Hfst 15 - Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen Flashcards

1
Q

Wanneer is de classificatie somatisch-symptoomstoornis van toepassing?

A

Is enkel van toepassing als de betrokkene ten minste 6 maanden klachten heeft.
Niet de lichamelijke klachten zelf vormen het onderscheidende kenmerk van veel mensen met deze stoornis, maar eerder de manier waarop zij deze klachten ervaren en tonen.

Kenmerken van de somatisch-symptoomstoornis:
* Lichamelijke klachten die de betrokkene beperken.
* Extreme gedachten, gevoelens of gedragingen die samenhangen met de lichamelijke klachten of met zorgen hierover, bvb aanhoudende disproportionele ideeën over de ernst van klachten, extreme, aanhoudende ongerustheid over de klachten (of gezondheid), extreem veel tijd en energie besteden aan klachten en zorgen.
* Het hebben van klachten is continu, hoewel de specifieke klachten kunnen wisselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt een ziekteangststoornis gekenmerkt?

A
  • Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte.
  • Er zijn geen of slechts milde lichamelijke klachten. Indien er sprake is van een somatische aandoening of aanleg hiervoor, dan is de preoccupatie buitenproportioneel.
  • Veel angst en zorg over de eigen gezondheid.
  • Extreem gericht zijn op de controle van de gezondheid of op het vermijden van ziekenhuizen.
  • De preoccupatie is minstens 6 maanden aanwezig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreken we van een conversiestoornis?

A

Er treden veranderingen op in willekeurige motorische of sensorische
functies die geen gevolg zijn van neurologische of andere somatische aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de diagnose psychische factoren die somatische aandoeningen
beïnvloeden
gekenmerkt?

A

Een somatische aandoening (dus geen psychische stoornis) die negatief wordtbeïnvloedt door psychische factoren. Dat kan zich op verschillende manieren voordoen:
1. De psychische factoren hebben het ziektebeloop beïnvloed.
2. De psychische factoren hebben invloed op de behandeling van de aandoening.
3. De psychische factoren leiden tot extra gezondheidsrisico’s.
4. De psychische factoren hebben invloed op andere lichaamsfuncties waardoor er symptomen ontstaan of erger worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kenmerkt zich de nagebootste stoornis?

A
  • Wanneer iemand zichzelf als ziek presenteert tegenover anderen en lichamelijke of psychische klachten voorwendt of doelbewust opwerkt om anderen te misleiden en te overtuigen van zijn of haar ziekte. Er is duidelijk sprake van misleiding, terwijl daar geen externe beloning tegenover staat.
    Vroeger werd dit het Münchhausensyndroom genoemd.
  • Er kan ook sprake zijn van een ‘nagebootste stoornis opgedrongen aan iemand anders’: dan presenteert iemand een ander als ziek en kan men doelbewust een ander verwonden.
    Vroeger werd dit het Münchhausen by proxy syndroom genoemd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is de diagnose andere gespecificeerde somatisch-symptoomstoornis of verwante stoornis?

A

De classificatie kan gebruikt worden voor klinische beelden waarbij kenmerkende symptomen aanwezig zijn, zonder volledig te voldoen aan de criteria van deze stoornissen, bvb omdat de klachten minder dan 6 maanden aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is de diagnose andere ongespecificeerde somatisch-symptoomstoornis of verwante stoornis?

A

De classificatie is van toepassing op klinische beelden waarbij symptomen significant lijden veroorzaken, maar niet volledig voldoen aan de criteria van deze stoornissen. De classificatie wordt enkel gebruikt in overduidelijk ongebruikelijke situaties waarin er onvoldoende informatie is om een specifiekere classificatie te kiezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is de prevalentie bij somatisch-symptoomstoornissen lastig vast te
stellen?

A

Omdat er weinig onderzoek naar is gedaan, dat wat is gedaan is bij huisartsen uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er wel bekend over de prevalentie van somatisch-symptoomstoornissen en verwante stoornissen?

A
  • Prevalentie iets hoger bij vrouwen (doordat zij meer klachten rapporteren dan mannen)
  • ziekteangststoornis (gebaseerd op diagnose hypochondrie): schatting 1,3-10%, identiek voor man/vrouw
  • conversiestoornis (vereist specialistisch neurologisch onderzoek), 2-3x vaker bij vrouwen dan mannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het beloop van de somatisch-symptoomstoornis?

A
  • Bij 50%-75% van de cliënten verbeteren de klachten over tijd
  • Bij 10%-30% verergeren de klachten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het beloop van de ziekteangststoornis (voorheen hypochondrie)?

A
  • Het herstel varieert tussen 33%-50%
  • Er zijn aanwijzingen dat een hoger klachtenniveau een slechter beloop voorspelt.
  • Het gelijktijdig hebben van een angst of depressieve stoornis heeft geen invloed op het beloop.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de somatische-symptoomstoornissen in stand?

A

Een complexe interactie tussen
* biologische factoren: vb het persoonlijkheidskenmerk neuroticisme
* psychologische factoren: psychotrauma (= seksueel misbruik, fysieke of emotionele verwaarlozing in de jeugd)
* sociale factoren: demografische kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat staat centraal in het model van Looper en Kirmayer (2002)?

