HC9.8: Immuungecompromitteerde patiënt met infectie Flashcards

1
Q

Innate x oppervlak (huid en slijmvliezen)

A
  • Mechanische barriere
  • Secretoire barriere
  • Eliminatie door afvloed
  • Kolonisatieresistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Innate x humoraal

A
  • Lysozym
  • Lactoferrine
  • Complement
  • Cytokinen (IFN)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Innate x cellulair

A
  • Fagocyten
  • Neutrofiele granulocyten
  • Monocyten (macrofagen)
  • NK cellen
  • DC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Adaptief x humoraal

A

Antistoffen (B-cel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Adaptief x cellulair

A

T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzaken verminderde werking immuunsysteem

A
  • Immunosuppressieve therapie
  • Onderliggende immuundeficiëntie (primair of secundair)
  • Kankertherapie of AB
  • Beschadiging mucocutane barrieres
  • Metabole condities (uremie bij NI, diabetes, cirrose, ondervoeding)
  • Virale infecties (CMV, HCV, HBV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mechanische barriere

A
  • Huid en slijmvliezen
  • Bronchi
  • Ingewanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mechanische barrieres worden doorbroken door

A
  • Centrale lijn
  • Infuus
  • Wonden
  • Maagzuurremmers
  • Urinekatheter
  • Drains
  • Intubatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Endotracheale tube

A
  • Via mond naar binnen en reikt tot in trachea
  • Men verliest functie van slijmvliezen en trilharen
  • Verhoogde kans op LWI (ventilation associated pneumonie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Centrale lijn

A
  • Zorgt ervoor dat bacteriën van buitenaf makkelijk direct de bloedbaan in kunnen
  • Bacteriëmie van S. aureus of CNS
  • Trombus aan tip katheter
  • Infecties op afstand zoals endocarditis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Infuus

A
  • Hand
  • Irritatie bloedvat
  • Trombus; vat raakt geïnfecteerd en er ontstaat perifere flebitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Maagzuurremmers

A

Veranderen zuurgraad maag waardoor maagzuur minder goed bacteriën kan doden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Chemo

A
  • Mucositis en neutropenie
  • Wondjes in mucosale oppervlakken door hele tractus digestivus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lysozym

A
  • In traanvocht, speeksel en moedermelk
  • Uitgescheiden door epitheelcellen
  • Breekt koolhydraten af in celwand van bacterie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lactoferrine

A
  • Ijzerbindend eiwit dat geproduceerd wordt door epitheelcellen
  • In moedermelk
  • Remt proliferatie van bacteriën die door groei ijzer nodig hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aangeboren humorale afweer

A
  • Lysozym
  • Lactoferrine
  • Complementsysteem
  • Cytokinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe complementsysteem activeren?

A
  • Klassiek
  • Lectine
  • Alternatief

Komen allemaal samen bij C3 waarna er verschillende moleculen gevormd worden. Zorgt o.a. voor het vormen van MAC en functioneert als opsonine

18
Q

Bij complement deficiënties vooral infectie met…

A

Gekapselde micro-organismen

19
Q

Onderliggende disfuncties van complementsysteem

A
  • Te weinig aanmaak C1-C4 en C5-C9 (terminale component
  • Te veel verbruik C3 bijvoorbeeld bij SLE
20
Q

Gerelateerde infecties complementsysteem

A
  • S. pneumoniae
  • H. influenzae
  • S. aureus
  • N. meningitidis
21
Q

Hoe stoornissen in neutrofiele granulocyten

A
  • Kwantitatieve: na chemo waardoor slijmvliezen aangetast
  • Kwalitatieve
  • Grote kans op infecties met bacteriën, gisten en schimmels
  • Hoe minder neutrofielen in bloed, hoe groter kans op ernstige infectie

Patiënten met langdurige neutropenie krijgen vaak schimmelinfecties zoals invasieve long aspergillose

22
Q

Ecthyma gangrenosum

A
  • Door hematogeen verspreide bacteriën
  • Huidabcessen vaak met opgeworpen wand
23
Q

