HC1.1: inleiding energiebalans en basaalmetabolisme Flashcards
basaalmetabolisme:
de energiebehoefte in rust, wanneer het lichaam geen arbeid hoeft te leveren (bewegen, maar ook eten verwerken)
voedselinname - verbranding =
verandering in vet opslag
voor elke 7500 kcal die je te veel of te weinig eet
neemt het lichaamsvet met 1 kg toe of af
1 kcal is de hoeveelheid energie die nodig is om…
1 gram water, 1 graden celsius in temperatuur te laten toenemen
energie inhoud voedsel componenten:
- koolhydraten: 4 kcal/g
- eiwit: 4 kcal/g
- vet: 9 kcal/g
- alcohol: ongeveer 7 kcal/g
aanbevolen samenstelling dieet: percentages bij energie intake tussen de 2000-2500 kcal:
- koolhydraten 40%
- vetten max. 40%
- eiwit 10-25 %
waarom wordt aanbevolen om niet minder dan 20% koolhydraten te eten?
het dient ter voorkoming van ketose
hoeveel procent verzadigd vet zou je idealiter moeten eten?
minder dan 10%
hoe meet je energieverbruik?
Brandstof + O2 –> CO2 + H2O + warmte
- je kan dus het energieverbruik meten door het O2 verbruik te meten
- de CO2 productie
- warmte productie
meten warmte productie:
in een afgesloten kamer mensen arbeid laten leveren. met thermometer bepalen hoeveel warmte een persoon produceert.
je meet daarmee dus de warmte en dus de directe calorimetrie
wat meet je bij indirecte calorimetrie?
daarbij meet je het zuurstofverbruik. dat doe je door de ingeademde en uitgeademde lucht te analyseren en dat is dan een maat voor het energieverbruik.
zuurstofverbruik bij koolhydraten:
5,05 kcal/L O2
zuurstofverbruik bij vetten:
4,74 kcal/L O2
zuurstofverbruik bij eiwit:
4,46 kcal/L O2
de verhouding tussen CO2 productie en O2 verbruik (de respiratoire quotiënt)…
verschilt tussen eiwitten, koolhydraten en vetten
RQ:
- koolhydraten: 1,0
- vetten: 0,7
- eiwit: 0,8
waarvoor is die RQ handig?
door zowel het O2 als CO2 te meten, kan je aan de hand van de RQ bepalen hoeveel energie uit koolhydraten, vetten en eiwitten wordt gehaald.
double labelled water methode:
- daarmee kan je over meerdere dagen, het totale energieverbruik meten
- een patiënt krijgt double labelled water
- gedurende een aantal dagen vang je urine op
- je meet in die urine de verhouding tussen de twee isotopen van water (2H) en zuurstof (18O)
- die 2H die wordt uitgescheiden komt van het water
- die 18O komt van het water, maar een deel van die 18O blazen we af als CO2 en die missen we dus als we de 18O in de urine meten.
- het verschil tussen de snelheid waarmee 2H en 18O uit de urine verdwijnen, zeggen iets over het energieverbruik over langere periode.
waar wordt energie globaal voor gebruikt? (per dag)
- basaalmetabolisme (60-70%)
- adaptieve thermogenese (ongeveer 10%)
- fysieke arbeid en NEAT (de rest van de %)
basaalmetabolisme dient voor:
- hartfunctie, ademhaling en bloedcirculatie
- voortgeleiding zenuwimpulsen en hersenfunctie
- reabsorptieprocessen in de nier
- groei en weefselgeneratie
- eiwit en RNA synthese, iontransport en lichaamstemperatuur
basaalmetabolisme kan veranderen door:
- ziekte
- ondervoeding
- infectie
- schilklierafwijkingen
- koorts
- ernstige verwondingen
je basaalmetabolisme hangt vooral af van je vetvrije massa.
waar bestaat vetvrije massa uit?
- water
- mineralen
- wat glycogeen/glucose
- eiwit, dus spiermassa
hoe meer spiermassa,
hoe hoger basaalmetabolisme