A

Het geeft een overzicht van factoren die een rol spelen bij het ontstaan en voortbestaan van de somatisch-symptoomstoornis, de ziekteangststoornis en de stoornis van psychische factoren die een somatische aandoening beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is lichamelijke attributie en wat is het gevolg daarvan?

A

Wanneer men lichamelijke reacties als gevaarlijk of bedreigend interpreteert en toeschrijft aan een lichamelijke ziekte.
–> Men gaat zich vervolgens zorgen maken waardoor catastrofale gedachten ontstaan en demoralisering optreed. Daarna begint men meer vermijdingsgedrag te vertonen waardoor sociaal isolement ontstaat. De sociale reactie van de omgeving kan deze patronen versterken, of het herstel bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kan leiden tot lichamelijke attributie?

A

Selectieve aandacht voor wat men in het lichaam voelt, door fysiologische
veranderingen of emotionele opwinding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar is het model van Looper en Kirmayer minder goed op toepasbaar?

A

Op de conversiestoornis en de nagebootste stoornis

17
Q

Welke modellen zijn naast het model van Looper en Kirmayer nog meer in
gebruik?

A
  • Het circulaire ziekteangstmodel van Salkovskis
  • Het circulaire vreesvermijdingsmodel.
18
Q

Wat is anamnese?

A

Klinische diagnostisch onderzoek

19
Q

Welke 3 stappen worden doorlopen in het diagnostische proces van de
somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen?

A
  1. Klachtenanamnese
  2. Indien gewenst een gericht lichamelijk onderzoek
  3. Vaststellen van eventuele comorbiditeit
20
Q

Uit welke 5 klachtendimensies bestaat de klachtenanamnese bij cliënten met somatisch-symptoomstoornis of verwante stoornissen?

A
  • Somatische dimensie: grondig bevragen van de klacht en symptomen.
  • Cognitieve dimensie: ideeën over de oorzaak van de klacht en de automatische gedachten die de klacht of een toename ervan bij de cliënt oproepen. Wat verwacht men voor beloop, wat verwacht men van de behandeling, wat denkt de cliënt zelf te kunnen doen,..?
  • Emotionele dimensie: uitdiepen van de emotionele responsen op de klacht, wat dat doet met de cliënt.
  • Gedragsdimensie: nagaan welk gedrag iemand stelt tijdens klachten en het effect daarvan.
  • Sociale dimensie: reactie van de omgeving bevragen, kan men nog werken met de klachten en naar tevredenheid functioneren.
21
Q

Hoe kan men de intensiteit en ernst van pijnklachten vaststellen?

A

Door middel van zelfbeoordelingsvragenlijsten.

Voor pijnklachten kunnen visuele analoge schalen gebruikt worden , bvb 10-puntsschaal of een score van 0 tem 4 (geen klachten tem heftige klachten):
* McGill Pain Questionnaire.
* Checklist individuele spankracht, multidimensionele vermoeidheidsvragenlijst.
* Voor onderzoek: Whitely Indes, ilness attitude scale.

22
Q

Wat is latrogene schade?

A

Het medisch behandelen van een somatisch-symptoom of aanverwante stoornis brengt een risico op latrogene schade met mee: schade veroorzaakt door de medische behandeling.
Doorverwijzen naar psychologische hulp stuit vaak op onbegrip bij de patiënt.

23
Q

Wat is de meest effectief gebleken vorm van psychologische behandeling van
somatisch-symptoomstoornis, ziekteangststoornis en stoornis van psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden?

A
  • Cognitief gedragstherapie
  • Mindfulness/therapie
  • E/health-CGT
24
Q

Wat zijn veel toegepaste behandelinterventies bij cliënten met een somatischsymptoomstoornis of ziekteangststoornis?

A
  • Ontspanningsoefeningen
  • Aandachtstraining
  • Cognitieve interventies
  • Gedragsexperiment
  • Exposure en responspreventie
  • Exposure en graded activity
  • Systeeminterventies rond de klacht
25
Q

Wat zou een goede behandelmogelijkheid zijn bij een nagebootste stoornis?

A

Cliënten direct confronteren met hun eigen gedrag lijkt in de meeste gevallen niet effectief, ze ontkennen meestal (zelfs bij onweerlegbaar bewijs).
Men dient eerst te achterhalen wat de ‘winst’ is van het ziektegedrag (=ziektewinst) en dit daarna verder uit te werken met de cliënt.

Bij een nagebootste stoornis opgedrongen aan een ander is er sprake van mishandeling en dient er overeenkomstig gehandeld te worden, meestal zijn de slachtoffers kinderen.

26
Q

Wat zou een goede behandeling zijn bij een conversiestoornis?

A

Snel handelen is nodig, want de kans op spontaan herstel neemt af na 1-2 maanden en de kans op onnodig medisch onderzoek neemt daarna ook toe. Het lijkt erop dat een poliklinische behandeling met hypnose of suggestieve therapie effectief kan zijn.