Aspergillus

A
  • In weefsels en vaten
  • Zien op CT als halo-sign
  • Met chemo proberen leukemiecellen op te ruimen wat neutropenie veroorzaakt
  • Wanneer het opruimen niet lukt heeft patiënt leukemie en neutropenie
  • Bij langdurige neutropenie crescent air sign
24
Q

Halo sign

A
  • Tijdens neutropenie
  • Dens centrum met lichter gespikkeld randje
25
Q

Crescent air sign

A

Kapot weefsel rondom infiltraat in de vorm van halve maan

26
Q

Candida

A
  • Gist
  • Vrouwen in vagina
  • Bij AB gebruiken
  • Candida in bloed dan kan het ook in lever en huid voorkomen
  • Ook in retina = candida endophthalmitis
  • Gedissemineerd: koorts en pukkeltjes
27
Q

CGD

A
  • Door functiestoornis in neutrofiele granulocyten
  • Geeft groter risico op infecties met katalase positieve bacteriën: S. aureus, Pseudomonas spp. en schimmels
  • Stoornis bij intracellulair doden van micro-organisme
28
Q

Verworven humorale afweer

A
  • Te weinig antistoffen: agammaglobulinemie, CVID, allo-SCT
  • Slechte kwaliteit: MM, CLL, HIV
29
Q

HIV

A
  • Te weinig T-cellen
  • B-cellen worden minder goed gestimuleerd
  • Continue inflammatie zorgt voor veel aanmaak van antistoffen waarvan kwaliteit niet optimaal
30
Q

Giardia Lamblia

A
  • Parasiet die kleine wonden veroorzaakt
  • Bloedverlies, anemie
  • Oraal oplopen bij tropen
  • Bij van tevoren IgA-deficiëntie gaat parasiet nooit meer weg, geeft chronische buikpijnklachten
  • IgA niet zomaar geven, toedienen via biest (eerst melk koe na kalveren)
31
Q

Opportunistische infectes

A

CD4 <200/mm3:
- Pneumocystis carinii pneumonie
- Histoplasmose
- Cryptokokken
- Toxoplasmose
- Atypisch herpes simplex
- CMV
- Mycobacterium avium complex

CD4 >200 mm/3:
- Trush (orale candidiasis)
- Orale harige leukoplakie
- TUBC

32
Q

Opportunistische infecties die gerelateerd zijn aan T-celproblemen

A
  • Virussen
  • HSV, VZV, CMV, EBV
  • Legionella, Salomonella, Listeria, M. tuberculosis, M. avium en Norcardia
  • Gisten en schimmels
  • Candida, cryptokok, histoplasma, pneumocystis carinii
  • Parasieten
  • Toxoplasma gondii
33
Q

HSV

A
  • Normaal koortslip
  • Bij T-cel stoornis laesie over de hele mond, uitbreiden naar wangen
  • Kunnen secundair geïnfecteerd worden door S. aureus bijvoorbeeld
34
Q

VZV

A
  • Gordelroos
  • 70% positief en op latere leeftijd
  • Normaal tot 1 dermatoom
  • Bij immuundeficiëntie hele gezicht
  • Blind
  • Ernstige neurogene pijn
35
Q

CMV

A
  • Koorts en vermoeidheid
  • Latent
  • Gastritis, pneumonieën en colitis met insluitlichaampjes die lijken op uilenogen
36
Q

Nocardia

A
  • Verhoogde kans pneumonie
  • Via bloedbaan verspreiden en hersenlaesies geven
  • CT om hersenabcessen op te sporen bij immuun gecompromitteerde patiënten
37
Q

Candida

A
  • Schimmels
  • Na chemo bij neutropenie
  • Beslag op farynxboven en uvula
  • Pijnlijk en slikklachten
  • Afvallen
38
Q

Cryptococcus neoformans

A
  • Meningitis
  • Schimmels
  • Uitwerpselen vogels
39
Q

PCP

A
  • Schimmels
  • Pneumocystis carinii pneumoniie
  • Alveoli aangetast
  • Geeft ernstige dubbelzijdige pneumonieën bij patiënten met T-cel immuundeficiëntie
40
Q

Toxoplasmose

A
  • Parsitaire
  • Contact met kattenfeces
  • Blijft in dwarsgestreept spierweefsel in hersenen