Hfst 7 - systeembenadering van psychopathologie Flashcards

1
Q

Systeembenadering

A

Gaat uit van de interacties van de sociale omgeving met het individu.
Mensen die psychopathologisch gedrag vertonen, moeten dus niet als losstaande individuen behandeld worden, maar dienen ook het effect van het gedrag op andere, de reacties van anderen en de context van het gedrag in de analyse betrokken te worden.

–> De systeembenadering is een paraplubegrip geworden voor theorieën en therapieën waarbij veel aandacht is voor intermenselijke processen. Hieronder vallen dan alle behandelvormen waarbij niet enkel het individu, maar ook de partner, het gezin of andere mensen betrokken zijn, zoals bvb
relatietherapie. De interventies kunnen zowel op relationele processen als individuen gericht zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Systeemtheorie

A

een systeem is een samenhangend geheel van objecten en de relaties tussen die objecten. Er is altijd sprake van wederzijdse beïnvloeding, zowel in biologische processen, psychologische stoornissen als relaties tussen individuen,..
Deze theorie ontstond als reactie op het reductionisme dat een eenduidige relatie veronderstelde tussen oorzaak en gevolg.

De eerste systeembenaderingen vonden hun oorsprong in de klinische praktijk, waar men merkte dat na behandeling van het ene soms een ander gezinslid problemen kreeg (patiëntsubstitutie), of dat een thuisgekeerde patiënt al snel weer gestoord gedrag vertoonde bij terugkeer in het gezin. –> Men ging daarom de gezinsleden betrekken in de therapie. Het individu is immers een deel van een gezinssysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Systemen en subsystemen

A

Een complex systeem kan nooit helemaal begrepen worden door alleen de afzonderlijke delen te bestuderen, het geheel is meer dan de som der delen. Kenmerkend is dat een verandering in een deel van het systeem, of in de relatie tussen twee delen een invloed heeft op het functioneren van andere delen en van het systeem in zijn geheel. Er is ook uitwisseling met de omgeving.

Een systeem bestaat uit subsystemen en is tegelijkertijd deel van grotere systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Circulaire causaliteit

A

Het is onmogelijk te zeggen dat in een systeem A de oorzaak is voor B, want in bvb een gezin zal ieders gedrag van invloed zijn op het gedrag van anderen. –> A is dus zowel oorzaak als gevolg van B, oftewel circulaire causaliteit
(bvb vrouw zeurt omdat man lui is, maar man is lui omdat vrouw zeurt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Homeostase en verandering

A

Er zijn impliciete regels in een gezin die bepalen hoe gezinsleden met elkaar omgaan. Zoals elk systeem streeft ook een gezin ernaar om deze patronen constant te houden. Ondanks een steeds veranderende omgeving en veranderingen in individuele gezinsleden, vertoont een gezinssysteem een zeker evenwicht = homeostase.
Als externe factoren of het gedrag van een gezinslid dit interne evenwicht dreigt te verstoren, treden homeostatische mechanismen in werking om dit te evenwicht te herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Feedbackprocessen

A

Binnen in het systeem en tussen het systeem en de omgeving wordt voortdurend informatie uitgewisseld via circulaire informatieketens of feedbackprocessen, die veranderingen in het systeem kunnen stimuleren (positieve feedback) of afremmen (negatieve feedback).
Positief en negatief zeggen hier niets over het effect, want dat kan in beide gevallen zowel constructief als destructief zijn.

