HC.1 - Diagnostiek van infectieziekten Flashcards

1
Q

Waar kijk je naar bij patientgegevens bij diagnostiek infectie ziektes?

A
  • Demografische gegevens
  • VG
  • Immuunstatus
  • Anamnese
  • LO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de acuut fase eiwit?

A

CRP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom belangrijk om ziekteverwekker aan te tonen?

A
  • Bepaalt keuze en duur van anti-microbiele therapie
  • Gevolgen voor omgeving
  • Epidemiologisch belang
  • Kan evt wijzen op verminderde afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke onderzoek inzetten bacterien?

A

Belangrijkste:
- Kweek + gevoeligheidstest
- Moleculaire diagnostiek

Maar evt:
- Direct preperaat
- antigeentest
- Serologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Parasieten onderzoeken?

A

Belangrijkste:
- Direct preparaat
- Moleculair diagnostiek

Maar evt:
- Antigeentest
- Serologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onderzoeken virussen?

A
  • Serologie
  • Moleculair diagnostiek

Maar evt: direct preperaat, antigeentest of kweek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderzoeken schimmels/gisten?

A
  • Kweek + gevoeligheidsbepaling
  • Moleculair diagnostiek

Maar evt:
direct preparaat, antigeentest of serologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt direct preparaat?

A

Diagnostiek direct op materiaal, meestal dmv kleuring.

Direct preparaat geeft ook gramkleuring aan, maar ook andere kleuringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voordelen directe preparaat met kleuring?

A
  • Meerdere micro-organismen samen
  • Snel
  • Grote waarde in steriele materialen
  • Ook niet kweekbare micro-organismes aantoonbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nadelen directe prparaat met kleuring?

A
  • Weinig sensitief
  • Voor nadere determinatie en gevoeligheidsbepaling andere tehcniek nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doe je met kweek?

A

In lab micro-organismen laten vermenigvuldigen tot er voldoende zijn om ze goed te kunnen zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

NAdeel kweek?

A

Niet bij alles goed in zetbaar, altijd goed nadenken over keuze kweekmethode en medium is afhankelijk van materiaal en vraagstelling.

Bv: legionella, campulobacter en gonokokken slecht kweekbaar.

Bij geen vraagstelling heet het een banale kweek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soort kweekmedia zijn er?

A

Selectieve en electieve kweekmedia

Selectief: remming oninteressante flora
Electief: vergemakkelijkt determinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Maldi-TOF?

A

Laser afschieten op plaatje met bacterie erop. Gebruikt om onderscheid te maken van bacterien. Dit wordt gedaan op basis van tijd en grootte

Dus voor identificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe bepalen gevoeligheid bacterie en welke antibiotica erbij past?

A

Antibiogram, dmv testen of bacterie groeit bij de antibiotica.

Geautomatiseerd, disk diffusie en e-test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe heet bloedkweek incubator

A

Bactec - locatie NE1 bloedafname lab

17
Q

Voor- en nadelen kweek?

A

Voor:
- Meerdere micro-organismes
- Identificatie en gevoeligheidsbepaling
- redelijk sensitief
- redelijk goedkoop

Nadelen:
- alleen kweekbare micro-organismen
- Soms arbeidsintensief

18
Q

Wat is serologie?

A

Meten van de immunologische respons van de gastheer tegen micro-organismen

In acute fase tot weken is speicieke IgM(of IgA) aantoonbaar, later ook IgG

19
Q

Voordelen serologie?

A
  • Goedkoop
  • Moeilijk te kweken micro-organismes ook te bepalen
  • Immuniteit is te bepalen
20
Q

Nadelen sergologie?

A
  • Nauwelijks geschikt vor acute infectie, antistoffen pas na dagen te meten
  • Anvragen voor specifieke pathogenen
  • Kruisreactief
21
Q
A