Hfst 13 - Angststoornissen Flashcards
Uit welke componenten bestaat een angstreactie?
- Cognitieve component van angst: het ervaren van een subjectief gevoel van angst.
- Gedragsmatige component van angst: fysiologische reacties, zoals een versnelde hartslag en ademhaling, verhoogde bloeddruk, vermindering van maag/darm activiteit en hormonale veranderingen zoals de toename van adrenaline en cortisol spiegels.
Fight-or-flight respons
Afhankelijk van de dreiging en de situatie kan het angstige individu
beslissen zich te verweren of te vluchten.
Waarin verschilt normale angst van pathologische angst?
Angst is een dimensioneel begrip en het onderscheid tussen normale angst en pathologische angst is niet scherp te trekken.
Onderscheidend voor pathologische angstreacties zijn de intensiteit, het soort gedrag en de duur en/of aard van de uitlokkende gebeurtenis. Wanneer bepaalde situaties worden vermeden spreekt
men met zekerheid van pathologische angst.
Wanneer spreekt men van een klinisch relevante angst of angststoornis?
Wanneer
* pathologische angsten iemand in het dagelijks functioneren belemmeren en/of
* iemand lijdt sterk onder deze reacties
Welke 4 kenmerken hebben de diverse angststoornissen met elkaar gemeen?
- Subjectief ervaren angst
- Fysiologische reacties
- Vermijdingsgedrag
- Irrationele gedachten
Ze verschillen van elkaar voor wat betreft de stimuli die de angstreacties oproepen.
Welke 10 verschillende typen angststoornissen zijn er?
- Separatieangststoornis
- Selectief-mutisme
- Specifieke fobie
- Sociale-angststoornis
- Paniekstoornis
- Agorafobie
- Gegeneraliseerde angststoornis
- Angststoornissen veroorzaakt door een middel
- Angststoornissen als gevolg van een somatische aandoening
- Overige (on)gespecificeerde angststoornissen
Separatieangststoornis
Extreme angst gescheiden te worden van degene aan wie men gehecht is, terwijl dit niet past bij de ontwikkelingsleeftijd. Wanneer zo’n scheiding
daadwerkelijk plaatsvindt, ontstaat een hevig angstreactie. Er is tegenzin of weigering om bij hechtingsfiguren weg te gaan, men kan hierover ook nachtmerries krijgen.
Wat zijn de DSM-5 kenmerken van de separatieangststoornis?
Om van een separatieangststoornis te spreken moet deze angst +6 maanden aanwezig zijn bij de volwassene en dient aan minstens 3 van onderstaande criteria voldaan te zijn:
* Steeds opnieuw extreem van streek zijn als een belangrijke persoon weggaat of wanneer verwacht wordt dat die zal weggaan.
* Extreme of aanhoudende angst voor het verliezen van belangrijke personen of bezorgdheid dat hen iets zal overkomen.
* Extreme of aanhoudende angst over het meemaken van een gebeurtenis die zou kunnen leiden tot de scheiding van een belangrijke persoon.
* Niet weg willen gaan van huis vanwege de angst voor scheiding van een belangrijk persoon.
* Extreme angst of tegenzin om alleen te zijn of zonder belangrijk persoon.
* Niet ergens anders dan thuis willen slapen zonder die belangrijke persoon.
* Lichamelijke klachten wanneer men gescheiden is van een belangrijk persoon of wanneer dit verwacht wordt.
Selectief mutisme
Men spreekt van selectief mutisme wanneer iemand gedurende meer dan een maand consequent niet kan spreken in sociale situaties waarin dat wel vereist is, terwijl de persoon wel in staat is te spreken in andere situaties.
De klachten ontstaan meestal voor het 5e levensjaar, maar komen vaak tot uiting wanneer het kind naar de lagere school gaat. De stoornis is zeldzaam, zeker bij volwassenen.
Waarom is selectief mutisme onder angststoornissen opgenomen?
Hoewel in de criteria geen angst voorkomt, gaat de stoornis vaak gepaard met sociale angstklachten.
Specifieke fobie
Men spreekt van een specifieke fobie wanneer er een duidelijke en aanhoudende (+6 maanden) buitenproportionele angst is voor een bepaald object of situatie. Blootstelling aan het gevreesde object of situatie leidt tot een angstreactie en wordt dan ook zo veel mogelijk vermeden.
Welke 5 subcategorieën van specifieke fobieën worden in de DSM-5 onderscheiden?
- Fobie voor dieren.
- Fobie voor natuurverschijnselen (onweer, hoogte, water,..).
- Fobie voor bloed-injectie-verwonding.
- Fobie voor situaties (bvb tunnels, liften, vliegen,..).
- Overige fobieën (bvb situaties die kunnen leiden tot stikken of overgeven).
