tegen (iets) kunnen
To handle
33
De druk
The pressure
34
De werkdruk
The workload
35
De taak
The task
The assignment
36
Perfectionisch
Perfectionist
37
Eisen
To require
38
Werken (aan)
To work on
39
Omgaan (met)
To deal with
40
Het voorbeeld
The example
41
De situatie
The situation
42
De opmerking
The comment
43
Lomp
Rude
44
Wennen (aan)
To get used to
45
Beseffen
To realise
46
De termijn
The time period
47
De Lange termijn
Long term
48
Teen de tijd
By the time
49
De kinderwens
The wish to have children
50
De contact-gegevens
The contact details
51
Bovenaan
At the top
52
Eventueel
If necessary
53
Het profiel
The profile
54
Beschrijven
To describe
55
De werkervaring
The work experience
56
Noemen
To name
57
Het jaartal
The year
58
Het heden
The present
59
De verantwoordelijkheid
The responsibility
60
Afronden
To finish
61
De stage
The internship
62
De activiteit
The activity
63
De nevenactiviteit
The additional function
64
Het vrijwilligerswerk
The volunteer work
65
Het bestuur
The management
66
De bestuursfunctie
The executive position
67
De vaardigheid
The skill
68
De competentie
The competence
69
Overig
Remaining
70
De interesse
The interest
71
Vermelden
To mention
72
De referentie
The reference
73
Aanvragen
To request
74
De aanvraag
The request
75
Diplomatiek
Diplomatic
76
Buesluitvaaardig
Determined
77
Flexibel
Flexible
78
Behulpzaam
Obliging
79
Nieuwsgierig
Curious
80
Koppig
Stubborn
81
Kritisch
Critical
82
Slordig
Careless, sloppy
83
Onzeker
Insecure
84
Zelrverzekerd zijn
To be self-confident
85
Zelfvertrouwen hebben
To have self-esteem
86
De uitdagging
The challenge
87
De uitdagende baan
A challenging job
88
Een internationaal karakter hebben
To have an international charactet
89
Moeite hebben met
To have a hard time with
90
Gepast
Appropriate
91
Ongepast
Inappropriate
92
Zakendoen
To trade
93
Zakelijk
Businesslike
94
De werkgever
The employer
95
De werknemer
The employee
96
Van zich later horen
To be/get in touch