  • Positieve feedbackprocessen zijn veranderingsgericht en bevorderen afwijking van het bestaande evenwicht van het gezin (bvb huwelijk, werkloosheid, baby,..). Deze verandering kan blijvend zijn of teruggedraaid worden door negatieve feedbackprocessen.
  • Negatieve feedbackprocessen remmen veranderingsprocessen af en leiden tot het behoud of herstel van de status quo.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Equifinaliteit

A

Een bepaald verschijnsel kan het gevolg zijn van heel verschillende begintoestand.
(bvb opstandig kind door autoritaire of te vrije opvoedingsstijl).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Equipotentialiteit

A

Een bepaalde begintoestand kan tot verschillende eindtoestanden leiden. (bvb een autoritaire opvoedingsstijl kan zowel tot een opstandig als een plichtbewust kind leiden.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De communicatietheoretische benadering

A

Zij zien het gezin vooral als een communicatief systeem en psychische stoornissen en andere probleemgedragingen komen volgens hen voort uit disfunctionele communicatiepatronen in het gezin.
In therapie kan men dan die ziekmakende processen veranderen om gezinsproblemen of individuele psychische stoornissen te behandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zender, boodschap en ontvanger

A

Binnen de communicatietheorie zijn ‘communicatie’ (verbale en non-verbale uitwisseling van informatie) en ‘gedrag’ min of meer synoniemen.

  • Boodschap: een afzonderlijke communicatieve uiting.
  • Zender: degene die de boodschap overbrengt.
  • Ontvanger: degene aan wie de boodschap gericht is.
  • Interactie: reeks boodschappen die tussen mensen worden uitgewisseld.

De communicatietheorie gaat vooral over communicatie in zogenoemde ‘voortdurende interactie systemen’: langdurige betrekkingen die voor alle betrokken partijen belangrijk zijn. In duurzame relaties manifesteren pathologische communicatievormen zich het duidelijkst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 algemene principes over menselijke communicatie geformuleerd vanuit de communicatietheorie

A
  1. Alle gedrag is communicatie: het is onmogelijk om niet te communiceren en men kan niet niet-reageren.
  2. Inhoud- en betrekkingsniveau: communicatie is een gelaagd verschijnsel. De inhoud van een boodschap wordt meestal in woorden gebracht. Het betrekkingsniveau of relatieaspect gaat over de manier waarop een boodschap moet worden opgevat en over de relatie tussen zender en ontvanger (toon, houding, gebaren, gezichts-uitdrukking, context..).
    In disfunctionele relaties is er een constante strijd om de aard van de onderlinge relatie en zal de inhoud van een boodschap steeds minder belangrijk worden. Mensen vechten dan vaak iets uit op inhoudsniveau terwijl ze het eigenlijk op betrekkingsniveau oneens zijn.
  3. Interpunctie: het aanbrengen van ‘leestekens’ in de communicatiestroom. Hoewel communicatie een circulair proces is, zijn mensen geneigd in termen van oorzaak-gevolg te denken.
    –> Verschil van mening over oorzaak en gevolg (interpunctie-problematiek) vormt de bron voor veel conflicten (bvb ‘ik zeg weinig omdat jij veel praat’ vs ‘ik praat veel omdat jij niks zegt’). Een verschillende interpunctie leidt tot verschillende opvattingen van de werkelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De communicatietheorie onderscheidt verschillende interactiepatronen

A
  • Symmetrisch interactiepatroon: betrokkenen nemen gelijke posities in en delen gelijksoortige boodschappen. Ze hebben een gelijke status en streven naar zo gering mogelijke onderlinge verschillen. Op betrekkingsniveau geven ze aan net zo goed, competent,.. te zijn als de ander.
    Pathologische vorm: gevaar van wedijver en escalerende machtsstrijd.
  • Complementair interactiepatroon: gebaseerd op ongelijkheid: betrokkenen in verschillende posities en vertonen elkaar aanvullende gedragingen. Het gedrag van de ene veronderstelt het gedrag van de ander en verschaft daar tegelijkertijd motivatie voor. Een complementaire relatie heeft een leidende en volgzame partner, zonder dat dit synoniem is voor sterk of zwak.
    Pathologische vorm: risico op verstarring
  • Parallelle relaties: beide interactiepatronen komen voort in gezonde betrekkingen tussen dezelfde mensen, soms interageren ze symmetrisch, soms complementair.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Congruente communicatie

A

Wanneer de via diverse kanalen ontvangen informatie geen ernstige
tegenstrijdigheden bevat, is de bedoeling van de zender dikwijls zonder moeite vast te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Incongruente communicatie

A

Discrepanties binnen of tussen diverse communicatiekanalen. Dit soort tegenstrijdigheden spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van problemen in relaties en gezinnen.
Een tegenstrijdigheid tussen verschillende communicatiekanalen kan zijn door met een verveeld gezicht te zeggen dat je van iemand houdt.

