Hfst 16 - Slapen en waken en slaapstoornissen Flashcards
Door welke twee neurobiologische processen wordt de regeling van slapen en waken gestuurd?
- Homeostatistische proces
- Circadiaan proces
Homeostatische proces
De energie investering die nodig is om wakker en actief te blijven genereert afvalstoffen die zich in de loop van de waakperiode ophopen en tijdens de slaap worden opgeruimd.
Dit homeostatisch proces wordt beschreven in termen van ‘slaapfactor’ of
slaapstof: hoe hoger de concentratie ervan, hoe sterker de slaapdruk.
Circadiaan proces
Ritmisch proces van 24 uur dat wordt gestuurd door een aan de hersenbasis
gelegen biologische klok die de timing coördineert van fysiologische processen in vele organen van het lichaam.
Wat is de juiste volgorde van een slaapritme?
- In de loop van de dag stijgt de slaapfactor geleidelijk, terwijl het circadiane slaperigheidsritme daalt.
- In de namiddag bereikt het slaperigheidsritme zijn laagst punt en stijgt dan geleidelijk, terwijl de slaapfactor blijft toenemen.
- In de loop van de slaap neemt de slaapdruk geleidelijk af, terwijl het nog stijgende slaperigheidsritme ervoor zorgt dat een stabiele slaaptoestand gehandhaafd wordt.
- In de vroege ochtend begint het slaperigheidsritme te dalen en neemt de kans op ontwaken toe.
Wat neemt in het onderzoek en diagnostiek naar slaap en slaapproblemen een belangrijke plaatst in?
Metingen van de hersenactiviteit (Elektro-encefalogram, EEG)
Waarmee worden oogbewegingen, spierspanningen en hartslag geregistreerd tijdens de analyse van het slaappatroon?
- Oogbeweging: Elektro-oculogram, EOG
- Spierbeweging: Elektromyogram, EMG
- Hartslag: Elektrocardiogram, ECG
Polysomnogram
Het totaal aantal registraties voor de analyse van het slaappatroon:
- hersenactiviteit
- oogbeweging
- spierbeweging
- hartslag
- nasale en orale luchtstroom
- borst en buikademhaling
- beenbewegingen
- zuurstofverzadiging
Wat zijn de vier slaapstadia?
- Stadium 1 kenmerkt de geleidelijke overgang van waken naar slapen.
- Stadium 2, samen met stadium 1 de lichte slaap genoemd: komt het meest voor en wordt gekenmerkt door specifieke golfpatronen. Deze slaapspoelen vormen een indicatie dat geleiding van prikkels naar het brein geremd wordt.
- Slaapstadia 3 en 4 vormen de diepe slaap, vanwege de trage, grote EEGgolven (delta) ook wel aangeduid als slow-wave sleep –> sleep inertia
Sleep inertia
Men is moeilijk te wekken en en moest dit toch lukken, dan is men nog enige tijd gedesoriënteerd en presteert men suboptimaal.
REM slaap
Tijdens REM slaap is er een sterke vermindering van spierspanning en een grote toename van variabiliteit in het autonome zenuwstelsel (grote
schommelingen in hartslag en bloeddruk).
Het niveau van cerebrale stofwisseling benadert dat van een waaktoestand.
Wordt men tijdens de REM slaap gewekt, dan kan men vaak verslag doen van visueel gekleurde dromen.
Welk patroon volgt de hypnogram of slaappatroon?
- Inslaaplatentie meestal korter dan 30 minuten.
- Vrij korte periodes van stadia 1 en 2 (lichte slaap).
- Lange periode van diepe slaap, vooral stadium 4 aan het begin van de nacht.
- Eerste REM periode ongeveer 1 uur na inslapen, gemiddelde duur van 5 minuten. Deze REM episodes treden ongeveer elk anderhalf uur op, met een duur die toeneemt tot 25 minuten aan het eind van de nacht.
- Ongeveer 4-5 REM/non-REM cycli per nacht. Aan het begin van de nacht wisselen REM en diepe slaap elkaar af, later is dat REM en lichte slaap.
- Tegen de ochtend maakt stadium 4 plaats voor stadium 3, dan weer lichte slaap en stadium 2.
Wat neemt bij het stijgen van de leeftijd in slaap toe?
Korte perioden van ontwaken, microarousals nemen in frequentie toe.
Wat is verschil tussen dag- en nachtslaap?
Een dagslaap heeft eenzelfde begin als de nachtslaap, maar de periode diepe slaap wordt eerder afgebroken en direct gevolgd door een lange periode REM-slaap. Dit is het gevolg van het verschil in aansturing van diepe slaap versus REM-slaap:
* Diepe slaap treedt altijd vrij snel na het begin van slaap op, ongeacht tijdstip
* REM-slaap wordt gestuurd door de biologische klok, zodanig dat de REM-druk het grootst is in de vroege ochtend.
–> Hierdoor is er een competitie tussen diepe slaap en REM-slaap, waarschijnlijk ten koste van de kwaliteit van de dagslaap.
De duur van de dagslaap is ongeveer 2 uur korter dan die van de nachtslaap omdat de normale synchronisatie van het homeostatische en het circadiane proces is verstoord.