Kenmerken van een specifieke fobie
- Angst voor een specifiek object of situatie.
- Het object of de situatie roept vrijwel altijd onmiddellijk angst op.
- Het object of de situatie wordt bewust vermeden of met spanning doorstaan.
- De angst staat niet in verhouding tot het werkelijke gevaar.
- De angst is persistent en 6+ maanden aanwezig.
Sociale angsstoornis
Is een hardnekkige angst voor, of het vermijden van sociale contacten of situaties waarin de kans bestaat beoordeeld te worden. De persoon is bang om zich zodanig te gedragen dat de angstsymptomen zichtbaar worden (bvb blozen, zweten,..) zodat hij negatief beoordeeld wordt. Deze angst kan algemeen zijn of ‘performance only’ (bvb spreken in het openbaar, sollicitaties,..).
Wanneer spreekt men van “performance only”?
Wanneer iemand angst heeft om te spreken of op te treden in het openbaar
Kenmerken sociale angststoornis
- Angst voor sociale situaties waarin men kritisch beoordeeld kan worden.
- Men vreest een negatief oordeel over het eigen gedrag of de angstsymptomen.
- De sociale situaties roepen bijna altijd angst op.
- De sociale situaties worden vermeden of met spanning doorstaan.
- De angst staat niet in verhouding tot het werkelijke gevaar.
- De angst is persistent en +6 maanden aanwezig.
Wat zijn paniekaanvallen?
Paniekaanvallen worden gedefinieerd als een abrupte golf van intense angst of ongemak die binnen enkele minuten een piek bereikt en gepaard gaat met minstens vier fysieke en cognitieve symptomen als
- hartkloppingen
- transpireren
- trillen of beven
- gevoel van verstikking
- het gevoel naar adem te snakken
- pijn op de borst
- misselijk of maag/buikklachten
- duielig, onvast, licht in het hoofd
- koude rillingen of opvliegers
- verdoofd of tintelend gevoel
- derealisatie (gevoel van ondewerkelijkheid) of depersonalisatie (van zichzelf los staan)
- angst om ‘gek te worden’
- anst voor de dood
Kenmerken van een paniekstoornis
- Steeds terugkerende en onverwachte paniekaanvallen
- Minstens één van de aanvallen is gevolgd door minimaal een maand waarin men aanhoudend bezorgd is over nieuwe paniekaanvallen en/of zich significant anders gedraagt
Wat is anticipatieangst?
Wanneer iemand een paniekaanval heeft en gedurende minimaal een maand bang is voor een nieuwe aanval. Zij passen hun gedrag aan om de kans op nieuwe aanval zo klein mogelijk te houden.
Kenmerken van agorafobie
- Intense angst voor minstens 2 van volgende situaties:
– Reizen met openbaar vervoer.
– In een afgesloten ruimte zijn.
– In een rij of menigte staan.
– Alleen buiten zijn. - Men vreest deze situaties omdat ontsnappen moeilijk lijkt en hulp niet beschikbaar is moest men in paniek geraken of omdat men zich schaamtelijk zou gedragen.
- De betreffende situaties roepen bijna altijd angst op.
- De betreffende situaties worden vermeden of enkel in gezelschap ondergaan.
- De angst is persistent en +6 maanden aanwezig.
Kenmerken van gegeneraliseerde-angststoornis
- Extremen angst en bezorgdheid (piekeren) over een aantal gebeurtenissen of activiteiten die moeilijk onder controle te houden zijn.
- Minstens 3 van onderstaande kenmerken waren de afgelopen 6 maanden overwegend wel dan niet aanwezig:
– rusteloosheid
– vermoeidheid
– concentratieproblemen
– prikkelbaarheid
– spierspanning
– slaapproblemen
Kenmerken van gegeneraliseerde-angststoornis
- Extremen angst en bezorgdheid (piekeren) over een aantal gebeurtenissen of activiteiten die moeilijk onder controle te houden zijn.
- Minstens 3 van onderstaande kenmerken waren de afgelopen 6 maanden overwegend wel dan niet aanwezig:
– rusteloosheid
– vermoeidheid
– concentratieproblemen
– prikkelbaarheid
– spierspanning
– slaapproblemen
Prevalentie angststoornissen
- Angststoornissen behoren tot de meest voorkomende en meest beperkende psychische stoornissen en zijn vaak chronisch van aard
–> ze hebben invloed hebben op zowel het interpersoonlijk als het
beroepsmatig functioneren. - Lifetime prevalentie in Nederland: 19,6%, terwijl de éénjaarsprevalentie 10,1% bedraagt.
- Ongeveer 2x zoveel vrouwen als mannen ontwikkelen ooit een angststoornis.
- Bij volwassenen komt de sociale angststoornis het vaakst voor.