Een bijzondere vorm van strijdige informatie binnen één communicatiekanaal doet zich voor wanneer de ene ouder tegenover de kinderen ontkracht wat de andere ouder naar voren heeft gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Paradoxale communicatie

A

Paradoxale communicatie in gezinnen en relaties kan schadelijke gevolgen hebben, bvb een gebod dat opgevolgd moet worden, maar juist niet moet opgevolgd worden om te kunnen worden opgevolgd.
Bvb ‘wees spontaan!’: het is onmogelijk spontaan te zijn als het opgelegd wordt, men kan dus noch gehoorzamen, noch niet gehoorzamen.

Paradoxale boodschappen komen vaak voor in conflicten tussen partners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dubbele binding

A

Paradoxale communicatie vormt ook de kern van het interactiepatroon dat Bateson (°1956) acht verantwoordelijk te zijn voor het ontstaan van schizofrenie, maar intussen weerlegd is: de dubbele binding, deze heeft 3 essentiële kenmerken:
* Twee of meer mensen hebben een relatie die voor minstens één van hen belangrijk is.
* Er moet sprake zijn van een paradoxale boodschap, zoals een gebod dat overtreden moet worden om opgevolgd te worden.
* De ontvanger van de boodschap kan zich niet onttrekken aan de situatie of commentaar leveren op de paradox, bvb vanwege een ondergeschikte positie.

17
Q

Expressed emotion (EE)

A

Maat voor de hoeveelheid kritiek, vijandigheid en emotionele onbetrokkenheid die door gezinsleden wordt geuit. Er is een verband aangetoond tussen de mate van expressed emotion en de kans op terugval bij een gezinslid met en psychische stoornis.

18
Q

De structurele benadering

A

Salvador Minuchin is de belangrijkste grondlegger van de structurele gezinstherapie. Hij werkte met delinquente jongeren uit achtergestelde buurten en merkte dat zij vaak hervielen bij terugkeer in hun gezin. Hij ontwikkelde daarom een therapeutisch programma voor het hele gezin waarin het gezin opgevat wordt als een voortdurend veranderend sociaal systeem met twee hoofdtaken:
* het waarborgen van de continuïteit van het gezinssysteem
* het bevorderen van de ontwikkeling van de individuele gezinsleden.

Hoewel hij aanvankelijk vooral aandacht toonde voor het huidige functioneren van het gezin, kreeg hij later ook meer oog voor het verleden ervan.

19
Q

Gezinsstructuur

A

Impliciete gedragsregels die ten grondslag liggen aan de interactiepatronen in het gezin. De gezinsstructuur bepaalt welke gedragsalternatieven mogelijk zijn voor de verschillende gezinsleden.

20
Q

Gezinsfuncties

A

Het gezinssysteem bestaat uit een aantal subsystemen: partners, ouders, kinderen,.. Elk subsysteem oefent specifieke functies of taken uit.
Ze kunnen ook gevormd worden obv leeftijd, sekse, interesse,.. elk gezinslid maakt deel uit van verschillende subsystemen in en buiten het gezin. Een subsysteem stelt eisen aan zijn leden en biedt een zekere bescherming voor inmenging van andere subsystemen. Om zijn functie goed uit te oefenen, moet een subsysteem duidelijke grenzen hebben.