Wat is het onderscheid tussen ochtend- en avondmensen?
De biologische klok van avondmensen is 2 uur vertraagd (50% daarvan is genetisch bepaald).
Wat zijn de 4 kenmerken van een jetlag?
- Vermoeidheid
- Geheugenzwakte
- Slaapproblemen
- Slecht functioneren
. Hoe wordt een slaapanamnese afgenomen?
Aan de hand van een gestructureerde vragenlijst, eventueel aangevuld met specifieke vragenlijsten en/of meerdaagse registratie van verschillende fysiologische variabelen.
Welke aspecten zijn belangrijk in de slaapamnese?
- Slaapklacht: Welke is de klacht en hoe lang houdt deze aan? Met een actometer kan man een sterk vereenvoudig slaapprofiel verkrijgen.
- Slaap/waak schema: vaak bij te houden via dagboekje.
- Voorgeschiedenis: omstandigheden van ontstaan slaapproblemen? Eerdere behandelingen?
- Slaapcondities of slaaphygiëne: slaaprituelen? Wat bepaalt de keuze voor slaaptijd? Is het bed comfortabel? Is er en TV in de kamer,…
- Levensstijl: werkritme? Fysieke belasting? Koffie, alcohol? ..
- Medische status: gezondheid? Ziektes? (Slaap)medicatie + afhankelijkheid,..
- Psychologische status: bij voorkeur bepaald met gevalideerde vragenlijsten? Is men eerder in behandeling geweest bij psycholoog of psychiater? ..
Actometer
Een bewegingsmeter ter grootte van een horloge aan de niet schrijvende hand die polsbewegingen registreert om slaap/waak te onderscheiden.
Welke 5 hoofdcategorieën slaapstoornissen kent de DSM-5?
- Insomniastoornis
- Hypersomnolentiestoornis
- Narcolepsie
- Ademhalingsgerelateerde stoornissen, met o.a.:
– obstructieve-slaapapneu
– hypoapneusyndroom
– centrale-slaapapneusyndroom
– slaapgerelateerde hypoventilatie
– circadianeritme slaap-waakstoornis - Parasomnia’s, met o.a.
– non-REM-slaap-aurousalstoornissen
– nachtmerriestoornis
– REM-slaapgedragsstoornis
– rustelozebenensyndroom
– slaapstoornis door een middel of medicatie
Insomniastoornis
Slechte kwaliteit van de slaap, ondanks voldoende tijd en gelegenheid om te slapen. Deze klachten hebben betrekking op moeite met inslapen, te vroeg ontwaken of meerdere langdurige slaaponderbrekingen.
Dit beïnvloedt het functioneren overdag, bvb hoofdpijn, vermoeidheid,.. en de mate van disfunctioneren wordt gezien als een graadmeter voor de ernst van de insomniastoornis.
Wat spreekt men volgens de DSM van een insomniastoornis?
- Ontevredenheid over hoeveelheid of kwaliteit van de slaap en minstens 1 van volgende:
– Moeilijk inslapen >30 minuten.
– Moeite met doorslapen >30 minuten wakker.
– Vroeg en vaak wakker worden, totale slaapduur <6,5 uur. - Cognitief, sociaal en beroepsmatig minder goed dan normaal functioneren.
- Klachten zijn minstens 3 maanden aanwezig op minstens 3 nachten per week en treden niet op omdat er te weinig gelegenheid is om te slapen.
Van welke andere stoornissen is naast insomniastoornis vaak sprake?
Insomnia heeft een hoge comorbiditeit met angst en stemmingsproblematieken.
Psychofysiologishe insomnia
Waneer men angst ontwikkelt voor het slaapproces en van tevoren piekert over de mogelijke negatieve effecten van een slechte nacht.
Dit is een geconditioneerde vorm van insomnia waarbij de slaapkracht gepaard gaat met afwijkingen in het fysiologisch slaap patroon.
Er zijn sterke aanwijzingen dat hoge scores op persoonlijkheidskenmerken zoals neiging tot piekeren, perfectionisme, stressgevoeligheid en gesomatiseerde spanning voorspellers zijn voor een grote kwetsbaarheid voor een chronische slaapstoornis.
Welke prikkels zorgen voor een inslaap- en waakreactie (stimulus-controle)?
- Het slaapritueel
- In bed liggen
- De ogen sluiten
- De wekker voor het waken
Waar ontstaan inslaapproblemen door?
Inslaapproblemen zijn het gevolg van:
* foutieve stimulus-controle
* ontbreken van een effectieve slaapprikkel, of
* associatie van de slaapprikkel met een waakactie
Waaruit bestaat de behandeling gebaseerd op stimulus-controle?
- Slaaprestrictie (doel = slaapdruk verhogen)
- Slaapefficiëntie verhogen
Hypersomnolentie
Een bovenmatige slaperigheid overdag.
De term dekt klachten voor
- een ongebruikelijk lange slaapduur die niet verkwikkend is
- grote moeite met wakker worden en een verhoogde slaapdruk tijdens het wakker zijn
- onbedoelde dutjes
- automatisch gedrag
- slaapinertie (slaapdronkenheid), verminderde alertheid en minder presteren na ontwaken uit de hoofdslaap of een dutje.