Hfst 8 - Het nut van theorie Flashcards
Waarom hebben we theorieën nodig?
Theorie maakt dat we kunnen verklaren hoe de wereld werkt en kunnen voorspellen hoe de wereld in de toekomst zal werken en deze ook op zekere hoogte zullen kunnen controleren. Het waarheidsgehalte van een theorie moet dus zo hoog mogelijk zijn.
Klassieke opvatting over wetenschap
Klassiek opvatting over wetenschap:
* Observatie van de realiteit, eventueel met experimentele procedures en observatieapparatuur.
* Inductie van een theorie volgend op de observaties.
MAAR wat wij waarnemen is niet de realiteit, maar slechts een stukje daarvan! Bovendien is onze interpretatie van waarnemingen onderhevig aan biases, bvb attributiefout en confirmatieneiging.
Inductieprobleem
Om vast te kunnen stellen of een theorie juist is, zou men iedereen moeten
onderzoeken waarover die theorie een uitspraak doet. Popper, een kritisch rationalist stelde het zo sterk dat alle theorieën niet meer zijn dan onbewijsbare aannames over hoe de wereld werkt.
–> Daarom moet men telkens dmv deductie voorspellingen uit de theorieën afleiden en onderzoeken of die uitkomen. Zolang dat zo is, mag een theorie als aannemelijk, maar nooit als helemaal waar aangenomen worden.
Paradoxaal genoeg wordt zekerheid wel bereikt als de voorspelling niet blijkt te kloppen.
Theoriegeladen
De theorie als onbewijsbare aanname gaat dus altijd vooraf aan de waarneming. In die zin is dan ook alle waarneming theoriegeladen: er is al verwachting voor de realiteit waargenomen wordt.
Paradigma
Dogmatisch vasthouden aan een verzameling van basisprincipes, theorieën, methodes en technieken. (Kuhn)
Lakatos: onderzoeksprogramma –> maakte in de rol van wetenschapper onderscheid tussen de harde kers van basisaannames (wordt niet mee gemoeid) en een beschermgordel van theorieën waaraan de wetenschapper met een kritische houding sleutelt.
Incommensurabel
De verschillende benaderingen van de psychopathologie zijn allemaal gebaseerd op onbewijsbare aannames over hoe gedrag tot stand komt, er is dus geen objectieve maatstaf om ze met elkaar te vergelijken.
Metafysica
Omdat onderzoeksprogramma’s niet te beoordelen zijn op hun waarheidsgehalte, wordt naar metafysica gekeken: de ontologie van een onderzoeksprogramma
= filosofische beginselen die niet empirisch toetsbaar zijn, maar wel bepalend voor de inrichting van een onderzoeksprogramma.
Determinisme
De aanname dat alles bepaald wordt door de werking van causale mechanismen. Dit is de basisaanpak van de natuurwetenschappen en sociale wetenschappen proberen zich daaraan te spiegelen. De mens wordt principieel opgevat als een machine die handelt zonder dat het individu er zelf vat op heeft. Men zoekt oorzakelijke mechanismen van gedrag die kunnen verklaren waarom een individu gedrag laat zien, zonder dat bewust te willen.
Determinisme gaat samen met een bepaalde mate van reductionisme
= verklaringen voor fenomenen zijn herleidbaar tot onderliggende niveau’s.
Biologie en determinisme
De (neuro)biologische benadering is een combinatie van determinisme en reductionisme: men tracht psychologische fenomeen te verklaren ahv fysiologische mechanismen waarvan men denkt dat deze aan de basis liggen van die psychologische problemen.
–> Verstoringen moeten dan ook opgelost worden door ingrepen in die fysiologie. Dit is vaak het domein van de psychofarmaca die dan tracht de neurochemische huishouding op orde te brengen.
Leren en determinisme
De leertheoretische benadering leunt sterk op determinisme, maar is minder reductionistisch: men gaat ervan uit dat gedrag hoofdzakelijk aangeleerd is en dus niet verklaard wordt vanuit fysiologische mechanismen, maar wel vanuit omgevingsinvloeden. Causale relaties worden niet in het lichaam bestudeerd, maar in de interactie tussen lichaam en omgeving. Leidende principes zijn hierin de klassieke en operante conditionering.
–> Dit inzicht in de totstandkoming van gedrag geeft mogelijkheden aan de psychotherapie voor bijsturing via gedragstherapie en is met name effectief bij de behandeling van fobieën en van impulsstoornissen zoals obesitas, verslaving en obsessief-compulsief handelen.
Cognitie en determinisme
De cognitieve benadering gaat er niet van uit dat gedrag simpelweg voortkomt uit leren, maar onderzoekt ook hoe mensen informatie selecteren en verwerken. In die zin kan ze beschouwd worden als een precisering van de leertheorie en is ze dus ook deterministisch.
Gedrag wordt verklaard ahv de manier waarop informatie uit de omgeving wordt verwerkt mbv cognitieve schema’s.
–> Bij fouten in die schema’s ontstaat dan psychopathologie. Cognitieve gedragstherapie is niet enkel gericht op gedragsverandering, maar ook het herstellen van fouten in die schema’s. Ze is succesvol gebleken voor de behandeling van depressie, angststoornissen, psychoses, verslaving en obsessief-compulsief handelen.
Integratie van de biologische, leertheoretische en cognitieve benaderingen
Deze benaderingen overlappen op vele vlakken en zijn allemaal deterministisch, maar verschillen op vlak van de mate van reductionisme. Daarom wordt vaak gekozen voor integratieve therapie waarbij verschillende inzichten en behandelvormen gecombineerd worden ingezet.
Hermeneutische methode
De natuurwetenschappelijke benadering is volgens Dilthey (1983) niet toereikend om de mens te begrijpen omdat de mens een subject bezit wat altijd lokaal en historisch gesitueerd is en dus niet vatbaar is voor universele, natuurwetenschappelijke wetten. Hij stelt voor het onderzoeken van
die subjectieve positie de hermeneutische methode voor:
een invoelend begrijpen van wat zich afspeelt in de belevingswereld. Door een empathische houding kan men de ervaringen van een ander herbeleven om deze vervolgens binnen een sociaal-historische context te interpreteren en te komen tot een dieper begrip van de geestelijke wereld van een ander.
Psychoanalytische benadering en hermeneutiek
De psychoanalytische benadering gaat ervan uit dat gedrag gestuurd wordt door onbewuste oerdriften en innerlijke conflicten eerder dan feitelijke gebeurtenissen. Inzicht in de innerlijke wereld van een individu kan dus enkel ontstaan door zich in te leven in dat individu en de dubbelzinnigheden van diens uitingen te interpreteren.
Ondanks een deterministische grondslag is de psychoanalytische therapie dus interpretatief van aard: dubbelzinnige uitingen van de cliënt
(bvb dromen, versprekingen, creatieve handelingen,..) worden hermeunistisch geïnterpreteerd om te duiden hoe innerlijke conflictende cliënt verstoren in het dagelijkse leven. Men wil niet één mechanisme veranderen maar de totale persoonlijkheidsverandering.
–> eerder geschikt voor behandeling van algemene persoonlijkheidspathologie dan voor specifieke stoornissen.
Humanistische benadering en hermeneutiek
Ook de humanistische benadering heeft een heurmeunistisch karakter: de mens leeft in zijn eigen subjectieve belevingswereld en handelt van daaruit om zichzelf te verwezenlijken. Dit handelen is intentioneel (= voluntarisme).
–> Therapie is dan ook vooral gericht op ondersteuning van de cliënt bij
toekomstige zelfactualisatie, de therapeut is een empathische begeleider.