21
Q

Gezinsgrenzen

A

In een goed functionerend gezin zijn de grenzen tussen de subsystemen in het gezin en met de buitenwereld duidelijk en flexibel.

22
Q

Associatie

A

Wanneer twee of meer gezinsleden een subsysteem vormen voor het realiseren van een gemeenschappelijk doel.

23
Q

Coalitie

A

Wanneer een front gevormd wordt tegen een of meer andere gezinsleden. Coalities hebben vooral negatieve gevolgen als zij door generationele subsystemen heen worden gevormd en rigide zijn.

24
Q

Hiërarchie en het leidinggevend subsysteem

A

Voor een goed functionerend gezin is het essentieel dat het subsysteem van de ouders in staat is zijn leidinggevende functie te vervullen en dat die duidelijke hiërarchie door de gezinsleden wordt geaccepteerd.

25
Q

Minuchin benoemde 3 patronen waarbij spanningen en conflicten in het oudersubsysteem door een kind te betrekken

A
  • Triangulatie: beide ouders verlangen dat het kind hun kant kiest en de andere ouder afwijst.
  • Bliksemafleider: een kind fungeert als afleiding van spanningen tussen de ouders om zo de illusie van een harmonieuze relatie in stand te houden. De ouders zijn gelijk boos op het kind of verenigen zich in hun bezorgdheid om het kind.
  • Stabiele coalitie: wanneer langdurige of frequente conflicten ervoor zorgen dat een ouder met een kind gaat samenspannen tegen de andere ouder.
26
Q

Hulpouder of adjudant

A

Als (vooral in éénoudergezinnen) opvoedingstaken worden overgedragen
aan een kind.
Dit kan problematisch worden wanneer het kind de taken niet aankan of wanneer het gezag niet expliciet werd gedelegeerd, maar de ouders zich hebben teruggetrokken en het kind beslissingen moet gaan nemen –> Het kind kan overbelast raken en problemen ontwikkelen.
Het gezinsfunctioneren kan ook ondermijnd geraken als de adjudant te veel macht krijgt en de ouders belemmerd worden in hun leidinggevende taak.

27
Q

De structurele benadering onderscheidt 2 extreme gezinsstructuren die tot problemen kunnen leiden

A
  • Kluwengezin: de grenzen tussen de subsystemen zijn vervaagd en er is een rigide grens tussen het gezin en de buitenwereld.
    –> Het gevoel van samenhorigheid kan ten koste gaan van de zelfstandigheid van de individuele gezinsleden.
  • Los-zand gezin: er zijn zeer starre grenzen tussen de gezinsleden, maar de grens naar de buitenwereld is vervaagd. De gezinsleden communiceren weinig en zijn afstandelijk. Het individu heeft veel vrijheden: ieder gaat zijn eigen gang.

De structurele benadering ziet gezinsstructuren niet als oorzaak van pathologie bij een gezinslid, maar veronderstelt een wisselwerking: het gezinsfunctioneren kan bijdragen aan het voortduren van een psychische stoornis, terwijl de stoornis veel invloed heeft op het (dis)functioneren van het gezin.

28
Q

Integratieve benaderingen

A

Tegenwoordig worden in de psychotherapie steeds vaker onderdelen uit verschillende stromingen gecombineerd, de grenzen vervagen. Binnen de systeembenadering is inmiddels een groot aantal integratieve behandelprogramma’s ontwikkeld, vooral voor de behandeling van gezinnen van jongeren met gedrags- of verslavingsproblematieken.

29
Q

Multisystemische therapie (MST)

A

een interventiemodel dat vooral wordt toegepast bij (delinquente)
jongeren met gedragsproblemen, hun gezinnen en hun bredere sociale omgeving.
Aan dit systeem ligt het sociaalecologische model van Bronfenbrenner ten gronde, waarin probleemgedrag meervoudig wordt verklaard door factoren op niveau van het individu, het gezin, leeftijdsgenoten, de school en de buurt. Het gezin wordt gezien als het primaire middel voor veranderingen.

