Boek 2 Hoofdstuk 12 Flashcards
1
Q
Onlangs
A
Recently
2
Q
Onderhandelen
A
To negotiate
3
Q
De ardbeidsvoorwaarde
A
The contract of employment
4
Q
Betreffen
A
To regard
5
Q
Tijdelijk
A
Temporary
6
Q
De adviseur
A
The advisor
7
Q
Het bereik
A
The range
8
Q
Het bedrag
A
The amount
9
Q
De voordeel
A
The advantage
10
Q
Kiezen voor
A
To choose for
11
Q
De achtergrond
A
The background
12
Q
Passen bij
A
To match
13
Q
Iets waard zijn
A
To be worth it
14
Q
Wellicht
A
Maybe
15
Q
Terugkomen (in)
A
To reflect
16
Q
De bovenkant
A
The top side
17
Q
In overweging
A
To consider
18
Q
In overweging nemen
A
To consider
19
Q
Iemand in huis halen
A
To hire
20
Q
De droom
A
The dream
21
Q
Het success
A
The success
22
Q
Aandachtig
A
Interested, attentive
23
Q
Het deel
A
The part
24
Q
Zich verbinden aan
A
To connect
25
Opnemen in
To include
26
Bereid zijn
To be ready
To be prepared
27
Akkord
Deal
28
Akkord gaan met
To agree with
29
Onbepaald
Undetermined
30
De onderhandelaar
The negotiator
31
De leverancier
The supplier
32
De visie
The vision
33
Een visie hebben op iets
To have a view, opinion on
34
De uitdrukking
The expression
35
Hieronder
Below
36
Aanspreken
To converse
To be appealing
37
De balk
The beam
38
Smijten
To throw
39
Nadenken (over)
To think about
40
Het nut
The purpose, use
41
Nutteloos
Useless
42
Verspillen
To waste
43
Onnodig
Unnecessary
44
Hoe meer hoe beter
The more the better
45
De rijkdom
The wealth
46
Moeite hebben met
To have a problem with
47
De knip
The wallet
48
Ouderwets
Old-fashioned
49
De portemonnee
The wallet
50
Zuinig
Thrifty
51
De krent
The stingy people
52
Gierig
Stingy
53
Het incomen
The income
54
De uitgave
The expense
55
Uitgeven aan
To spend on
56
Modaal
Average, modal
57
De berekening
The calculation
58
De bankrekening
The bank account
59
De spaarrekening
The savings account
60
De betaalrekening
The payment account
61
Sparen
To save
62
De rente
The interest
63
Stijgen
To go up
To increase
64
Dalen
To come down
To decrease
65
Toenemen
To increase
66
Afnemen
To decrease
67
De afname
The benefit
The surcharge
68
De huurtoeslag
The rent benefit
69
De zorgtoeslag
The care benefit
70
Geld lenen
To lend, to loan
71
Rood staan
To be overdrawn
72
Terugbetalen
To pay back
73
Aanzienlijk
Significant
74
Behoorlijk
Sufficient
Decent
Fair
75
Flink
Substantial
76
Verschillen van
To differ in
77
Besteden aan
To spend on