HC1.2: concepten lichaamssamenstelling Flashcards

1
Q

op welke niveau’s kan je de samenstelling van het lichaam omschrijven?

A
  • anatomisch
  • moleculair
  • cellulair
  • op niveau van de weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit hoeveel elementen bestaat het lichaam?

A
  • 50 elementen
  • 5 van die elementen maken 98% uit van het lichaamsgewicht
  • de andere 45 elementen zorgen voor ongeveer 2% van het lichaamsgewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welk element zorgt voor het grootste deel van het lichaamsgewicht (61%)?

A

zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

al die elementen die in het lichaam zitten, bevinden zich in…

A

moleculen, waardoor we meer dan 100.000 verschillende chemische stoffen in het lichaam hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

al die moleculen vormen zich tot…

A

cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uit hoeveel cellen bestaat het lichaam ongeveer?

A

10^14 cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

al die cellen vormen zich weer tot…

A

weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom is het belangrijk om de lichaamssamenstelling te meten?

A
  • het heeft belangrijke implicaties voor gezondheid (bijv. wat is de kans dat iemand HVZ of diabetes krijgt)
  • te veel vet of te weinig is niet goed
  • om aanbevelingen te maken (zoals hoeveel vet of spier iemand moet verliezen/aankomen)
  • sportadviezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe bereken je BMI?

A

gewicht / lengte x lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vanaf welke leeftijd is het BMI geldig?

A

alleen voor volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

is BMI alleen genoeg?

A

niet altijd, vaak is het ook belangrijk om de middelomtrek te meten, dat zegt meer over hoeveel vet er aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de relatie tussen BMI en sterfte?

A

bij een BMI hoger dan 25, gaat de mortaliteit omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

relatie tussen BMI, leeftijd en mortaliteit:

A

als je bejaard bent, doet het BMI veel minder op de kans op mortaliteit, dan wanneer je jonger bent
hoe jonger je bent, hoe meer er een relatie is tussen BMI en mortaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat kan er gebeuren bij een te laag vetpercentage?

A
  • problemen met reproductie, door hormonen
  • meer kans op auto-immuun ziektes
  • meer kans om ziek te worden, door slecht afweersysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoog vetpercentage geeft meer kans op:

A
  • HVZ
  • hypertensie
  • type 2 diabetes
  • kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verschillende depots bij vetopslag in het lichaam:

A
  • subcutaan (onder de huid) (gezond vet)
  • intermusculair (vet in de spieren) (belangrijke rol bij metabolisme)
  • intramusculair (tussen de spieren)
  • viscerale vet (rond de organen) (dat is schadelijk)
17
Q

waar slaat het viscerale vet zich op bij mannen?

A

vooral in de buik

18
Q

waar slaat het viscerale vet zich op bij vrouwen?

A

heupen, billen, lage abdomen, armen

19
Q

vetmassa:

A

al het vet in het lichaam, dus ook het essentiële vet

20
Q

vrouwen hebben meer essentieel vet dan mannen

A
21
Q

methodes om lichaamssamenstelling te meten:

A
  • huidplooien
  • ratio meten tussen middelomtrek en de heupen (WHR)
  • bio-elektrische impedantie meting
  • beeldvorming technnieken (DEXA scan, CT, MRI)
22
Q

wat meet je met een huidplooi meting?

A

het subcutane vet

23
Q

waar is de hip taille ratio een goede maat voor?

A

voor de hoeveelheid visceraal vet

24
Q

ligt de heup taille ratio bij mannen of vrouwen lager?

A

bij vrouwen is MHR lager

25
Q

de WHR is geassocieerd met:

A
  • de mate van insuline resistentie (diabetes)
  • hoge bloeddruk
  • lage HDL cholesterol spiegels in het bloed (dus weinig goed cholesterol)
  • kans op HVZ
  • overal mortaliteit
26
Q

welke WHR is bij mannen en vrouwe geassocieerd met slechte uitkomsten?

A
  • mannen > 0,95
  • vrouwen: > 0,8
27
Q

gezond vetweefsel:

A

er zitten veel bloedvaatjes tussen die het vetweefsel van zuurstof voorzien

28
Q

bij snelle toename van visceraal vet:

A

vetcellen worden hypertrofisch en de bloedvaatjes kunnen het vetweefsel niet meer goed voorzien van zuurstof. dan kan necrose van die vetcellen plaatsvinden. daardoor komen er allemaal macrofagen in het vetweefsel en die maken ontstekingsstofjes aan.
- daarnaast veranderen de hormonen die het vetweefsel afgeeft, waardoor bijvoorbeeld het verzadigingsgevoel verstoord raakt

29
Q

hoe werkt bio elektrische impedantie meting?

A

het meet de geleidingssnelheid door het lichaam. vet geleidt veel minder goed dan water en dus kan daarmee de samenstelling van het lichaam worden gemeten

30
Q

wat is gouden standaard om lichaamssamenstelling te meten?

A

DEXA scan

31
Q

nadeel DEXA scan:

A

je kan niet meten hoeveel visceraal vet en hoeveel subcutaan vet er is