Deze therapie is succesvol gebleken in het terugdringen van criminele activiteiten, middelenmisbruik en emotionele en gedragsproblemen bij gedragsgestoorde jongeren.

30
Q

Functionele gezinstherapie (FFT)

A

Een veel toegepaste evidence-based gezinsbehandeling voor antisociaal gedrag. De nadruk ligt meer op het gezin en de relaties tussen gezinsleden dan op de omgeving daarbuiten. De behandeling is erop gericht disfunctionele gedragspatronen in het gezin te vervangen door nieuwe gedragspatronen en vooral effectief gebleken bij gezinnen van adolescenten die ernstig anti-sociaal delinquent gedrag vertonen. Niet het probleemgedrag, maar de relaties staan centraal. De behandeling bestaat uit 3 fases:
1. Betrokkenheid en motivatie: opbouwen van relatie therapeut met gezinsleden, reduceren van negatieve interacties, ontwikkelen van een (gedeelde) gezinsvisie op de bestaande problemen. Hoop en positieve verwachtingen opwekken, elk gezinslid moet actief willen meewerken.
Reframing of herkadering kan hierbij nuttig zijn: het op een positieve manier herdefiniëren van negatieve emoties, cognities, gedragingen en gebeurtenissen.
2. Gedragsverandering: met (cognitief) gedragstherapeutische interventies worden nieuwe interactiepatronen in het gezin tot stand gebracht. Deze fase is gericht op het veranderen van (risico) gedrag op individueel en gezinsniveau. De gezinsleden leren vaardigheden (bvb via rollenspellen) om hun taken binnen het gezin beter te vervullen.
3. Generalisatie: consolidatie en uitbreiding van de gedragsverandering naar andere contexten.

31
Q

Ontwikkelingen in theorie, praktijk en onderzoek: toegenomen aandacht voor onderzoek

A
  • Tegenwoordig beschikt men over een uitgebreid instrumentarium voor het meten van gezinsvariabelen, wat mogelijk maakt om de effectiviteit van behandelingen na te gaan. Het meeste effectonderzoek naar systeembehandelingen heeft betrekking op gezinnen waarbij een kind
    of jongere werd aangemeld als cliënt. Bij gezinnen met een kind dat verslavingsproblematiek en/of delinquent gedrag vertoont werd de effectiviteit van systeembehandelingen aangetoond.
  • Verder zijn er effectieve systeembehandelingen ontwikkeld voor emotionele problemen, slaap-, eet- en hechtingsproblemen, kindermishandeling en -verwaarlozing, eetstoornissen en psychoses bij jeugdigen.
  • Bij volwassenen blijken systeembenaderingen effectief bij gezinnen of paren met relatieproblemen,psychoseksuele problemen, huiselijk geweld, angst- en stemmingsstoornissen, alcoholmisbruik, schizofrenie en chronische lichamelijke aandoening zoals hartziekte, chronische pijn of dementie.
  • Het onderzoek wordt in de praktijk echter nog te weinig toegepast.
32
Q

Ontwikkelingen in theorie, praktijk en onderzoek: meer dan in interacties

A

Aanvankelijk stelden gezinstherapeuten hun diagnose op basis van een gezinssysteem en niet op basis van een individueel gezinslid en richten zij hun interventie vooral op destructieve interacties. Die eenzijdige nadruk zorgde voor veel kritiek.

Inmiddels zijn tal van relatie- en gezinstherapieën ontwikkeld met daarbinnen onderdelen voor de behandeling van psychische stoornissen van een individueel gezinslid.
Baucom ontwikkelde een model met 3 soorten paargerichte interventies voor de behandeling van psychopathologie:
* Interventies waarbij de partner de cliënt assisteert bij het doorvoeren van belangrijke gedragsveranderingen.
* Stoornisspecifieke interventies.
* Relatietherapeutische interventies.